ZEGSWIJZEN

In de rubriek “Zegswijzen” komen allerlei (oude) uitdrukkingen uit het Peerder dialect aan bod … met de uitnodiging om zelf mee op zoek te gaan naar nog meer Peerder uitdrukkingen. Alle op- en aanmerkingen, correcties, toevoegingen en suggesties zijn van harte welkom.

As: As de as brèkt

‘Gèè met oeëren as dit en as dèt … Widde wa? As de as brèkt, dan vilt de kèèr! Pakt vast en begint eraan!’ (Jij met je als dit en als dat … Weet je wat? Als de as breekt, dan valt de kar! Pak vast en begin eraan!)

Je kent de mensen wel die het ‘groeët ko.nne autlegge’ (goed kunnen uitleggen), maar niet geneigd zijn om zelf aan het werk te gaan of om zelf te werken. Zij maken voorbehoud en uiten veronderstellingen … “als dit en als dat”, soms tot in het oneindige, en ondertussen … nemen ze geen initiatief.

Om daar een einde aan te maken en om tot de orde van de dag te komen, zeggen wij (o.m.) in het Peerder dialect: ‘As de as brèkt, dan vilt de kèèr! Als de (dwars)as van de (boeren)kar het begeeft, dan valt de kar door zijn as en op de grond en ‘zijde autgeboerd’ (heb je gedaan).

Deze uitdrukking gebruiken we om te zeggen dat we genoeg hebben van alle uitvluchten en excuses en dat het tijd is om aan de slag te gaan.

AS: In de assen vallen

‘Ve ware genoeëdigd oppe kèrmis, mè dè volt in d’asse, want ich waas zik toen ve mochte geun!’ (We waren uitgenodigd op de kermis, maar dat is niet doorgegaan, want ik was ziek toen we mochten gaan!)

De betekenis van in d’asse valle is duidelijk: wat gepland was, gaat (jammer genoeg) niet door! Assen is het meervoud van as, hetgeen overblijft als je bv. hout of kolen verbrand hebt … verbrandingsrest dus.

De oorspronkelijke uitdrukking blijkt te zijn: “Tussen twee stoelen in de as vallen” met als betekenis: niet kunnen kiezen, de kans missen, in de problemen zitten, maar ook: er bekaaid vanaf komen. Dat laatste element vinden we (enigszins) terug in onze (o.m.) Peerder uitdrukking, want als iets (aangenaams) niet doorgaat, kom je er meestal bekaaid vanaf.

‘Dè vilt in d’èèrd’ (dat valt in de aarde) blijkt ook te bestaan in het Peerder, met dezelfde betekenis als ‘in d’asse valle’. Ze zijn beide dan synoniem van het AN “in ‘t water vallen”.

BEEN: Op ieë bieën ko.nde nie steun. (Op één been kun je niet staan )

Als iemand je thuis of op café op een drankje trakteert, dan neem je dat met plezier en/of uit beleefdheid aan. Je toost op zijn of haar gezondheid en geniet. Als je een tweede drankje aangeboden krijgt en je moet nog (naar huis) rijden of je moet nog elders zijn, dan bedank je beleefd. ‘Allè, komaan, drinkt ‘r nog iene … op ieë bieën ko.nde nie steun!’ luidt dan de aansporing in (o.m.) het Peerder dialect om toch nog ‘ieënen te drinke’. Komaan, drink er nog een … op één been kan je niet staan, is dus een aansporing om er nog eentje te drinken. Varianten van deze uitdrukking zijn “op één been kan je niet lopen” en “op één been kan alleen een ooievaar staan”. In het Frans zegt men “ne pas s’en aller sur une jambe” en in het Duits is het ‘auf einem Beine kann man doch nicht stehen”. Schol … en zorg dat je er niet te veel drinkt, want dan kun je zelfs op je twee benen niet meer staan!

BETALEN: Met de tau hand betale’ (Met de gesloten hand betalen)

Wanneer je voor familie of vrienden een klusje opknapt, dan is het niet ongebruikelijk dat je daarvoor liever niet betaald wil worden. OK, een fles wijn, dan, prima! Vriendendiensten, noem je dat en die worden nogal eens ‘met de tau hand betaald’, met “de gesloten hand” betaald. Het spreekt voor zich dat uit ‘een tau hand’ geen geld tevoorschijn komt en dus doe je de klus gratis … maar niet voor niets, hopelijk! Je doet een vriendendienst terug of helpt op de manier zoals je het kan.

Tussen vrienden en familie wordt ook niet alles zo precies gewogen en geteld zoals in de zakenwereld waar ‘uurtje factuurtje’,niets voor niets’ en ‘voor wat, hoort wat’ algemeen geldende regels zijn. Let wel op met zogenaamde vriendendiensten, want er zijn strenge wettelijke regelingen in verband daarmee om bv. zwartwerk tegen te gaan. Klik maar eens op de link hieronder.

Tussen haakjes: men spreekt ook van ‘koeëpe met de tau hand’ (kopen met de gesloten hand) wanneer je bv. iets van een familielid “officieel” iets koopt, maar het niet moet betalen. Dat gebeurt ook wel bij erfenissen, delingen enz.

BIJKOMEN: ‘Deu koomde nie van bij’ (Daar kom je niet van bij)

Als je gewicht toegenomen is en je dus zwaarder geworden bent, dan kan je (o.m.) in het Peerder dialect zeggen dat je ‘bijgekome’ of ‘verdikt’ bent, ‘dikker of vètter gewoore zijt’. Het tegenovergestelde is dat je ‘aafvalt’, vermagert of afslankt.

‘Deu koomde nie van bij’ betekent letterlijk dat je er niet dikker van wordt, dat je er niet van ‘bijkoomt’, ook wel “aankomt” in het AN. ‘Deu moogde zoeveel van ète as ge wilt, deu koomde nie van bij!’ (Daar mag je zoveel van eten als je wil, daar kom je niet van aan!) De uitdrukking ‘deu koomde nie van bij’ heeft echter ook een belangrijke figuurlijke betekenis, nl. “dat is ingrijpend, dat hakt erin, dat komt hard aan”. Ingrijpende gebeurtenissen in het leven zoals een overlijden, een scheiding, een ontslag … zorgen dikwijls voor veel ongemak, leed, verdriet en stress … en ‘deu koomde nie van bij’, integendeel zelfs, je gehele gezondheid lijdt eronder en je wordt er (meestal) magerder van.

BROOD: Dè èt gieë broeëd (Dat eet geen brood)

Iedereen maakt wel eens de situatie mee dat een stuk huisraad, een boek, een meubelstuk, een werktuig, een stuk speelgoed waarmee je een speciale maar niet nader te omschrijven “band” hebt … blijkbaar toch ‘inins inne weeg ligt’ (ineens in de weg ligt) en opgeruimd moet worden. Jij wil het houden en kan alleen maar ‘deuveer’ (daarom) antwoorden op de vraag waarom je het niet weg wil doen. Ken je dat? Hier is een tip die in het verleden wel gewerkt heeft. Je zegt: ‘Mè dè èet toch gieë broeëd!’ waarmee je aangeeft dat het betreffende stuk “geen brood eet” in de betekenis van “geen kosten” met zich meebrengt als je het behoudt en dat het eigenlijk ook niet weg hoeft en/of niet in de weg ligt. Veel succes ermee!

DOOD: ‘Iemed doeëd dèle’ (Iemand dood delen) Je leert de ware aard van mensen pas echt kennen in echt belangrijke en moeilijke situaties en een daarvan is wanneer er ‘gedèèld moet wère’ (gedeeld moet worden) bij de erfenis na een overlijden van bv. de ouders. ‘Hadde ‘r al mee moete dèle?’ is de ultieme vraag als het op het “kennen” van iemand aankomt. In die context moeten we de uitdrukking ‘iemed doeëd dèle’ situeren. Het is een heel oude uitdrukking en waarschijnlijk zullen maar weinigen ze nog kennen omdat ze in onbruik geraakt. Toch werd ze (o.m.) in het Peerder dialect gebruikt wanneer het over erfenissen ging/gaat. ‘Iemed doeëd dèle’ betekent dat iemand niets krijgt van de erfenis. Een bron verklaart de herkomst van de uitdrukking door te stellen dat bij de bewuste verdeling een van de zogenaamde erfgenamen dan voor “dood” wordt aanzien en dus niets erft. Een andere bron meent dat de erfenis zo lang aansleept dat er uiteindelijk niets meer overblijft. De moderne erfeniswetgeving probeert dit soort toestanden in ieder geval te voorkomen, maar toch eindigt één op de drie erfenissituaties in familieruzies, zo blijkt. ‘Ieder ’t zijn is nèks te veel’ is misschien een goed principe om te onthouden.

DUUR: ‘Haad oeër lommele mèr, ze zijn mich gegève te dieër!’ (Houd je rommel maar, zelfs gratis is het mij nog te duur!)

Wanneer iets van zo’n slechte kwaliteit is dat het eigenlijk “gratis nog te duur” is, dan zeggen we (o.m.) in het Peerder dialect dat het ‘gegève (nog) te dieër is.

Gegève’ betekent hier dus dat je het gratis krijgt, dat het je (cadeau) gegeven wordt en dat je er dus niet voor hoeft te betalen.

In dit verband is het misschien interessant om eens in te gaan op het subtiele onderscheid dat ik ooit eens gehoord heb tussen “gratis” en “voor niets” … “Ken je het onderscheid tussen “gratis” en “voor niets”? “Awel, ‘ich bin gratis neu de school geweest … en gèè veer nèks, zee ‘t menneke!’ (Ik ben gratis naar school geweest … en jij voor niets, zei het mannetje).

KOP en KONT: Erges kop en ko.nt aan inschiete (Ergens kop en kont aan inschieten)

Wie handeldrijft, weet dat je inkomsten hoger moet liggen dan je uitgaven … anders maak je verlies en dat is niet de bedoeling. Wie heel veel verlies maakt bij een verkoop, ‘schiet ‘r kop en ko.nt aan in’ zeggen we dan in (o.m.) het Peerder dialect. En als je even nadenkt over ‘kop en ko.nt’ dan besef je dat je het over het hele lichaam, de hele persoon (bijna) hebt, kortom, je gaat ‘overkop’, je gaat (zo goed als) failliet, je bent alles én jezelf kwijt … of toch bijna, want ‘erges kop en ko.nt aan inschieten’ is blijkbaar meestal beperkt tot één situatie en in de toekomst absoluut te vermijden.

ORGEL: ‘Dè trèkt op gienen èrgel!’ (Dat trekt op geen orgel)

Je trekt goedgezind naar een evenement waarop je je al een hele tijd verheugd hebt: een voetbalwedstrijd, een kooroptreden, een tentoonstelling … vul zelf maar in. Gaandeweg het evenement stel je vast dat je je ergert aan het niveau van de voorstelling, het spel … dat ondermaats is. En het wordt alleen nog maar erger … het lijkt nergens naar … kortom, ‘het trèkt op gienen èrgel!’ (Het lijkt op geen orgel!!!)

Wat komt die orgel hier doen? Blijkbaar komt deze uitdrukking van de langere versie “Dat trekt op geen orgel, breek die carrousel maar weer af.” Met “carrousel” wordt hier een “draaimolen” op de kermis bedoeld en die was vroeger vaak uitgerust met een draaiorgel … die waarschijnlijk dan geen of heel slechte muziek produceerde. Als je vindt dat deze uitleg ‘op gienen èrgel trèkt’, dan is dat je goed recht en nodig ik je uit om een betere uitleg te formuleren.

Alvast dank en oh ja, in het Nederlands bestaan er nogal wat uitdrukkingen met het woord “orgel” in en we kennen ook nog heel veel uitdrukkingen om aan te geven dat iets ‘op gienen èrgel trèkt’, maar dat is voor een andere keer, misschien.

PANNEN: ‘Deu ligge pannen op ’t daak!’ (Er liggen pannen op het dak!)

Volwassenen praten onder elkaar wel eens over onderwerpen die niet voor kinderoren bedoeld zijn, maar die kinderoren zijn dikwijls wel heel geïnteresseerd.

Wanneer de volwassenen elkaar onopvallend duidelijk willen maken dat het niet past dat die kinderen horen wat gezegd wordt, dan gebruiken ze de uitdrukking ‘deu ligge pannen op ’t daak’ of kortweg ‘pannen op ’t daak’. Varianten zijn ‘deu liggen te veel pannen op ’t daak’, ‘(deu zitte) dauven op ’t daak’ en ook wel ‘deu zitte mussen op ’t daak’.

Sommige bronnen suggereren dat “muren hebben oren” een waardige AN-versie zou zijn voor deze uitdrukking, maar dat durven we te betwijfelen.

PRATEN: Ze ko.nne bèter van o.ch kalle as van o.ch ète! (Ze kunnen beter over je praten dan van je eten)

Roddelen is een belangrijke bezigheid van heel wat mensen en soms ben jij het onderwerp van die roddel, zo hoor je dan via via terug. Gelukkig weet je ook dat de betekenis van het woord “roddel” duidelijk is: het is lasterpraat van iemand die opzettelijk slechte en onware dingen over je vertelt.

Je kan je daarin ‘opnèèn’ (opnaaien, opwinden), je kan depri worden of je kan er boven staan door te stellen: ‘ze ko.nne bèter van o.ch kalle as van o.ch ète’ … Laat ze maar praten, dat is een teken dat ze je niet vergeten zijn, dat je nog in de belangstelling staat en vooral, het zou pas erg (en duur) zijn als je ze allemaal de kost zou moeten geven.

‘O.ch, die roddelèèrs hemme ommes aners nèks bèters te doen!’ (Die roddelaars hebben immers niets beters te doen) en daarbij: ‘alles wasse zegge zijn ze zelf!’ (alles wat ze zeggen, zijn ze zelf!)

VEL: ‘Ge ko.nt ‘ne stieën ’t vel nie aafdoen’ (Je kan een steen het vel niet afdoen)

Als je nog geld tegoed hebt van iemand die geen geld of goederen (meer) heeft, dan heb je pech, want ‘ge ko.nt ‘ne stieën ’t vel nie aafdoen’. “Waar niets is, kan je niets halen,” betekent de uitdrukking die in verschillende variaties bestaat zoals “een kei kan je het vel niet afstropen”, “een kei kan je niet stropen” en “een kale kip kun je niet plukken”  In ‘ge ko.nt ‘ne stieën ’t vel nie aafdoen’ herkennen we ‘’t vel aafdoen’ in de betekenis van “de huid (af)stropen” of “villen”, een term die (o.m.) in het Peerder dialect bekend is als de roepnaam van een hele generatie slagers, ‘slachters’ of ‘vellers’, in andere dialecten ook gekend als ‘vilders’.

VLAG: De vlag hingt aut. (De vlag hangt uit)

Wist je dat er heel strikte richtlijnen zijn voor het uithangen van de vlag(gen) in Vlaanderen? Je vindt alle protocolvoorschriften via de link hieronder en je zal nogal opkijken … als je de volgende keer naar een vlag kijkt. Wees anderzijds niet verbaasd wanneer men met je lacht wanneer je zelf “de vlag hebt uithangen”. ‘Kiekt deu, dèè hèèt de vlag authange …’ of ‘de vlag hingt aut ‘ betekent (o.m.) in het Peerder dialect dat je hemd uit je broek hangt of dat je onderbroek uit je broek komt piepen. Kennen wij ook het gezegde ‘’t Is nie everal kermis boe de vlag authingt!’ in de betekenis van “schijn bedriegt”?

WATER: ‘Water inne kèller hemme’ (Water in de kelder hebben)

Water in je kelder hebben, is een probleem waar niemand om kan lachen. Wanneer we daarentegen iemand zien ‘dèè water inne kèller hèèt’ dan is de kans groot dat het beeld op de lachspieren werkt.

Water inne kèller’ betekent namelijk dat iemand te korte broekspijpen heeft zodat er tussen de schoenen en de broekrand een te grote gaping is. Voor clowns is dat een redelijk normale klederdracht, voor de gewone mens niet.

Vandaag kan het als modegril met opzet gebeuren dat iemand ‘water inne kèller hèèt’ en vroeger kwam dat ook geregeld voor bij kinderen en (meestal wat oudere) mannen die door middel van bretellen hun broek nogal hoog optrokken.

Let op, het gaat niet om “het water in de kelder hebben”, want dat zou (vroeger zeker) op financiële nood kunnen wijzen en zelfs op een nakend faillissement. Voor zulke situaties hebben wij vandaag de uitdrukking dat “het water (tot) aan de lippen staat”.

WIJS: Iemed vanne wijs brenge. (Iemand van de wijs brengen)

‘Stopt met d’n hielen tijd oeër naas te snitte … ge bringt mich vanne wijs!’ (Stop met voortdurend je neus te snuiten … je brengt mij in de war!) De melodie van een liedje noemen we ook de ‘wijs’ en het is belangrijk dat je de ‘wijs’ correct aanhoudt als je een lied mooi wil brengen. Als je iemand dus ‘vanne wijs brengt’ heeft dat als gevolg dat het lied niet meer correct gezongen wordt omdat de zanger ‘vanne wijs aaf is’ of “in de war is” of “van streek is”. Bij uitbreiding geldt de uitdrukking voor alle situaties waarin iemand “in de war” is, “de draad kwijt is”, “van streek is” … De meeste straat- en feestliederen hadden/hebben overigens geen eigen melodie, geen eigen “wijs”, maar werden/worden (mee)gezongen ‘oppe wijs van’ bekende andere liederen. Dat was/is makkelijk om te onthouden en om mee te zingen. 

ZAK: De nate zak krijge’ (De natte zak krijgen)

“De zak krijgen” betekent dat je ontslag krijgt als werknemer en meestal gaat het om een onverwacht en zelfs niet zo eervol ontslag. Je wordt er “zomaar uitgegooid”, zonder veel plichtplegingen en je krijgt of liever, kreeg “je zak met je persoonlijke spullen” mee naar huis. “Ontslagen worden” is in het Engels “to get the sack” en iemand ontslaan is “to give someone the sack”. So far, so good, maar wat is ‘de nate zak krijge’ dan? Onder meer in Peer wordt deze zegswijze gebruikt om aan te geven dat iemand de “dupe” is of wordt van een zaak, dat hij beladen wordt met bv. de schuld of de negatieve gevolgen van iets, dat hij moet opdraaien voor een vervelende situatie. ’t Is taus altijd ’t zelfde: ich krijg altijd de nate zak!’ (Het is thuis altijd hetzelfde: ik ben altijd de dupe!)

ZIJNE: Ieder ’t zijn en de koië nèks (Ieder het zijne en de kwade niets)

Als er weer eens gediscussieerd werd over wie de rechtmatige eigenaar van iets was of over wie wat eigenlijk zou moeten hebben … dan kwamen gegarandeerd een aantal clichés naar boven. Een ervan was ‘Ieder ’t zijn is nèks te veel’ en in (o.m.) het Peerder dialect was dit cliché populair: ‘Ieder ’t zijn en de koië nèks!’ Het klinkt goed, aannemelijk en rechtvaardig, maar je kan er toch nog alle kanten mee op. Wat is ‘’t zijn’ dan? Die vraag wordt niet beantwoord … En wie is de ‘koië’, de kwade? Ik heb het nooit geweten tot ik op zoek ging en wat blijkt: deze uitdrukking is de vertaling van de gevleugelde Latijnse uitdrukking “Suum cuique” (spreek uit: soewoem koewiekwee) en ze betekent: “Ieder het zijne, elk wat hem toekomt.” Het is een fundamenteel recht dat ieder krijgt waar hij recht op heeft … en die ‘koië’ … dat is volgens verscheidene religies “de duivel”, de verpersoonlijking van het “kwade”. Zorg dus dat je bij de ‘goei’ bent!

Onnozel en onnozelaar

‘Ge moet nie zoe onnieëzel doen en ge moet o.ch ooch nie zoe onnieëzel veeërdoen!  Ve wete goed genoeg dagge ’ne profiteur zijt, onnieëzelèèr dagge loeëpt! Wo.cht gèè mèr!’ (Je moet niet zo onschuldig doen en je moet je ook niet doen alsof je van niets weet. We weten goed genoeg dat je een profiteur ben, onnozelaar dat je bent! Wacht jij maar!)

Met “onnozel” kun je (o.m.) in het Peerder dialect vele kanten op, met ‘onnieëzelèèrs’ kun je jammer genoeg geen kant op! ‘Onnieëzel’ of ‘ennieëzel’ (met de doffe /e/ in het begin) betekent flauw, dom, naïef en zelfs wat achterlijk. Als je ‘onnieëzel jo.nk’ genoemd wordt, dan is dat een serieus verwijt om onder meer aan te geven dat je niet serieus genomen wordt, want je gedraagt je ongepast en onverantwoord, zoals een kind, een ‘jo.nk’.

‘Onnieëzel doen’ is niet hetzelfde als ‘zich onnieëzel veeërdoen en zich onnieëzel haaën’. In het eerste geval gedraag je je nogal vervelend, soms wat weerbarstig of flauw en ook soms wat grappig, al zal de andere dat niet altijd grappig, maar wel vervelend vinden. In het tweede geval, ‘as ge o.ch onnieëzel haad’ dan doe je je onwetend en onschuldig voor … terwijl je waarschijnlijk niet zo onwetend en onschuldig bent.

‘Onnieëzel’ kennen we ook in de bijbelse betekenis van “onnozel”, nl. onschuldig. Waarschijnlijk weet je dat op 28 december het feest gevierd wordt van de “onnozele kinderen” en onterecht denken sommigen dan aan vervelende, flauwe of ‘ambetante jing’. In de Katholieke Kerk wordt dat feest gevierd om de kindermoord van Bethlehem te herdenken, zo lees je o.m. in Wikipedia, maar vooral in Matteüs 2:16-18. Koning Herodes had gehoord dat een nieuwe Joodse koning zou geboren worden in Bethlehem en omdat hij bang was zijn eigen macht te zullen verliezen, liet hij alle kinderen van twee jaar en jonger vermoorden. Jozef en Maria konden naar Egypte vluchten en de rest is (bijbelse) geschiedenis. Inderdaad, dit is misschien kort door de bijbelse bocht, maar naast de religieuze herdenking bestaan er vandaag ook heel profane vieringen van dat feest. In Peer werd gedurende lange tijd jaarlijks een beruchte ‘onnieëzel jing fuif’ georganiseerd. Je mocht je dan totaal onverantwoord gedragen, flauw, onnozel, je mocht gek en dom doen, de onnozelaar uithangen en je als zatte zuiper gedragen als ‘klèèn jing’, zo getuigen toenmalige deelnemers, … vandaag overigens respectabele Peerder burgers.

‘’t Is t’ onnieëzel om o.ch deu drèk ever te make,’ zei een van de fuifnummers, “het is te flauw om je daar druk over te maken, het is de moeite niet waard”. Het stelde eigenlijk helemaal niets voor en het was “onschuldig plezier” want ‘de ’n onnieëzelèèr authange is niet ’t zelfde as ‘nen onnieëlèèr zijn, hè! Van echte onnieëzelèèrs wèèrde zelf onnieëzel!” (De onnozelaar uithangen is niet hetzelfde als een onnozelaar zijn, hè! Van echte onnozelaars word je zelf onnozel!) Misschien is hier een woordje uitleg nodig om die laatste zin correct te begrijpen. Als in Peer iemand zegt dat hij ‘t’r onnieëzel van wèèrd’ (er onnozel van wordt) dan bedoelt hij dat hij er tureluurs, hoorndul, ellendig … van wordt.

In de zin ‘Met zoe’n onnieëzelighèd haaën ich mich nie bezig, deu verknooi ich m’nen tijd nie aan!’ kun je ‘onnieëzelighèd’ (onnozelheid) omschrijven als “futiliteit, kleinigheid, idiotie, kinderlijk gedoe…” (Met zo iets onnozels houd ik mij niet bezig, daar verknoei ik mijn tijd niet aan). Of ‘onnieëzelighèd’ in het Peerder een meervoudsvorm heeft, durf ik te betwijfelen. En in de Van Dale online is het woord niet terug te vinden, maar waarschijnlijk houdt Van Dale zich niet met zo’n ‘onnieëzelighèd’ bezig, hè.

GELUKKIG NIEUWJAAR en zoals ‘die aaë vrigger zeeën: ‘Nie te laaët en nie te zaaët, he!’ (zoals die ouden vroeger zegden: niet te laat en niet te zat!)

Meer ‘onnieëzelighèd’:

https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/onnozel https://etymologiebank.nl/trefwoord/onnozel https://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/onnozelaar

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 52 van 27 december 2024.

Louis Dingenen

Patent en petente

‘’t Waas glattig en hèè weu zich wieër wa aanstèlle, ge kènt ‘m wel, hè! En lap, deu ging ‘r op z’n petente tege de gro.nd!’  (Het was glad en hij wou zich weer een beetje laten opmerken, je kent hem wel, he! En lap, daar ging hij tegen de grond!)

Pijnlijk … zie je hem al liggen, onze aansteller, op de grond … Op ‘z’n petente’? Op zijn wat? Ja, buitenstaanders zullen zich dat zeker afvragen, maar in (o.m.) ’t Peerder dialect weten wij wat bedoeld wordt: hij ging op zijn ****** tegen de grond, lees ‘kloeëte, klitse’, pardon my French.

Klitse’, dat woord vinden we terug in “etymologiebank.nl” met als betekenis “knikker van gebakken aarde”, en ook “testikel, teelbal” dus ‘kloeët’. Ok, dat is duidelijk. Maar die ‘petente’ … wat is of wat zijn dat dan, waar hij op valt?

We kennen ‘petent’ als ‘taksplaat’ die we tot in 1986 op onze fietsen en motoren goed zichtbaar gemonteerd moesten hebben … of we kregen een boete van de politie, toen nog de ‘zjendèèrme’. Dat ‘petent’ bewees dat we onze fietstaks betaald hadden. Elk jaar had zo’n ‘petent’ een andere vorm, een andere kleur en een uniek nummer per provincie … en vandaag zijn die ‘petente’ verzamelobjecten. Ook nu nog moeten alle auto’s in België zo’n ‘taksplaat’ zichtbaar dragen, maar we noemen dat geen ‘petent’ meer, maar gewoon “nummerplaat”. Om te hengelen in openbare wateren heb je overigens ook een ‘vispatent’ of “visverlof” nodig, een hond had een ‘ho.nspenning’ (hondenpenning) nodig en voor zware stroommotoren zoals voor een dorsmachine, moest je vroeger ook een ‘petent’ hebben.

In het AN zeggen we dat iemand er “patent” uitziet … en dan bedoelen we dat hij er heel goed uitziet, zegt Van Dale. Maar die Van Dale en al onze andere bronnen, laten ons in de steek in onze zoektocht naar de betekenis van ‘op z’n petente valle’ en dus proberen we zelf een theorietje op te bouwen.

Een “patent”, dat kennen we als de Engelse benaming van het Nederlandse woord “octrooi, het alleenrecht op een uitvinding”. Wie iets uitvindt, kan daar een “patent” op nemen zodat anderen niet met zijn uitvinding aan de haal kunnen gaan. Hij krijgt dan een officieel (internationaal) document dat zijn uitvinding beschermt. Dat ‘petent’ geeft hem een bepaalde status en ook aanzien, gewichtigheid, belang.

Die ‘petente’ moet je kunnen voorleggen als je je alleenrecht op je uitvinding moet bewijzen … Het zijn belangrijke en waardevolle documenten en je kan je al voorstellen dat “mensen” zo’n patenthouder een beetje benijden omwille van zijn belang, omwille van zijn ‘petente’. En als zo iemand valt, tja, dan zijn “de mensen” er natuurlijk snel bij om iemand uit te lachen: daar ligt hij, ‘op z’n petente’, waarbij de stap van “waardevolle (onder)delen” naar “edele delen” misschien wat gezocht is, maar toch: wat is hij met die officiële documenten, die houden hem dan ook niet recht! Het is een gok, deze theorie.

Een trouwe creatieve medewerker zag het iets directer en stelde het zo: ‘z’n petente’ zou best wel eens kunnen verwijzen naar “zijn potentie” … en kijk, dat zou niet in tegenspraak zijn met de hierboven ontwikkelde veronderstelling, maar zijn theorie is wel veel begrijpelijker en duidelijker. Wat denkt jij ervan … of ken jij de herkomst van de uitdrukking? Deel ze dan met ons, maar let op dat je in je enthousiasme niet ‘op je petente’ valt!

Nog ‘petente’:

https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/patenthttps://etymologiebank.nl/trefwoord/klits3
https://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/patent

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 51 van 20 december 2024.

Louis Dingenen

Plakkaat

Dit verhaal begint aan de ontbijttafel die netjes opgeruimd wordt: ‘plak’ (plaats, ruimte) maken om het dagelijkse crytogram uit de krant in te vullen. ’t Gaat vlot en ineens komt de opgave: “Een affiche met een vlek?” Mmm, niet evident! Het gezochte woord blijkt … “plakkaat” te zijn.

‘Plakkeut’ kennen we toch ook in het Peerder dialect, denk je dan! Anderzijds is het lang geleden dat we “plakkaat” nog eens gehoord of zelf gebruikt hebben, want vandaag de dag spreken we meestal over “poster en affiche”, niet? Zo staat het trouwens ook in de opgave van het cryptogram!

Een ‘plakkeut’ kan een poster of affiche zijn op een aanplakbord om een evenement of zoiets aan te kondigen. In de 17de en 18de eeuw werden maatregelen tegen de pest “per plakkaat” bekendgemaakt, zo blijkt. Het kan ook een (naam)bord zijn tegen de muur naast de deur of op de muur, met daarop bv. de naam van de bewoner …. Je ziet dat nogal eens bij een tandarts, dokter, notaris … naast of op de inkomdeur … en dikwijls in email! ‘Deu ho.nk e groeët plakkeut tege de mieër en dan bin ich deu mè binnegegeun … mè ich zaat verkieërd, ’t waas d’aaner deer, die ’t erlangs!’ (Daar hing een groot plakkaat / plaquette tegen de deur en dan ben ik daar maar binnengegaan … maar ik zat verkeerd, het was de andere deur, die ernaast!) Een “plaquette”, ook wel “plaket” of “plaque”, is wel iets speciaals: het is een afbeelding of tekst in een ondiep reliëf gebeiteld of gegraveerd zoals bij een gedenkplaat op een monument.

In de bovenstaande betekenis is ‘plakkeut’ afkomstig van het Franse “plaquard/plackart”, een “(bewijs)stuk dat van een officiële zegel voorzien was” en een officiële mededeling inhield. Afgekort werd dat later “plaque” en zo is het waarschijnlijk als ‘plakkeut’ bij ons terechtgekomen.

In deze context popt ook de term ‘plakkeutverf’ op. “Plakkaatverf” doet ons misschien aan de lagere school denken of aan kinderen die aan het schilderen zijn … ‘Plakkeutverf’, ook wel “gouache” genoemd, dekt goed en droogt snel, vandaar dat ze handig is voor kinderen, maar deze verf wordt ook op industrieel niveau gebruikt … om posters en ‘plakkeute’ te schilderen.

Maar ‘plakkeut’ heeft nog een betekenis … Een ijverige lezeres vertelde onlangs dat ze bloed had moeten laten trekken en ‘die verpleegster van gistere hèèt mich aarig getrajaakt … kiek hei ’s wa een bla plakkaat op m’nen èrem!’ (Die verpleegster van gisteren heeft mij nogal toegetakeld … kijk hier eens wat een blauwe plek op mijn arm!) ‘Plakkaat’ of ‘plakkeut’ in de betekenis van “(bloed)vlek, plek, spat …”, ook dat is oud-Peerder dialect, niet? ‘Ich haa geknooid mette majenèès en ich ha e groeët plakkeut op m’ne jas’  (Ik had geknoeid met de mayonnaise en ik had een grote vlek om mijn jas!) Woorden als ‘flater’ en ‘klater’ zijn misschien thuistaal en heel erg beperkt in gebruik, maar ik heb ze vroeger ook wel gehoord om zo’n ‘plakkeut’, zo’n vlek of spat aan te duiden. En dan is er nog een verschijnsel uit de medische wereld dat als ‘plakkeut’ benoemd wordt: je hebt jeuk en je krabt, herhaaldelijk en altijd op dezelfde plaats. Na een tijdje verschijnt op die plek een kleine of grote korst… een ‘plakkeut’! En ondertussen is heel het cryptogram ingevuld geraakt!

Nog ‘plakkaat’:

https://nl.wikipedia.org/wiki/Plakkaat
https://etymologiebank.nl/trefwoord/plakkaat
https://etymologiebank.nl/trefwoord/klad1
https://tijdschriftholland.nl/recensie-kerkhoff-pestbestrijding/
https://iconic-elements.com/wat-kan-je-doen-tegen-een-rood-jeukende-plakkaat/

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 49 van 6 december 2024.

Louis Dingenen

Keps en lep

‘Ich bin ich al me geld kwijt met kaarte … ich bin hielegans keps, ich hem giene frang mieë op m’n lep!’ (Met kaarten ben ik al mijn geld verloren … ik ben totaal blut, ik heb geen frank meer!)

Keps’ is een oud woord dat je nog maar zelden hoort in het Peerder dialect. ‘Keps zijn’ betekent “blut of platzak zijn, alles kwijt zijn, volledig afgeluisd zijn, luisarm zijn”. Waar ‘keps’ vandaan komt is niet meteen in de dialectliteratuur te vinden en daarom hier een poging tot verklaring.

Als je gaat zoeken via “afgeluisd” en “luisarm”, beide termen komen uit het “Groot Woordenboek van het dialect van Meeuwen”, dan kom je terecht bij “afluizen”, ‘aafluizen’ of ‘aaflauzen’ in het Peerder. Letterlijk betekent ‘aaflauzen’ dat alle luizen weggenomen worden en dat je dan van alle luizen ontdaan bent. Figuurlijk betekent het dat je je centen kwijt bent en dan ben je figuurlijk ook “bloot”, de basis van het woord “blut”.

Aaflauzen’ is op zijn beurt synoniem met ‘pelsen’ of ‘bèlsen’, iets proberen te krijgen van een ander, ook gekend als ‘aafbèlsen’ en ‘aafpèlsen’. En als je alle figuurlijke luizen uit de pels hebt verwijderd … is de ander “blut”. Dat blijkt in Limburg synoniem te zijn van ‘keps’ en in Antwerpen zegt men ‘keppes’.

Kepsel’ kennen we in Peer ook en we herkennen hierin het woord “kapsel” en het werkwoord “kappen” in de betekenis van “snijden”. ‘Kepsel’ is heel kort gesneden stro en in de tabakswereld is het “het laatste restje tabak dat overblijft in een bijna leeg pakje shag. Men noemt dit ook wel mot, kruim of kepsel” zo lees je in Wikipedia. Bij uitbreiding staat ‘kepsel’ voor “restjes, niet of bijna niet te gebruiken overschot van …” en soms wordt ‘kepsel’ gebruikt om ‘kleingeld’ (wisselgeld) aan te duiden, vooral dan de heel kleine muntsukjes.

Lep’ zit in de voorbeeldzin hierboven in dezelfde sfeer als ‘keps’: ‘niks mieë op z’n lep hemme’ betekent ‘geen geld meer hebben, blut zijn’. In Blikveld nr. 52 van 2017 is de herkomst van deze ‘lep’ al uitgelegd, maar voor een goed begrip herhalen we hier de uitleg van toen, maar niet letterlijk. ‘Lep’ is het normale meervoud van “lap”, een stuk stof, zo kan je in dat eindejaarsnummer van Blikveld lezen. Het meervoud van “lap” in het AN is “lappen”, in het dialect is dat ‘lep’. Zo kun je ‘iemed bij z’n lep pakke’, iemand bij zijn kleren of lurven vaten. Je kunt ook ‘op oeër lep krijge’, een pak rammel krijgen. En als je ‘nèks mieë op oeër lep had’, dan heb je geen geld meer in je zakken of je kleren … en dan ben je dus blut of ‘keps’ … nog altijd!

Meer ‘keps’:

https://etymologiebank.nl/trefwoord/afluizen 
https://etymologiebank.nl/trefwoord/blut
https://nl.wikipedia.org/wiki/Tabaksgruis

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 48 van 29 november 2024.

Louis Dingenen

Jonk en jing

Neen, geen Chinees vandaag en ook geen “jang”, maar wel een paar beschouwingen over “kinderen” of zoal we o.m. in het Peerder dialect zeggen: jing, wichter, kinner of kinnekes’.

Als een kind geboren wordt, noemen we dat vandaag een “baby”, maar in het Peerder dialect kennen we dat woord niet echt, dat is te modern! ‘’ne klèène, ‘ne kleine, ‘ne klenne of e kinneke’, dat kennen we wel en dat is lief bedoeld voor het nieuwe ‘boeleke’. In het iets oudere Peerder dialect werd de meer algemene term ‘jo.nk’ in de neutrale betekenis van “kind” gebruikt. ‘Jo.nk’ betekent “jong” en kan als zelfstandig naamwoord gebruikt worden zoals in ’wa e schoeë jo.nk’ (wat een mooi kind), maar ook als bijvoeglijk naamwoord zoals in ‘wa e jo.nk volk is ‘r hei vandaag!’ (wat een jong volk hier vandaag!).

‘Jo.nk’ voor “kind” is vandaag niet meer neutraal, want het is een negatief geladen term zoals in ‘bedorve jo.nk’ (verwend kind), ‘ambetant jo.nk’ (vervelend kind), ‘stout jo.nk’ (stout kind), ‘onnieëzel jo.nk’ enz. ‘Jingske, jo.ngske en jungske’ zijn termen om een “kindje” aan te duiden, maar worden in ons dialect ook soms gebruikt voor “jongetje”.

We herkennen ‘jo.nk’ ook in woorden als “jonkvrouw, jonker, jonkheer, jonkman …” en in familienamen als “Jonckheere” en “Jonckers”. Een “jonker” is hetzelfde als een “jonkheer”, de aanspreektitel van een (jonge) edelman en “jonkvrouw” is de vrouwelijke tegenhanger daarvan. In ons dialect kennen we de term ‘jo.nkman’ voor “vrijgezel” en “een kale jonker” is een scheldwoord voor een verarmde edelman en in het algemeen voor een een hautain iemand.

Het werkwoord is ‘jo.nge’ (jongen) en wordt voor dieren gebruikt, want mensen ‘bevalle’ of ‘koeëpen e kinneke!’ De ‘jo.ng’ (jongen, meervoud) van dieren hebben eigen termen zoals ‘kalf’, ‘veele’ (veulen), ‘bag’ (big), ‘kieke’ (kuiken) etc.

Het meervoud van ‘jo.nk’ in de betekenis van kind is ‘jing’ of ‘jung’ (kinderen). Om “kinderen” in het algemeen aan te duiden kennen we ook nog ‘kinner’ en ‘wichter’: ‘ve blijve allemeul jing, eus hieël lève lank!’ (wij blijven allemaal kinderen, ons hele leven lang!) ‘Wicht’ en ‘wècht’ zijn (o.m.) in het Peerder dialect termen voor “meisje”, maar als je “meisjes” in het meervoud wil zeggen in het Peerder, gebruiken we ‘mèègt’ of ‘mèègtes’ en het enkelvoud is ‘mèègte’ of ‘mèchte’. ‘Mèègte’ komt van het Middelnederlandse woord “maagd” en is synoniem van ‘wicht’ in ons dialect. ‘Wicht’  betekent ook “schepsel, klein kind, meisje”, maar kan ook “schurk” betekenen in de samenstelling “booswicht”! Het meervoud ‘wichter’ omvat meer dan alleen maar de meisjes, zoals hierboven gezegd.

In Peer gaat er een leuk verhaaltje over een nieuw samengesteld gezin “avant la lettre”, want we situeren de uitspraak in de jaren ’70 van vorige eeuw. Zegt de vrouw tegen haar man: ‘Mijn jing en oer jing zijn wieër aan ’t vechten met aas jing!’ (Mijn kinderen en jouw kinderen zijn weer aan ’t vechten met onze kinderen!) Ja, dat kan als elk van de twee uit een eerder huwelijk al kinderen heeft en als ze ook samen nog kinderen hebben!

Nog ‘jonk en jing’:

https://etymologiebank.nl/trefwoord/jonker
http://etymologiebank.ivdnt.org/trefwoord/meisje http://etymologiebank.ivdnt.org/trefwoord/wicht2

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 47 van 22 november 2024.

Louis Dingenen

Pens

‘Mèègtes ko.nne echte penskes zijn as ze klèèn zijn!’ ‘En jo.nges dan? Die hun penskes en pense kome later wel, nie?’ (Meisjes kunnen echte dwarsliggers zijn als ze klein zijn! En jongens dan? Die hun buikjes en buiken komen later wel, niet?)

Het eerste deel van de voorbeeldzin hierboven komt uit een gesprek met een Peerse dame die heel erg begaan is met het Peerder dialect. Je hoeft het niet eens te zijn met haar bewering dat ‘mèègtes echte penskes ko.nne zijn asse klèèn zijn?’ … als we mekaar maar goed verstaan. Het woord ‘pens’ kan nl. allerlei betekenissen hebben in het Peerder dialect en ‘zoe e klèè penske’, ‘e pensebo.kske’ of ‘e bo.kske’ zijn nog redelijk onschuldige termen voor ‘e keud kind dè wèèrs is of tegevringt’ (een boos kind dat dwarsligt of tegenwringt).

Wie evenwel in die dwarsheid volhardt bij het opgroeien en als volwassene halsstarrig doorzet, noemen we ‘een pens’, ‘’ne penserik’, ‘ne pensebo.k, , ‘’ne pens(e)ketel’, ‘’ne bo.k, ‘ne poeëk, ‘ne kretsdèrm’  … en er zijn hier en daar nog van die leuke termen te vinden voor een nors en weerbarstig iemand. Gaat het hier vooral om termen voor personen van het vrouwelijk geslacht? ‘Ne bo.k’ is toch een mannelijk dier, niet? ‘Gèèt en gèrm’ zijn meer vrouwelijke termen, maar hebben een licht andere inhoud omdat de nuance “wringer” ontbreekt. ‘Pens’ blijkt ook als scheldwoord in het dialect gebruikt te worden voor “gierigaard” … Misschien is het wel een goed idee om in een later stukje eens uitgebreid op scheldwoorden terug te komen.

Pens’ is in het Peerder, en zeker bij de wat oudere mensen, het meest bekend als de term voor ‘zwarte pens’,‘bloedworst’. “Bloedworst, zwarte pens, beuling … in de volksmond wordt er altijd hetzelfde mee bedoeld: een worst van bloed en varkensvlees in een varkensdarm.” Dat lees je daarover op de website van Fenavian die, naar eigen zeggen, de Belgische vleesverwerkende nijverheid vertegenwoordigt. Al die ingrediënten, waaronder nogal wat vlees dat nergens anders nog goed voor was, werden in een ‘pens(en)ketel’ samengebracht, met kruiden gemengd en aan de kook gebracht. Letterlijk zat die ketel dus vol, maar als iemand figuurlijk zegt dat het ergens ‘pensketel vol zaat’, dan bedoelt hij dat het er bijzonder druk was. In de context van de ‘bloedworst’ situeren we ook de ‘pensekèrmes’ (pensenkermis), oorspronkelijk het feest na het slachten van het varken en ook later het Breugeliaans festijn met bier, vertier en vermaak. Vandaag is een ‘pensekèrmis’ meer een volksfeest, een ‘Vlaamse kèrmis’ of liefdadigheidsfeest, dat meestal ten voordele van een goed doel georganiseerd wordt.

Pens’ is in het AN de term voor “buik, onderlijf met ingewanden” meestal van een dier. Informeel of zelfs redelijk vulgair, wordt de term gebruikt voor de “buik van een mens”. In het dialect gebruiken we ‘pens’ nogal vlotjes om een ‘bauk’ aan te duiden, een buik van een mens. ‘Hèè ha z’n pens goed vol toen ‘r ’t hei aafstapde!’ (Hij had zijn buik goed vol toen hij hier vertrok!). Echt oud-Peerder is zeker de uitdrukking ‘as de pens klo.tst’ (als de buik klotst) die aangeeft dat iemand bijzonder veel ‘gezope hèèt’ (gedronken heeft).

In deze context kennen we ook ‘baukpijn’ (letterlijk en figuurlijk bedoeld) met ‘penspijn’ als een overtreffende trap van ‘baukpijn’.  In het volgende voorbeeld wordt ‘pens’ gebruikt om het hele lichaam aan te duiden: ‘Pas mèr goed op of ich hau o.ch tegen oeër pens!’ (Let maar goed op of je krijgt rammel!)

Pens’ kan ook nog verwijzen naar een zwaar metalen stootijzer, meestal ongeveer 1,20 m lang, met een bol bovenaan en een platte of puntige onderkant om bv. stenen, tegels, beton, harde grond etc. mee uit elkaar te breken. Een ‘hennig zweur en geveurlek geteig’ (nogal zwaar en gevaarlijk werktuig). En dan blijft natuurlijk nog de vraag waar we de ‘pens’ van “ge-pens-ioneerd” moeten onderbrengen. Als jij het weet, laat het ons dan ook weten, ok!

Nog meer ‘pens’:

https://www.fenavian.be/over-fenavian/  https://www.dialectloket.be/beeld/taalkaarten/bloedworst  http://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/pens  http://etymologiebank.ivdnt.org/trefwoord/pens
https://www.scheppie.nl/stootijzers

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 46 van 15 november 2024.

Louis Dingenen

Zeggen

‘O.ch, ze zegge zoeveel, de minse! O.nner eus gezeed en gezwege: deu is gieë zeggen aan, aan dèè jong! En veer de rest: wasse zegge, zijn ze zelf, moede mèr dinke!’ (Ach, ze zeggen zoveel, de mensen! Onder ons gezegd en gezwegen: die gehoorzaamt toch niet, die jongen! En voor de rest: wat ze zeggen, zijn ze zelf, moet je maar denke!)

Ze zeggen inderdaad zoveel, de mensen, ook in het Peerder dialect. ‘Zegge’ is in dit stukje niet hetzelfde als ‘kalle’ of ‘preute’ of ‘sprèke’…, anere Peerder werkwoorden die we gebruiken als we het hebben over “iets mondeling uiten, vertellen, beweren …” Van Dale  geeft zes betekenissen van “zeggen” en in het Peerder kennen we er nog meer … ‘zegge ze toch’!

De meest voor de hand liggende betekenis hebben we in de vorige zin uitgelegd. De tweede vinden we in een zin als: ‘Dèè hèèt hei nèks te zeggen, dè moet zich deu nie mee moeie!’ (Die heeft hier niets te zeggen, die moet zich daar niet mee bemoeien!) Ergens geen “zeggenschap” hebben, geen gezag of autoriteit hebben, niets te bevelen hebben”, … het is een welbekende en populaire uitspraak, niet alleen in ’t Peerder! Een mooi synoniem zou kunnen zijn dat hij niets te ‘koekeloeëre of te krèèën hèèt’. ‘Koekeloeëre’ is een klanknabootsing van wat de haan op zijn erf doet: “kraaien” en daardoor duidelijk laten horen dat ‘hèè ’t deu veer ’t zegge hèèt!’ (hij het daar voor het zeggen heeft). Als we van iemand zeggen dat ‘er gieë zeggen aan is’ dan geven we aan dat de persoon over wie het gaat ons of anderen niet gehoorzaamt, niet doet wat anderen willen dat hij doet.

Wat dè wilt zegge?’ (Wat dat betekent?) … dat is de derde betekenis bij Van Dale: beduiden, betekenen… erg duidelijk. Vergelijk ‘Wa wilt dè zegge in ’t Frans?’ eens met ‘Hoe zegde dè in ’t Frans?’ De eerste vraag is een beetje een eigenaardige vraag, want in ’t Frans wil dat natuurlijk hetzelfde zeggen als in ’t Nederlands, maar toch gebruiken we die zin in ’t dialect om te vragen hoe je iets in bv. het Frans zegt. ‘Zegge’ en “betekenen” zijn hier synoniemen.

Da gèè aner werk zikt, wa zeed oeëre mins deuvan?’ (Dat je ander werk zoekt, wat zegt je man daarvan?) En we horen het antwoord al: ‘Nèks, dèè hèèt deu nèks aan te zegge!’  (Niets, die heeft daar niets aan te zeggen!) Wat hij daarvan vindt of hoe hij daarover oordeelt … het is niet relevant! Dat is de vierde betekenis bij Van Dale: vinden, oordelen. De vijfde betekenis hebben wij in dit stukje al herhaaldelijk gebruikt … zonder het met zoveel woorden te “zeggen”, nl. schrijven, vermelden. ‘Wa zeet d’n Dikke Van Dale deuvan?’ We bedoelen: wat meldt, vermeldt het woordenboek Van Dale hierover. En eigenlijk zeggen we ook dat we het belangrijk vinden wat Van Dale zegt. Als je het niet eens bent met Van Dale, dan kan je dat duidelijk maken met een zin als ‘Dè zeet nèks!’ (Dat bewijst niets) en “bewijzen”, zo zegt Van Dale, is de zesde betekenis van “zeggen”. In ons dialect kan ‘Dè zeet mich nèks!’ ook verwijzen naar “bewijs”, maar ook naar “zin, smaak”: ‘Mmm, zoë ‘ne krèèm, nieë dè zeet mich nau nèks!’(Zo een ijsje, daar heb ik nu geen trek in!). Wie bij ons beweert dat er op een bewering of stellling ‘nèks te zegge vilt’ die gaat akkoord of vindt geen tegenargumenten voor wat gezegd of gedaan is.

  • ‘’t Wèèrd tijd dagge stopt, ik kan gieën pap mieë zegge!’ (Het wordt tijd dat je stopt, ik kan geen boe of ba meer zeggen!)
  • ‘Ich weeget, mè dès gemekkelijker gezeed as gedeun!’ (ik weet het, maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan!)
  • ‘Tut, tut, gezeed is gezeed …
  • ‘Jo.mme… hem ich iets miszeed, meschien?’
  • Nieje, mè de minse hemme ooch wel wat aaners te doen as dit te lèze!’
  • ‘O.ch, de minse zegge zoveel! … Mè veer ‘ne kieër … hadde gelijk, dink ich! Zeg mèr dat ich ’t gezeed hem!’

Nog meer ‘zeggen’:

https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/zeggen https://nl.wikipedia.org/wiki/De_Zegge_(natuurreservaat)

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 45 van 8 november 2024.

Louis Dingenen

Meten, “ze gemeten krijgen”

‘Ze haan ‘m goed tisse en hèè kreeg ze deu gemète, met twieë tegen iene … verschrikkelijk hoe dèè ’t er autzaag neuderhand!’ (Ze hadden hem goed te pakken en hij kreeg de volle laag, met twee tegen een … verschrikkelijk hoe die er nadien uitzag!)

Wanneer iemand ‘ze gemète krijgt’ in (o.m.) het Peerder dialect, dan krijgt die persoon ervan langs. Niet zomaar een slag of een mep, maar wel een heel zwaar pak slaag, heel veel rammel … kortom, het is niet zijn beste dag. Je kan in Peer blijkbaar ook zeggen dat hij ‘ze gerete krijgt’, als lijkt dat eerder uit Meeuwen, pardon Oudsbergen, te komen, maar buren wisselen natuurlijk ook taal met elkaar uit.

‘Mète’ (meten) doet ons denken aan ‘’ne mèter’ (vouwmeter/duimstok en de afstandsmaat) en ‘de meut’ (de maat), ‘de meute pakke’ (de maten nemen, aanmeten) en ‘opmète’ (opmeten.  ‘Opmète’ doet de landmeter als een stuk grond verkocht wordt en “aanmeten” doet de kleermaker als iemand zich een pak ‘op meut’ laat maken, ‘e kestiem op meut’ (pak op maat). Ook dit noemen wij in ons dialect ‘opmète’, ‘de meute van iemed pakke’. Vroeger gebeurde dat “aanmeten” frequent, vandaag zijn er nog weinigen die zich een pak “op maat” laten maken. “Meten is weten” hoor je wel eens en waarschijnlijk wordt daarom alles en nog wat ‘gemète’ en in cijfers en grafieken weerggeven. Trouwens, ‘meutwerk’ en ‘werk op meut’ zijn heel gangbare begrippen, in het dialect en in het AN. Een “maatwerkbedrijf” of “maatwerkplaats” is een bekende term voor een soort sociale onderneming in Vlaanderen, denk maar aan de kringloopwinkels.

Waar komt die ‘ze gemète krijge’ vandaan? Het Vlaams Woordenboek kent “de maat nemen van iemand” in de betekenis van “de sterkte van iemand bepalen”. Dat zou een vertaling zijn van de Franse uitdrukking “prendre la mesure de quelqu’un” die letterlijk verwijst naar “aanmeten” en figuurlijk naar “iemand taxeren, testen, de sterkte bepalen”. In het AN vind je de uitdrukking “iemand de maat nemen”. Ze zou ontleend zijn aan de bijbel en vrij vertaald komt het erop neer dat je zelf zal beoordeeld worden zoals je anderen beoordeelt. Iets breder bekeken betekent het: zoals wij handelen, zullen ook wij behandeld worden.

Met wat goede wil kun je in ‘ze gemète krijge’ dus terugvinden dat “iemand de maat genomen wordt”, dat hij “getest, getaxeerd” wordt en met een knipoog kan je dus zeggen dat hij een “pak” krijgt, maar wel een ‘pak slèèg of rammel’, natuurlijk.

Als iemand een betere en/of andere verklaring of uitleg kent … laat maar komen en je mag gerust zijn, ‘ge krijgt ze nie gemète’!

Nog ‘mète’:

https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/aanmeten
https://www.ensie.nl/woordenboek-van-populair-taalgebruik/iemand-de-maat-nemen
https://www.deoost.nl/blog/maatpak-maten-nemen
https://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/maat,%20de%20~%20nemen%20van%20iemand
https://etymologiebank.nl/trefwoord/maat1
https://nl.wikipedia.org/wiki/Maatwerkbedrijf

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 44 van 1 november 2024.

Louis Dingenen

Trek en trekken

‘Die trèkpèèrd van tegewoordig hemme toch e schoeë lève … as ge dè vergelijkt met die van vrigger, niet?’ (Die trekpaarden van tegenwoordig hebben toch een mooi leven … als je dat vergelijkt met die van vroeger, niet?)

Trèkke’ betekent in (o.m.) het Peerder dialect over het algemeen hetzelfde als het AN “trekken”, maar ons interesseert meer in welke betekenissen ‘trèk’ en ‘trèkke’ een eigen betekenis hebben bij ons.

Trèkke’ doet ons denken aan een ‘trèkpèèrd’, ook gekend als Brabants of Belgisch ‘boerepèèrd’. Ik herinner mij het verhaal dat zo’n ‘boerepèèrd’ op het veld dood neerviel van het (te) zware werk … misschien was het een uitzondering, want ze waren oersterk en gingen lang mee, die ‘wèrkpèèrd’, zelfs meer dan 20 jaar, zo blijkt. Vandaag genieten de nakomelingen van die ‘wèrkpèèrd’ een bijzonder statuut, want ze zijn “Vlaams immaterieel erfgoed” geworden en zijn dus beschermd. Zie ze maar glunderen in de wei … 

Het nieuwe ‘trèkpèèrd’ van vandaag is de ‘trèkker’ zoals de Nederlanders zeggen en wij kennen dat mechanische ‘pèèrd’ als de ‘trakteur’. Meer dan beestachtig sterk en groot en het zal wel niet echt als een eerbetoon aan het ‘pèèrd’ bedoeld zijn, maar het vermogen van een ‘trakteur’ wordt nog altijd uitgedrukt in ‘pèèrdekracht’, pk.

Een “trekker” is in het AN ook een synoniem van “wandelaar”, iemand die op “trektocht” gaat! En ‘iemed dèè er nie echt aan trèkt’, dat is iemand die aarzelt om iets te doen en niet voluit gaat voor zijn zaak: hij trekt er niet echt aan!

De ‘trèkzak’, de “accordeon”, was in de jaren ’50 van vorige eeuw op het hoogtepunt van zijn populariteit, en wat blijkt, hij is vandaag nog erg in “trek” bij jong en oud. Een “trekzak” is ook een term voor de rugzak die trekkers mee op trektocht nemen …

En hoe zit het met de ‘trèktang’? Nog altijd basismateriaal in elke gereedschapskist en inderdaad, ook nog populair als spotnaam voor de “tante die op reis is”. ‘Het ‘trèkt ‘r èègelek nie op, het trèkt op nèks!’ dat je zo spot met je familie, wel? Misschien ‘trèkde wel zelf’ op je tante, misschien “lijk” je wel op haar! ‘Trèkt mer es ’n foto van oeër twieë, dan ziede ‘t!’ (Neem maar eens een foto van zijn tweeën, dan zie je het!) Anderzijds, ‘trèkt et o.ch ooch nie te veel aaën’ (trek het je ook niet te veel aan).

Een clichégesprek in (o.m.) het Peerder dialect. Zegt de een: ‘Het trèkt hei nogal! Wa’n trèkkoot is mich dè hei!’ (Het tocht hier nogal! Wat een tochtgat is me dat hier!) Zegt de ander: ‘Van ’n trèk moede lève, dè widde toch, hè!’ (Van je inkomsten moet je leven, dat weet je toch, hè!) ‘Trèk’ als “tocht” en als “inkomen, loon” …

Als bv. een koppel op bezoek is en een van de twee wil graag naar huis, dan kan die zeggen tegen de ander: ‘Trèkt ’t mè nie te lang mieë, hè, ich bin mieg!’ waarmee die ene persoon aan de ander vraagt niet te lang meer te blijven. Wanneer men over iemand zegt ‘dat ‘r ’t nie lang mieë gieët trèkke’ dan is dat een onheilspellende boodschap, want de bedoelde persoon “zal niet lang meer leven”, zo wordt verwacht. Heel onbeleefd wordt het als iemand het heeft over ‘dè aad getrèk’, die “ouwelui, oude mensen”, maar het is niet duidelijk of die “titel” in heel Peer bekend is. Als jij het weet, laat het ons dan ook weten, ok.

Nog ‘trek’:

https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2018/01/10/dit-moet-u-weten-over-het-brabants-trekpaard–kersvers-immaterie
https://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/trekken

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 43 van 25 oktober 2024.

Louis Dingenen