Schink

‘Kiekt d’n hond mèr es bezig met dèè schink aaf te knabbele … ’t smeekt ‘m percies!’ (Zie de hond maar eens bezig met dat bot af te kluiven … het smaakt hem precies!)

Ene schink’ betekent (o.m.) in het Peerder dialect “een bot” of “een been”, een stuk “geraamte” zonder vlees, ook gekend als ‘knook’. Honden hebben graag ‘schinke’, maar je moet wel opletten welke soort ‘schink’ je ze geeft, zo blijkt. Als je vroeger naar de slager ging, kocht je ook een ‘schink veer inne so.p te doen’ en soms kreeg je zo’n ‘schink’ zelfs gratis mee … heerlijk!

In sommige dialecten bestaat er een onderscheid tussen ‘sjink’ en ‘sjonk’ waarbij het eerste een ‘schink’ (bot) is en het tweede wat wij kennen als ‘hesp’ (ham), vlees van de varkensbil.

Vel ever schinke, zoe mager waas ‘r toen ‘r trigkwaam aut ‘t hospitaal!’ (Vel over been was hij toen hij terugkwam uit het ziekenhuis!) In die context hoor je ook ooit zeggen van iemand die heel erg ziek is: ‘Ge moogt blij zijn as ge de knoke nog ever haat!’ (Je mag blij zijn als je de botten nog overhoudt!) waarmee bedoeld wordt dat je blij mag zijn dat hij/zij de ziekte overleeft, ook al is hij graatmager geworden en alleen nog maar vel over been is.

Meer ‘schink’:

https://etymologiebank.nl/trefwoord/schenk1
https://nl.wiktionary.org/wiki/schink

Eerste publicatie in Blikveld nr. 47 van 24 november 2023.

Louis Dingenen

Een aanvulling bij ‘Schink’:Het andere “schink” ken ik wel “ne schink ver inne sop om ne gooje boeljon te trèkke”!  Vroeger als we naar de slager gingen dan was het “brèngt ooch mè ne schink mee ver inne sop” en dan hadden ze het liefst “ne gooje vèttige boeljon mèt oege terrop” “‘van ‘t  gedacht allien al begin ich mich te schudde van aafkier!”

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *