Spel en speel

’Deu hadde’t speeël wieër: ze zijn wieër lielek aan ‘t doen bij ’t kaarte, die no.nke van eus! Zjust jing … en dè zijn dan groëte minse!’ (Het spel zit weer op de wagen: ze zijn weer aan ’t vechten bij het kaarten, die ooms van ons! Net kinderen … en dat zijn dan volwassenen!)

In het Peerder dialect kennen we de woorden ‘spel’ en ‘speeël’ die beide (meestal) hetzelfde betekenen, maar het gebruik ervan is blijkbaar leeftijdsgebonden. De jongere generatie heeft het meestal over ‘spel’, de oudere generatie gebruikt meestal ‘speeël’ (met de lange /e:/). Het verkleinwoord is ‘spelleke’ en het werkwoord is ‘spele’ en tot daar is het nog eenvoudig … maar dan ‘begint het spe(e)l’: wat is het meervoud?

Niet eenvoudig, ook niet in het AN en wie het echt wil uitvlooien, kan best op een link onderaan klikken. Twee schaakspellen zijn twee schaakborden met de stukken, twee spellen schaak zijn twee schaakwedstrijden en schaakspelen is het meervoud van het schaakspel zoals het gespeeld wordt. Ik had je gewaarschuwd: ‘deu begint het spe(e)ël’, geraak er maar wijs uit. Een tip: het meervoud van het verkleinwoord, is in alle betekenissen correct: “spelletjes”, dus! En wat stellen we vast? In het dialect gebruiken wij ook heel dikwijls het verkleinwoord van ‘spel’, zowel in het enkelvoud als in het meervoud: ‘e spelleke spele / spellekes spele’, ‘e spelleke kaarte / drei spellekes kaarte’. Als we een “spel kaarten” bedoelen, zegt de jongere generatie meestal ‘e spel, e spelleke of e pekske kaarte’, niet? De oudere generatie heeft het ook wel over ‘e pekske kaarte’, maar ook over ‘e speeël kaarte’ waarmee het geheel van de kaarten in een pakje bedoeld wordt. Het oude meervoud is ‘twieë speeël kaarte’, twee pakjes kaarten! Ook voor “speelgoed” in het algemeen gebruiken we in Peer ‘speeël’: ‘Pak d’oeër speeël mèr bieën, jing, ’t is ètestijd!’(Neem je speelgoed maar bij elkaar, kinderen, het is tijd om te eten!)

Deu hadde ’t spe(e)ël wieër’ wordt in (o.m.) het Peerder dialect gebruikt om aan te geven dat er iets gaat gebeuren, dat de poppen gaan dansen, dat de/een (meestal vervelende) zaak is begonnen. Met ‘spel’ of ‘speeël’ wordt in deze uitdrukking verwezen naar het wagenspel dat in de middeleeuwen populair was: een (toneel)stuk werd op een verplaatsbare wagen opgevoerd op verschillende plaatsen. De bekendere uitdrukking is ‘het spel/speeël zit wieër oppe wage’ en ze wordt dikwijls in de sport gebruik om aan te geven dat er heibel op komst is.  Een heel bekend wagenspel is dat van “Mariken van Nieumeghen” (Marieke van Nijmegen). Meer weten? Klik op de link hieronder.

In ons dialect hebben we nog een uitdrukking om naar een soort “toneel” te verwijzen. ‘Ge moet deu niet zoe e spe(e)ël van make, jo.ng’ (je moet daar niet zoveel theater rond maken!) ‘Spe(e)ël make’ verwijst dus naar de drukte, de heibel, het theater dat mensen soms maken rond iets banaals, iets gewoons! ‘Maak ‘r mèr nie te veel spe(e)ël van, hè!’ is een goede raad om de zaken niet te ingewikkeld te maken en er (ook) niet te veel energie in te steken.

Als er speling zit bv. op de pedalen van de fiets dan zeggen wij ook dat ‘er spe(e)ël op zit’. En in het geval van speling op het stuur van een auto hoor je in Peer ook wel dat er ‘jimmy op het stieër’ zit. Blijkbaar is ‘jimmy’ een verbastering van de Engelse term “shimmy” die aangeeft dat de stuurinstallatie van een auto abnormaal snel trilt.

Tot slot kennen we nog een ‘spe(e)ël’ en als dat op ongepaste momenten tevoorschijn komt, dan ‘zit ’t spe(e)ël hielegans oppe wage’, nl. wanneer iemand ‘ze spe(e)l aut z’n bro.k hèèt hangen’ en dan hebben we het natuurlijk over het mannelijk geslachtsdeel dat uit de broek komt kijken! Je was gewaarschuwd: ‘Deu hadde ’t spe(e)ël wieër!’

Nog ‘spel en speel’?

https://www.vlaanderen.be/taaladvies/taaladviezen/gezelschapsspellen-gezelschapsspelen
https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/schaakspel
https://www.e-wld.nl/lemma/search/?search=spel
Wagenspel: https://www.dbnl.org/tekst/dela012alge01_01/dela012alge01_01_02305.php
https://www.renaultforum.nl/forum/jimmy-in-het-stuur-tijdens-remmen-t5527.html
https://www.vlaamswoordenboek.be/definities/23084
https://translate.google.com/?sl=en&tl=nl&text=shimmy&op=translate

Eerste publicatie in Blikveld nr. 42 van 20 oktober 2023.

Louis Dingenen

Spek – Het spek aanhebben

‘Hèè is er lang langs gekome, mè nau hèèt er ‘t spek aan ze bieën!’ (Hij is er lang aan kunnen ontsnappen, maar nu heeft hij het spek aan zijn been!)

‘Hèè hèèget spek aan’ of ‘hèè hèèt het spek aan ze bieën’ gebruiken we (o.m.) in het Peerder dialect om aan te geven dat iemand “erbij is, in een moeilijke situatie beland is, de vervelende gevolgen van iets moet dragen, de klos is, voor iets moet opdraaien, het kind van de rekening is …” Bij de verkorte vormen ‘het spek aan’ en ‘het spek aan hemme’ wordt de invulling voor een deel aan de luisteraar overgelaten … en kan je er dus alle kanten mee op.

Soms wordt de verkorte vorm ook wel eens gebruikt om aan te duiden dat iemand bv. getrouwd is. In die vorm is ‘het spek aan hemme’ synoniem met ‘het zieël aan hemme’ (de strop om de nek hebben) … of is het “de das dragen”?

Waar dat ‘spek’ vandaan komt, is niet meteen duidelijk, maar het zou kunnen dat het komt van “een blok aan zijn been hebben”. De gevangenen hadden vroeger soms letterlijk een “houten blok” aan het been zodat ze niet konden weglopen. Om zo’n uitdrukking levendiger te maken, vervingen “de mensen” dan wel eens een deel van zo’n uitdrukking door iets anders, in dit geval dus “spek”. Oh ja, ‘ergens langskome’ betekent bij ons ‘ergens aan kunnen ontkomen’.

Nog ‘spek’:   

http://www.sosseteit.gent/Etymologie.html

Eerste publicatie in Blikveld nr. 21 van 26 mei 2023.

Louis Dingenen

Sjars

‘Hèè vertrok volle sjars met z’nen nauwen tif en 100 mèter wijer ging ‘r volle sjars tege de grond … sjarspijp hielegans kepot!’ (Hij vertrok met volle snelheid met zijn nieuwe motorfiets en 100 meter verder ging hij voluit tegen de grond … uitlaatpijp helemaal stuk!)

‘Sjars’ of ‘sjaars’ kan in o.m. het Peerder dialect verscheidene betekenissen hebben. In de voorbeeldzin lees je dat iemand ‘volle sjars’, ‘vol sjaars’ of ‘volle sletel’ met zijn motorfiets vertrekt: hij draait het gashendel helemaal open, hij geeft “vol gas” en hij laat de motor op hoge en/of volle toeren draaien! Een synoniem in het dialect kan zijn: ‘vollen do.mp’. Als je dan ‘vol sjars’ of ‘vol(le) sjaars’ tegen de grond gaat, ga je voluit, helemaal, hard … onderuit. Dat dan alleen maar de ‘sjarspijp’ of de ‘sjarsbeis’ stuk is, is nog niet zo erg, want zo’n “uitlaatpijp” is vervangbaar.

‘Sja(a)rs’ of ‘chars/charge’ in deze context is een verbastering van het Franse woord “charge” in de betekenis van “(volle) lading”. Het werkwoord “charger” betekent o.m. opladen zoals in “een accu opladen” of “een geweer laden”.

We vinden volle “lading” ook terug in een zin als: ‘Het begos te règene en te onwère en ich kreeg mich deu de vol sjars ever mich henne!’ (Het begon te regenen en te onweren en ik kreeg de volle lading over mij heen!). In deze context verwijst ‘sjars’ naar “charger” in de betekenis van het (be)laden van iets of iemand om het te (laten) dragen, net zoals in ‘ich hem al een hieël sjars blaar weggedeun, mè ’t is nog nie te zien!’  (ik heb al een hele lading bladeren weggedaan, maar ’t is nog niet te zien).

“Charge” kan ook nog verwijzen naar een (snelle) aanval of uitval, bv. van de politie of de cavalerie. Ook kan “charge” verwijzen naar een duw met de schouders (of met het volledige lichaam) om iemand “opzij te zetten” of opzij te duwen zoals in sommige balsporten gebeurt: in het voetbal is een lichte charge met de schouders (meestal) toegelaten. Het werkwoord dat bij “een charge uitvoeren” hoort, is “chargeren”, maar ik heb de indruk dat wij in het Peerder dialect noch het werkwoord, noch het zelfstandig naamwoord “charge” in de laatste betekenis kennen en/of gebruiken. Denk jij er anders over? Laat het ons dan zeker weten, ok!

Nog ‘sjars’:

https://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/charge https://etymologiebank.nl/trefwoord/charge

Eerste publicatie in Blikveld nr. 44 van 3 november 2023.

Louis Dingenen

Sjarel

‘’t Is mich ‘nen echte Sjarel, dèè nauwe koning van Engeland, nie?’ (’t Is me d’er eentje, die nieuwe koning van Engeland, niet?)

Toen prins Charles op 6 mei van 2023 officieel tot King Charles III van Engeland en het Commonwealth gekroond werd, was hij eigenlijk als koning sinds 8 september 2022, de dag dat zijn moeder Queen Elizabeth II overleed. In 2022 en ook nu stonden (vooral) de sociale media bol van commentaren en grapjes over deze jongeman die op zijn 73ste zijn eerste job (aangeboden) kreeg, of liever: erfde. Mij viel (o.m.) dat ene zinnetje op: ‘’t Is toch ‘ne sjarel, hè!’ Wij kennen ‘Sjarel’ in ons dialect toch ook, niet?

We kennen “Sjarel” als de progressieve spelling van de eigennaam “Charel” die naast “Karel”  staat, de Nederlandse versie van de Franse en Engelse “Charles”. We schrijven “Sjarel” dan met een hoofdletter, maar wanneer we (o.m.) in Peer iemand een ‘sjarel’ noemen, gebruiken we een kleine beginletter en hebben we het over een soort man die we kunnen omschrijven als een “rare vogel, een wat eigenaardige, ongewone kerel”. Meestal houdt ‘sjarel’ ook wel een licht negatieve bijklank in, maar tegelijk klinkt er wat vriendelijkheid door. Denk hierbij aan slungelachtige en slordige jongeren die we ‘sjarels’ of ‘sjarelkes’ noemen, in de betekenis van lieve kwajongens. ‘Jeu, ’t zijn mich kèrels, echte sjarels!’ Volgens de enen zijn dit synoniemen, anderen vinden dat er een betekenisverschil is in die zin dat ‘kèrels’ positiever overkomt dan ‘sjarels’! Wat vind jij ervan?

Ergens in het achterhoofd klinkt ook een oud (voks)liedje waarin ‘Sjarelke’ een hoofdrol speelt … ‘Sjarelke, sjarelke, hangt ‘m met zijn broekske aan een nagelke …’ Zegt het je iets? Ik ben absoluut niet zeker van de tekst, het is duidelijk maar een fragment … Ik heb wel een volledige tekst gevonden van een volksliedje dat wel eens de bron ervan geweest kan zijn: “De historie van Chareltje, z’n broek en een nageltje” waarin staat: “Chareltje, Chareltje, hoeng mè zijn broek on een nageltje …” waarbij “hoeng” bij ons ‘ho.ngk’ is (hing). Het kan kloppen met wat hierboven staat, want die ‘hangt em’ kan je ook lezen als “zie hem daar hangen, hangt hij mij daar toch” in plaats van als een bevel … In ieder geval is het geen (echt) Peerder dialect, want wij zouden zeggen ‘hingt er’ (hangt hij) en ‘brikske’ in plaats van “broekske”. Waarschijnlijk is het dus overgenomen uit een ander Vlaams dialect of een tussentaal.

Onze ‘sjarel’ komen we ook tegen in de uitdrukking: ‘ich bin gesjareld’ in de betekenis van gefopt, bedot, belazerd en bedonderd, het vlaggen hebben …. Vandaag horen we ook ‘gezjost’ zeggen om hetzelfde aan te geven. Wie die “Sjarel” en die “Jos” dan echt (geweest) zijn, kwam ter sprake in een radioprogramma van Radio 2 in 2018. Magda Devos, professor (o.m. dialectologie) van de Gentse universiteit beweerde dat “Sjarel” en “Jos” koosnaampjes zijn voor het mannelijk lid “dat wel meer mannelijke namen toebedeeld krijgt” … zoals Piet! Het ligt dus voor de hand dat ‘gesjareld’ en ‘gezjost’ betekenen dat je “gekloot, bedrogen” bent! De term ‘gesjareld’ is volgens de professor in heel Vlaanderen erg bekend en ‘gezjost’ is in opmars. ‘Sjarel’ wordt, naast ‘Piet’ ook in (o.m.) ons dialect ook gebruikt als (koos)naampje voor het mannelijk geslachtsdeel, zo leverde een (beperkte) rondvraag op 😊.

Meer ‘gesjarel’:

https://muzikum.eu/nl/paul-dhollander/de-historie-van-chareltje-zn-broek-en-een-nageltje-songtekst
https://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/gesjareld
https://www.ensie.nl/woordenboek-van-populair-taalgebruik/sjarel

Onlangs verscheen het “Thematisch Woordenboek van het Hechtels Dialect” van Clem Agten die vroeger al een gelijkaardig werk over het dialect van Eksel gepubliceerd heeft. Het is een indrukwekkende en mooi uitgegeven boek van 1425 pagina’s met illustraties en verhalen over “Leven en liefhebben, wonen en werken in Hechtel in de eerste helft van de 20ste eeuw”. Kostprijs: 60 euro. Meer info via dialectwb.hechtel@gmail.com

Eerste publicatie in Blikveld nr. 20 van 19 mei 2023.

Louis Dingenen

Siggel en siggelen

‘Och, hè kan bekan nèks mieë, het is toch ‘ne siggelèèr, hè … geut ‘em es evvekes hellepe!’ (Ach, hij kan bijna niets meer, het is toch een sukkelaar, hè … ga hem eens even helpen!)

Iedereen kent er wel een, maar niemand wil er een zijn … een “sukkel” of een “sukkelaar” bedoelen we. “Sukkelen” noemen we (o.m.) in het Peerder dialect ‘siggelen’ en een “sukkel” is een ‘siggelèèr’ (meestal mannelijk) of een ‘siggel’ (meestal vrouwelijk). Mensen kunnen ‘aan of oppe siggel zijn’, maar ook organisaties of voetbalploegen, zoals op het einde van 2021 te lezen was in Het Belang van Limburg: “Tandeloos Genk blijft sukkelen” waarmee duidelijk gemaakt werd dat het toen, in tegenstelling met 2023, niet goed ging met voetbalclub KRC Genk. Het verkleinwoord van ‘siggel’ is ‘siggelke’ en dit woord heeft een wat meewarige bijklank omdat de persoon in kwestie blijkbaar medelijden opwekt. Soms gebruiken we ‘siggelèèr’ ook met een grimlach zoals in ‘En gèèf dèè siggelèèr ooch ’n pint!’

Siggelen’ kan verscheidene betekenissen hebben, maar de basisbetekenis blijft wel aanwezig, nl. dat het niet zo goed lukt, dat het niet vooruitgaat. Wanneer iemand met een klus of actie bezig is en het lukt niet zo best, om welke reden dan ook, dan spreken we over iemand die aan het sukkelen is, aan het ‘siggelen’. Dat ‘siggelen’ kan aan de onhandigheid van de persoon in kwestie liggen, maar ook aan andere zaken.

Heel dikwijls gaat “sukkelen” over de gezondheidstoestand van iemand … “Alles goed?” of  ‘Hoe is ’t?’ of ‘Hoe gieget?’ of ‘Hoe gieget met o.ch?’ (Hoe gaat het met je?) zijn gewone (beleefdheids)vragen waarop we dikwijls zelfs geen antwoord verwachten. Het zijn eigenlijk vriendelijke manieren om sociaal contact tot stand te brengen … met mensen die we kennen. Vergelijk die vragen met de Engelse introductievragen “How do you do?” of “How are you?” waarop  men echt geen gezondheidsbulletin als antwoord verwacht. De Engelsen vragen dat zelfs aan mensen die ze niet kennen, maar wij vragen (voorlopig nog) niet naar de gezondheid van mensen die we niet kennen.

Wanneer iemand met zijn gezondheid “sukkelt” zeggen wij in Peer dat hij ‘(wa) siggelt’ of ‘oppe siggel is’ of ‘ane siggel’ of ‘aan ’t siggelen’ is. Soms zegt men expliciet dat het om de gezondheid gaat zoals in ‘Hè siggelt wa met z’n gezondheid, met z’n bieën of met z’n lo.nge’, want het blijkt dat je bv. ook een “parkeersukkel” kan zijn, of een “computersukkel”. In het Antwerps noemen ze een sukkel een “koekenbakker”.

Je kan ook zeggen dat iemand ‘siggelechtig’ (sukkelachtig) is en dat ‘gesiggel’ (gesukkel) is ook niet bepaald bevorderlijk voor de geestelijke gezondheid van de betrokken persoon, zeker wanneer hij niet echt meer ‘oppe gang’ (op gang) geraakt. ‘ ’t Is ‘n echte siggelko.nt gewo.re ’t lèste jeur … ‘ en daarmee vat je de toestand van iemand mooi samen: geen knoeier, geen sukkelaar, maar een “sukkelkont”, een term die het nodige medeleven inhoudt.

Onze wens en hoop is ‘daffe dit jeur gezond moge blijve en nie te veel moete siggele!’

Meer ‘gesiggel’:

https://etymologiebank.nl/trefwoord/sukkel
https://gtb.ivdnt.org/iWDB/search?actie=article&wdb=WNT&id=M067396
https://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/sukkel
https://ewnd.ivdnt.org/boeken/woord/96073
https://onzetaal.nl/taaladvies/koekepan-koekenpan

Eerste publicatie Blikveld nr. 1 van 6 januari 2023.

Louis Dingenen

Schop en schip

‘De schip enne scho.p steun in ’t schèpke! Pak ze mèr en koomt mich mèr wa helpe, mè scho.p nie tegen die bloemen aan, hè!’ (De spade en de schep staan in het schuurtje! Neem ze maar en kom mij maar wat helpen, maar trap niet tegen die bloemen, hè)

“Koterijen” werden en worden ze nogal minachtend genoemd … die bijgebouwtjes en soms bouwvallige achterbouwen aan vele huizen in Vlaanderen. De benaming “koterijen” verwijst naar “kot” in de betekenis van “hok” en wij kennen dat soort ‘hokken’ of ‘koter’ ook in ons Peerder dialect. Een van onze populaire benamingen om een redelijk klein bijgebouwtje aan te duiden, is ‘schop’ of ‘schèpke’, het verkleinwoord van ‘schop’. Als je vroeger in een boerderij naar de ‘schop’ verwees, dan bedoelde je een (redelijk groot) aangebouwde bergplaats waarin soms de karren en nog andere werktuigen gestald waren. Vandaag is een ‘schop’, en zeker een ‘schèpke’, veelal een klein(er) hokje met daarin vooral tuingereedschap. In een variant van het Peerder dialect kennen we ook ‘sjop’ om een ‘schop’ aan te duiden.

We zouden in deze rubriek heel wat werktuigen voor in de tuin kunnen bespreken, maar dat laten we voor een andere keer. Vandaag concentreren we ons op twee populaire werktuigen waarvan de benamingen nogal eens door elkaar gehaald worden … omdat niet iedereen de correcte betekenis van die werktuigen kent. Een ‘scho.p’ (met de iets langere /o/) heet in het AN ook “schop”, zo lees je in Van Dale die “schop” omschrijft als “een ijzeren of stalen blad aan een houten steel.” Mmmm … neen, Van Dale, dat is niet goed genoeg voor ons, want wat staat er in Van Dale bij “spade”: “schop”.

Zie je, “schop” en “spa(de)” zouden synoniemen zijn, maar niet in Peer! Een ‘scho.p’ heeft een wat gebold blad en een ietwat gekromde steel, een ‘schip’ heeft een recht blad en een rechte steel … of niet? Een ‘scho.p’ gebruik je om bv. (veel) zand of kiezel te ‘scho.ppe’, te verplaatsen, een ‘schip’(met de ontronde /i/ i.p.v. de ronde /u/) dient om te ‘spaaien’. In het AN heet dat “spitten”, zoals in “de tuin omspitten”, ‘den hoof o.mspaaie’ of gewoon ‘spaaie’. “Graven” is een veel te algemene term voor ‘scho.ppe’ en/of ‘spaaie’.

Tussen haakjes, ‘spaaie’ kan figuurlijk ook betekenen “veel eten, toetasten, bikken ..;” zoals in ‘ziet ‘m mèr es spaaie, hèè hèèt precies groeëten ho.nger!” (Kijk hem maar eens toetasten, hij heeft precies grote honger!)

Een ‘scho.p’ betekent bij ons ook “trap” zoals in ‘Een scho.p onner z’n ko.nt, dè krijgt ‘r as ‘r nog es hei dèèrt te kome!” (Een trap onder zijn achterwerk, dat krijgt hij als hij nog eens hier durft te komen!) Het meervoud is ‘scho.ppe’ en het werkwoord is ook ‘scho.ppe’. Zo kan je letterlijk een bal heel hard ‘wegscho.ppe’ of kan je figuurlijk ‘e koot inne lo.cht scho.ppe’ als je langs de bal trapt.

Anderzijds, wie het ver ‘gescho.pt hèèt’ heeft daarom nog niet tegen een bal getrapt! Iemand reikte een redelijk agressieve uitspraak uit vroegere tijden aan: ‘Dèè vaulerik moes es goed mette scho.p op z’n bakkes krijge!’ En hier is ‘scho.p’ geen trap, maar een ‘schep/spade’. En de kaarters dan, die kennen ‘scho.ppe’ ook, zowel op als onder de kaarttafel. En ‘oeër’ scho.p afkuise’ … kennen we dat in het Peerder ook?

Meer ‘schop en schip’:

https://etymologiebank.nl/trefwoord/schop4
https://etymologiebank.nl/trefwoord/koterij

Eerste publicatie in Blikveld nr. 36 van 8 september 2023.

Louis Dingenen

Schink

‘Kiekt d’n hond mèr es bezig met dèè schink aaf te knabbele … ’t smeekt ‘m percies!’ (Zie de hond maar eens bezig met dat bot af te kluiven … het smaakt hem precies!)

Ene schink’ betekent (o.m.) in het Peerder dialect “een bot” of “een been”, een stuk “geraamte” zonder vlees, ook gekend als ‘knook’. Honden hebben graag ‘schinke’, maar je moet wel opletten welke soort ‘schink’ je ze geeft, zo blijkt. Als je vroeger naar de slager ging, kocht je ook een ‘schink veer inne so.p te doen’ en soms kreeg je zo’n ‘schink’ zelfs gratis mee … heerlijk!

In sommige dialecten bestaat er een onderscheid tussen ‘sjink’ en ‘sjonk’ waarbij het eerste een ‘schink’ (bot) is en het tweede wat wij kennen als ‘hesp’ (ham), vlees van de varkensbil.

Vel ever schinke, zoe mager waas ‘r toen ‘r trigkwaam aut ‘t hospitaal!’ (Vel over been was hij toen hij terugkwam uit het ziekenhuis!) In die context hoor je ook ooit zeggen van iemand die heel erg ziek is: ‘Ge moogt blij zijn as ge de knoke nog ever haat!’ (Je mag blij zijn als je de botten nog overhoudt!) waarmee bedoeld wordt dat je blij mag zijn dat hij/zij de ziekte overleeft, ook al is hij graatmager geworden en alleen nog maar vel over been is.

Meer ‘schink’:

https://etymologiebank.nl/trefwoord/schenk1
https://nl.wiktionary.org/wiki/schink

Eerste publicatie in Blikveld nr. 47 van 24 november 2023.

Louis Dingenen

Een aanvulling bij ‘Schink’:Het andere “schink” ken ik wel “ne schink ver inne sop om ne gooje boeljon te trèkke”!  Vroeger als we naar de slager gingen dan was het “brèngt ooch mè ne schink mee ver inne sop” en dan hadden ze het liefst “ne gooje vèttige boeljon mèt oege terrop” “‘van ‘t  gedacht allien al begin ich mich te schudde van aafkier!”

Potteren en potkèèren

‘Wa zijde nau wieër aan ’t pottere? Pas mèr op da ge o.ch nie te vaul maakt!’ (Wat ben je nu weer aan het aanrommelen. Let maar op dat je je niet te vuil maakt!)

Pottere’ is een (o.m.) Peerder dialectwoord met een heel gamma aan betekenissen en geen echte AN-tegenhanger. Het is niet echt klussen of knutselen en ook niet echt onhandig bezig zijn of klunzen. ‘Iemet dèè aan het pottere’ is, is bezig, maar het is niet echt duidelijk waarmee hij bezig is: hij rommelt (maar) wat aan… Als je iemand een ‘potterèèr’ noemt, is dat evenwel geen compliment, want dan vinden ze je eerder een klooier en prutser dan een vakman.

Een belangrijk aspect van ‘pottere’ is dat een ‘potterèèr’ dikwijls ouderwets en gebrekkig materiaal, oude methodes en achterhaalde technieken gebruikt om te werken. Een kenner legde het zo uit: ‘Met immers water drage neu de bieëste inne plak van waterleiding te legge, dè is ooch pottere! (Met emmers water dragen naar het vee in plaats van waterleiding te leggen, dat is ook potteren!) Een synoniem zou ‘klosser’ kunnen zijn, maar ‘klosser’ kan heel negatief zijn, terwijl ‘potterèèr’ eerder mild is. ‘Klosse’ is “onaf, onvakkundig werk afleveren”.

In het schitterende Groot Woordenboek van het dialect van Meeuwen lees je, weliswaar in het Meeuwers natuurlijk, dat ‘Aa minse altijd iets te pottere moete hemme!’ (Oude mensen moeten altijd iets omhanden hebben!)

Even terloops: ‘Pottere’ zou komen van het Engelse werkwoord “to potter”, dat “potten bakken” betekent, maar ook lanterfanten, kuieren, slap werken …

En ‘potkèère’ dan? Is dat een Peerder synoniem van ‘pottere? Niet iedereen blijkt ‘potkèère’ of ‘potkeire’ (nog) te kennen en wie het kent en gebruikt stelt dat ‘potkèère’ een graad “erger” is dan ‘pottere’. “Aanmodderen, rommelen” lezen we in het Vlaams woordenboek en “ordeloos werken” vinden we in het Diepenbeeks dialectwoordenboek. Een ervaren Peerder bron geeft aan dat iemand die ‘potkèèrt’ iemand is die het bijzonder bont maakt en zich niets aantrekt van de regels. Het gaat om iemand die zonder echte structuur tewerk gaat en in totale chaos leeft. ‘Potkèère’ is dus meer dan de overtreffende trap van ‘pottere’.

‘Leut mich dan nog mè wa pottere, ich doen niemed gieë keud!’ (Laat mij dan nog maar wat potteren, ik doe niemand kwaad!)

Meer ‘potteren’ en ‘potkèèren’:

https://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/potkeiren https://www.mijnwoordenboek.nl/dialect/diepenbeeks
https://etymologiebank.nl/trefwoord/potteren 

Eerste publicatie in Blikveld nr. 5 van 3 februari 2023.

Louis Dingenen

Piezerik (zie ook Zwaars)

“Ik denk dat de dialectman in het stukje over “zwaars“, hem een beetje gezwaarst heeft 😄. Vroeger gebruikte men een stukje van het varken om de zaag in te vetten, maar dat was dan “ne piezerik”, geen stuk spek (ik denk dat ze dat liever in de pan bakten), maar wel de piemel van het varken.”

Bovenstaande aanvulling op het dialectstukje over ‘zwaars’ (van vorige week) kreeg de redactie (van Blikveld) binnen. Een leuke reactie en bovendien ook nog correct, dankjewel beste lezer, zo hebben we het graag en wij gaan er even op in.

In het Peerder dialect kennen we niet alleen ‘piezerik’, maar ook ‘pizerik’, ‘pezerik’ en ‘pisserik’ om (o.m.) hetzelfde onderdeel van het (geslachte) varken te benoemen: de roede, de penis van het varken. Nadat de ‘piezerik’ gedroogd was, werd hij als smeermiddel voor zagen gebruikt, zowel in de schrijnwerkerij als op de boerderij. Een verhelderend en ook onderhoudend verhaal over dit onderwerp, vind je via een link onderaan … zeker lezen!

Tegelijk weten wij uit getuigenissen dat soms ook stukken spek of ‘zwaars’ als smeermiddel gebruikt werden, niet alleen voor de zagen, maar ook om lederen schoenen in te “vetten”. Nog straffer is deze getuigenis van iemand met veel ervaring in het slachten van varkens: “Ja, het kon de penis van het varken zijn, maar niet altijd. Dikwijls was het een klompje huid en vet met een ‘pees’ aan. Uit een zeug werd ook een ‘piezerik’ gesneden.”

In ‘piezerik’ en varianten herkennen we het woord “pees”, het uiteinde van een spier waarmee die aan een bot vastzit. Een pees is sterk en werd vroeger o.m. als “boogpees” gebruikt om de pijlen soepel, krachtig en ver weg te schieten. In de uitdrukking “ergens de pees op leggen” gaat het om een bullenpees … de roede van een “bul”, een stier. Zo’n pees kon wel 80 cm lang zijn en bij het drogen werd die heel hard zodat ze als zweep of strafwerktuig gebruikt kon worden om bv. een trekdier harder te doen werken!

In de sport hoor je wel eens dat een trainer er “de pees op legt” en dat betekent dat hij zijn sporters heel hard laat trainen. Hopelijk krijgen die dan geen last van hun “achillespees” die de kuitspieren met de hiel verbindt. De benaming “achillespees” komt van de held Achilles uit de Griekse mythologie. Bij zijn geboorte hield de moeder hem met zijn hiel vast toen ze hem in de rivier de Styx dompelde om hem onkwetsbaar te maken. Alleen vergat ze die hiel nadien ook in dat water te dompelen en Achilles werd later in de strijd gedood door een giftige pijl in die hiel. De “achilleshiel” duidt vandaag op de plek waar iemand (het meest) kwetsbaar is, letterlijk en figuurlijk.

Wij kennen ‘pezen’ ook in het Peerder dialect. Als we zeggen ‘Hèè peest ‘m nogal!’ dan bedoelen we dat hij er nogal hard invliegt. In het Amsterdams betekent “pezen” hard werken, maar ook “neuken”. Wie ooit in de rosse buurt, de Walletjes, in Amsterdam geweest is, zal zich zeker de uitstalramen herinneren met daarin de uitgestalde koopwaren! Achter die uitstalramen bevinden zich de “peeskamertjes” waar er met de klant “gepeesd” wordt. “Pezen” betekent in die context naast “neuken” ook “prostitueren, de hoer spelen”.

In het Peerder hebben ‘piezerik’, ‘pizerik’, ‘pezerik’ en ‘pisserik’ ook een figuurlijke betekenis, nl. die van een flauw, onplezierig, leep en achterbaks ventje, een onnozelaar, een ‘piske van e menneke’. Oh ja, nog een weetje: de inwoners van Loenhout (deelgemeente van Wuustwezel) en Dessel hebben blijkbaar de bijnaam ‘pezeriken’…

Meer ‘piezerik‘ (zie ook zwaars) :

https://www.bhic.nl/ontdekken/verhalen/de-pizerik-een-oud-smeermiddel
https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/pees
https://www.bhic.nl/ontdekken/verhalen/de-pizerik-een-oud-smeermiddel
https://nl.wikipedia.org/wiki/Bullenpees
http://www.mokums.nl/cursus_amsterdams.html

Eerste publicatie in Blikveld nr. 32 van 11 augustus 2023.

Louis Dingenen

Piekskesdreud

‘Om de wèè aaf te maken gebreikde de boere vrigger gemèènlek piekseskreud.’ (Om de weide af te bakenen gebruikten de boeren vroeger gewoonlijk prikkeldraad.)

Het was hard werken en ook gevaarlijk om een weide te omheinen met ‘piekskesdreud’, ‘pinnekesdreud’, ‘pikdreud’ of ‘pikkedreud’ … De soms vlijmscherpe randen van de spiralen op de draad konden je handen erg verwonden als bv. de draad los kwam of een kram of ‘kremke’ (krammetje) het begaf. ‘Ge kost o.ch lielek begaaie,’ herinnert een ervaren lezer zich nog (Je kon je erg pijn doen!).

Later verdrong de ‘stroeëmdreud’ de ‘piekskesdreud’. Bij ‘stroeëmdreud’ (schrikdraad) worden zwakke stroomschokken door de draad gestuurd om de dieren binnen de omheinde ruimte te houden door ze af te schrikken. De dieren zullen zich overigens ook minder verwonden als zij tegen of door de draad heen proberen te lopen dan bij ‘pieksesdreud’ het geval is.

Natuurlijk verschilt het soort draad dat gebruikt wordt en ook de installatie ervan van situatie tot situatie … en vandaag de dag moet de omheining ook nog wolf-proof zijn … om de wolf buiten te houden!

Eerste publicatie in Blikveld nr. 25 van 23 juni 2023.

Louis Dingenen