Schop en schip

‘De schip enne scho.p steun in ’t schèpke! Pak ze mèr en koomt mich mèr wa helpe, mè scho.p nie tegen die bloemen aan, hè!’ (De spade en de schep staan in het schuurtje! Neem ze maar en kom mij maar wat helpen, maar trap niet tegen die bloemen, hè)

“Koterijen” werden en worden ze nogal minachtend genoemd … die bijgebouwtjes en soms bouwvallige achterbouwen aan vele huizen in Vlaanderen. De benaming “koterijen” verwijst naar “kot” in de betekenis van “hok” en wij kennen dat soort ‘hokken’ of ‘koter’ ook in ons Peerder dialect. Een van onze populaire benamingen om een redelijk klein bijgebouwtje aan te duiden, is ‘schop’ of ‘schèpke’, het verkleinwoord van ‘schop’. Als je vroeger in een boerderij naar de ‘schop’ verwees, dan bedoelde je een (redelijk groot) aangebouwde bergplaats waarin soms de karren en nog andere werktuigen gestald waren. Vandaag is een ‘schop’, en zeker een ‘schèpke’, veelal een klein(er) hokje met daarin vooral tuingereedschap. In een variant van het Peerder dialect kennen we ook ‘sjop’ om een ‘schop’ aan te duiden.

We zouden in deze rubriek heel wat werktuigen voor in de tuin kunnen bespreken, maar dat laten we voor een andere keer. Vandaag concentreren we ons op twee populaire werktuigen waarvan de benamingen nogal eens door elkaar gehaald worden … omdat niet iedereen de correcte betekenis van die werktuigen kent. Een ‘scho.p’ (met de iets langere /o/) heet in het AN ook “schop”, zo lees je in Van Dale die “schop” omschrijft als “een ijzeren of stalen blad aan een houten steel.” Mmmm … neen, Van Dale, dat is niet goed genoeg voor ons, want wat staat er in Van Dale bij “spade”: “schop”.

Zie je, “schop” en “spa(de)” zouden synoniemen zijn, maar niet in Peer! Een ‘scho.p’ heeft een wat gebold blad en een ietwat gekromde steel, een ‘schip’ heeft een recht blad en een rechte steel … of niet? Een ‘scho.p’ gebruik je om bv. (veel) zand of kiezel te ‘scho.ppe’, te verplaatsen, een ‘schip’(met de ontronde /i/ i.p.v. de ronde /u/) dient om te ‘spaaien’. In het AN heet dat “spitten”, zoals in “de tuin omspitten”, ‘den hoof o.mspaaie’ of gewoon ‘spaaie’. “Graven” is een veel te algemene term voor ‘scho.ppe’ en/of ‘spaaie’.

Tussen haakjes, ‘spaaie’ kan figuurlijk ook betekenen “veel eten, toetasten, bikken ..;” zoals in ‘ziet ‘m mèr es spaaie, hèè hèèt precies groeëten ho.nger!” (Kijk hem maar eens toetasten, hij heeft precies grote honger!)

Een ‘scho.p’ betekent bij ons ook “trap” zoals in ‘Een scho.p onner z’n ko.nt, dè krijgt ‘r as ‘r nog es hei dèèrt te kome!” (Een trap onder zijn achterwerk, dat krijgt hij als hij nog eens hier durft te komen!) Het meervoud is ‘scho.ppe’ en het werkwoord is ook ‘scho.ppe’. Zo kan je letterlijk een bal heel hard ‘wegscho.ppe’ of kan je figuurlijk ‘e koot inne lo.cht scho.ppe’ als je langs de bal trapt.

Anderzijds, wie het ver ‘gescho.pt hèèt’ heeft daarom nog niet tegen een bal getrapt! Iemand reikte een redelijk agressieve uitspraak uit vroegere tijden aan: ‘Dèè vaulerik moes es goed mette scho.p op z’n bakkes krijge!’ En hier is ‘scho.p’ geen trap, maar een ‘schep/spade’. En de kaarters dan, die kennen ‘scho.ppe’ ook, zowel op als onder de kaarttafel. En ‘oeër’ scho.p afkuise’ … kennen we dat in het Peerder ook?

Meer ‘schop en schip’:

https://etymologiebank.nl/trefwoord/schop4
https://etymologiebank.nl/trefwoord/koterij

Eerste publicatie in Blikveld nr. 36 van 8 september 2023.

Louis Dingenen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *