Sjars

‘Hèè vertrok volle sjars met z’nen nauwen tif en 100 mèter wijer ging ‘r volle sjars tege de grond … sjarspijp hielegans kepot!’ (Hij vertrok met volle snelheid met zijn nieuwe motorfiets en 100 meter verder ging hij voluit tegen de grond … uitlaatpijp helemaal stuk!)

‘Sjars’ of ‘sjaars’ kan in o.m. het Peerder dialect verscheidene betekenissen hebben. In de voorbeeldzin lees je dat iemand ‘volle sjars’, ‘vol sjaars’ of ‘volle sletel’ met zijn motorfiets vertrekt: hij draait het gashendel helemaal open, hij geeft “vol gas” en hij laat de motor op hoge en/of volle toeren draaien! Een synoniem in het dialect kan zijn: ‘vollen do.mp’. Als je dan ‘vol sjars’ of ‘vol(le) sjaars’ tegen de grond gaat, ga je voluit, helemaal, hard … onderuit. Dat dan alleen maar de ‘sjarspijp’ of de ‘sjarsbeis’ stuk is, is nog niet zo erg, want zo’n “uitlaatpijp” is vervangbaar.

‘Sja(a)rs’ of ‘chars/charge’ in deze context is een verbastering van het Franse woord “charge” in de betekenis van “(volle) lading”. Het werkwoord “charger” betekent o.m. opladen zoals in “een accu opladen” of “een geweer laden”.

We vinden volle “lading” ook terug in een zin als: ‘Het begos te règene en te onwère en ich kreeg mich deu de vol sjars ever mich henne!’ (Het begon te regenen en te onweren en ik kreeg de volle lading over mij heen!). In deze context verwijst ‘sjars’ naar “charger” in de betekenis van het (be)laden van iets of iemand om het te (laten) dragen, net zoals in ‘ich hem al een hieël sjars blaar weggedeun, mè ’t is nog nie te zien!’  (ik heb al een hele lading bladeren weggedaan, maar ’t is nog niet te zien).

“Charge” kan ook nog verwijzen naar een (snelle) aanval of uitval, bv. van de politie of de cavalerie. Ook kan “charge” verwijzen naar een duw met de schouders (of met het volledige lichaam) om iemand “opzij te zetten” of opzij te duwen zoals in sommige balsporten gebeurt: in het voetbal is een lichte charge met de schouders (meestal) toegelaten. Het werkwoord dat bij “een charge uitvoeren” hoort, is “chargeren”, maar ik heb de indruk dat wij in het Peerder dialect noch het werkwoord, noch het zelfstandig naamwoord “charge” in de laatste betekenis kennen en/of gebruiken. Denk jij er anders over? Laat het ons dan zeker weten, ok!

Nog ‘sjars’:

https://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/charge https://etymologiebank.nl/trefwoord/charge

Eerste publicatie in Blikveld nr. 44 van 3 november 2023.

Louis Dingenen

Sjemiek

Goeit dèè sjemiek mèr nie te din, ’t is hei magere gro.nd, hè!’ (Gooi die kunstmeststof maar niet te dun, het is hier magere grond, hè!)

Wie kent de tijd nog dat de kleine boeren hun eigen beerput ledigden of lieten leegtrekken en de inhoud ervan op het veld verspreidden om de grond te bemesten? Vanaf de jaren 1950 werd die gewoonte stelselmatig afgebouwd omdat de kunstmeststof zijn intrede deed en de chemisch aangemaakte meststof grotendeels de aalt en het dierlijk mest verving. ‘Sjemiek’ of ‘sjimiek’ noemden de boeren in het o.m. Peerder dialect het goedje dat je in korrelvorm in zakken of in bulk kon kopen en dat je met de hand of met de zaaimachine kon ‘zèèn’ (zaaien).

“Engrais chimique” heette dat in het Frans, vandaar de verbastering naar ‘sjemiek’ of ‘sjimiek’. ‘Sjemiek’ bestond (en bestaat) in allerlei vormen en samenstellingen en voor elke teelt is er wel een specifiek product op de markt. De term ‘sjemiek’ heeft een negatieve bijklank gekregen in de loop van de jaren. De ontploffing met 189 doden in 1942 in de scheikundige fabriek “Tessenderlo chemie” heeft daar zeker een rol in gespeeld, ook al omdat die fabriek nadien negatief in het nieuws kwam als vervuiler van allerlei waterlopen in de buurt. Vandaag de dag is het overigens een beursgenoteerd bedrijf.

De chemische meststof staat tegenover de organische meststof zoals die vroeger gebruikt werd … en vandaag de dag weer ingang vindt, zeker in de bio-teelt. De grote boeren zijn de mestputten blijven gebruiken als bron voor hun bemesting omdat de veeteelt nu eenmaal veel mest produceert. Die organische bemesting werd aangevuld met kunstmestbemesting. Er ontstond een echte handel in mestverwerking, er bestaat zelfs een Vlaamse mestbank om de mestverwerking te reguleren, en wie de actualiteit volgt, heeft zeker gehoord van de fraude in die mesthandel … en van de problemen rond het “stikstofakkoord”. Klik op de link naar de Standaard hieronder om een zicht te krijgen op die toestand. De biologische landbouw maakt geen gebruik van ‘sjemiek’, maar maakt de grond vruchtbaarder met compost, dierlijk mest of groenbemesting.

Kunstmest is eigenlijk al bekend van op het einde 19de eeuw en het was de Duitser Justus von Liebig (1803-1873) die als eerste kunstmest ontwikkelde en gebruikte, zo lees je in Wikipedia. Daarin lees je overigens ook dat Von Liebig later ook het gevaar van kunstmest voor een gezond bodemleven inzag en dat hij zelf nog als het ware ten strijde trok tegen overmatig gebruik van de kunstmest die hij zelf uitgevonden had. Klik zeker eens op de link “geschiedenis van kunstmest” om een kort overzicht te krijgen van hoe de kunstmest (in Nederland) zijn intrede deed.

Oh ja, een leuk detail: op onze zoektocht naar informatie over de ‘sjemiek’ of ‘chimik/chimique’ kwamen we broodjesbar “Chemique” in Eeklo tegen … Smakelijk en … excuses voor het geval we soms misschien wat te kort door de (wetenschappelijke) bocht gegaan zijn in onze uitleg over de ‘sjemiek’! Hopelijk biedt dit stukje ook wat (mest)stof tot nadenken!

Meer ‘sjemiek’:

https://nl.wikipedia.org/wiki/Kunstmest https://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/chemique https://www.standaard.be/cnt/dmf20211117_94268404   
https://historiek.net/geschiedenis-van-kunstmest-van-vogelpoep-tot-ammoniaksynthese/134851/
https://nl.wikipedia.org/wiki/Tessenderlo_Chemie

Eerste publicatie in Blikveld nr. 27 van 8 juli 2022.

Louis Dingenen

Smekken

‘Zit zoe nie te smekke ane teufel, dè’s onbeleefd! Ge moet met oeëre mo.nd tau ète!’ (Zit zo niet te smakken aan de tafel, dat is onbeleefd! Je moet met je mond dicht eten!)

Smekke’ is (o.m.) Peerder dialect voor het AN-woord “smakken”: “bij het eten geluiden maken met je lippen of tong, meestal door de mond (ongecontroleerd) erg ver open te doen”. Het kan zijn dat  je onbewust ‘smekt’ omdat het eten je heerlijk smaakt, maar het kan ook een teken zijn van je (eveneens onbewuste) ongemanierdheid. Als kind leer je al dat varkentjes misschien wel ‘smekke’, maar dat flinke kinderen dat niet doen, maar ‘met hunne mo.nd tau ète!’

Smekke’ is ook verwant met “smakken” in de betekenis van “met een plof neergooien” zoals je je boekentas na schooltijd “neersmakt” Anderzijds is ‘smekke’ ook verwant met “smaken” in (o.m.) het Peerder dialect. Als je vraagt  ‘Smèkt ‘et?’of ‘smeekt ‘et’ dan wil je weten of het “lekker is”, of het “smaakt”.  ‘Smekke heeft duidelijk ook familie in Duitsland, want “schmecken” betekent “smaken” zoals in “Es schmeckt mir köstlich” wat niet betekent “hij smekt mij kostelijk”, maar wel “het smaakt mij heerlijk”.

Smikkelen’ is zowel dialect als AN en is afgeleid van smaken/smekken. ‘Smikkelen’ betekent “met smaak eten, smullen” zoals in ‘Ge haad ‘m moeten zien smikkelen, ’t water liep ‘m langs z’ne mond!’ (Je had hem moeten zien smullen, het water liep hem langs de mond!) De uitgang -elen wijst op een “veelvuldig of frequentatief doen van iets”, in dit geval dus van “smakken” of ‘smekke’, in ieder geval “met veel smaak eten”. 

In de literatuur over “smikkelen” lees je de vraag of het werkwoord ‘smikkele’ misschien ontstaan is uit een combinatie van “smullen” en “bikken” … Als jij het weet … laat het ons dan ook weten, ok.

In ieder geval, vanaf nu mag je zeker zeggen ‘èt smakkelijk’… mét dubbele /k/!!

Nog ‘smekken’:

https://www.etymologiebank.nl/trefwoord/smakken https://www.etymologiebank.nl/trefwoord/smikkelen https://etymologiebank.nl/trefwoord/smekken

Eerste publicatie in Blikveld nr. 45 van 11 november 2022.

Louis Dingenen

Soets

‘Hèè waas met z’ne soeëts tegen de kas geloeëpe … zoeë’ne kop haa ‘r!’ (Hij was met zijn hoofd tegen de kast gelopen … zo een hoofd had hij!)

‘Soeëts’ is (o.m.) in het Peerder dialect een spotnaam voor “(mensen)hoofd” met als varianten ‘suuts’, ‘suts’, ‘sutskop’. Een ‘soeëts’ is letterlijk een afgeknotte knotboom die je vroeger veel in rijen als afbakeningen van weilanden en velden tegenkwam. De stam van die boom werd al redelijk jong op 2 à 4 meter afgezaagd waardoor zich bovenaan nieuwe takken ontwikkelden die om de 3 à 5 jaar ook weer teruggesnoeid werden. De afgeknipte takken werden gebruikt om bv. stelen van te maken of manden en zelfs klompen. Men kon allerlei soorten bomen als knotboom gebruiken, maar de meest voorkomende waren de (knot)wilg, de es en de els. Linnenaar Jaak Knevels vermeldt in zijn woordenlijst van het ‘Plat Linners’ “knoteik” als AN-tegenhanger van ‘soeëts’. De kop van de geknotte boomstam werd met de tijd dikker en wilder en de vergelijking met een mensenhoofd op een lichaam was niet echt heel ver gezocht, zeker niet als men het hoofd van de betrokkene al spottend als “niet te fraai” wilde afschilderen.

Een ‘soeëts’ kan ook een boomstronk of boomstomp zijn, zo meldt Jos Molemans in zijn Toponymie van Wijchmaal uit 1978 waarin hij uitleg geeft bij de naam van een stuk bouwland dat in de volksmond “De soetsen” genoemd wordt. Voor de herkomst van ‘soeëts’ verwijst hij naar het Franse woord “souche” dat stomp en tronk (‘paust’ of ‘poewst’ in ons dialect) betekent. Aan zo’n boomstomp kun je je pijn doen als je erover valt, maar zo’n ‘soeëts’ kan ook nog nuttig zijn. Als hij lang genoeg gestaan heeft, uitgehold geraakt en aan het wegrotten is, dan kun je er ‘soeëtse-èèrd’ (stronk-aarde) uithalen en die blijkt goed te zijn om in bloempotten te gebruiken.

Misschien is dit het moment om nog een aantal spotnamen voor “hoofd” bijeen te brengen. We kennen spotnamen voor het (hele) hoofd: bol, knikker, appel (heel treffend in Peer: ‘ge krijgt sevves een pèèr tegen oeëren appel!), toren, bobbel, gezicht, facaad (Fr: façade), teut, toot, koker, sus, ster … Andere spotnamen gebruiken het woord ‘kop’ en voegen er een dierennaam aan toe: apekop, pèèrdekop, ezelskop, kalverkop, ho.nskop, scheupskop, vèrrekeskop, kiekekop, … kortom, keuze genoeg! Andere kenmerken komen tot uiting in woorden als: dikkop, waterkop, domkop, ballo.nnekeskop, …kies maar! Tot slot worden delen van het gezicht/hoofd gebruikt i.p.v. het hele hoofd, een bekende stijlfiguur die “pars pro toto” heet, “een deel voor het geheel”: gevrèèt, maul, meele, bakkes, smoel (5 keer de mond i.p.v. het hele hoofd), lip, oeren, snaut, enz. Het Woordenboek van Limburgse Dialecten III 1,1 vermeldt ook ‘schone kop’ als spottend dialect voor hoofd in Peer. Net zoals in ‘gèè zijt ‘ne schoeëne, gèè’ zal dit wel ironisch bedoeld zijn en het tegenovergestelde betekenen. Tot slot nog een voorval met een duidelijk dronken jonge kerel die tegenover een vrouw zit. Hij zegt: ‘Madam, wa hadde gèè ‘ne lieleke kop!’ (Wat heb jij een lelijk hoofd!) De vrouw schrikt en reageert: ‘En gèè had ‘ne zaate kop!’ (En jij hebt een zatte kop!)Waarop die kerel: ‘Apse-lu-huut, mè dè is mèrrege verbij!’ (Absoluut, maar dat is morgen voorbij!)

Meer ‘soets’:

https://www.ecopedia.be/pagina/knotbomen
https://www.dbnl.org/tekst/_naa002197801_01/_naa002197801_01_0018.php?q=#hl16
Kende nog Linner? Woordenboek Linner dialect, Jaak Knevels, 2009, 200 p., een uitgave van Heemkundige Kring, Peer;
Woordenboek van de Limburgse Dialecten, 2004, deel III, 1,1 p. 28

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 44 van 29 oktober 2021

Louis Dingenen

Zie ook: Ossekop

Spek – Het spek aanhebben

‘Hèè is er lang langs gekome, mè nau hèèt er ‘t spek aan ze bieën!’ (Hij is er lang aan kunnen ontsnappen, maar nu heeft hij het spek aan zijn been!)

‘Hèè hèèget spek aan’ of ‘hèè hèèt het spek aan ze bieën’ gebruiken we (o.m.) in het Peerder dialect om aan te geven dat iemand “erbij is, in een moeilijke situatie beland is, de vervelende gevolgen van iets moet dragen, de klos is, voor iets moet opdraaien, het kind van de rekening is …” Bij de verkorte vormen ‘het spek aan’ en ‘het spek aan hemme’ wordt de invulling voor een deel aan de luisteraar overgelaten … en kan je er dus alle kanten mee op.

Soms wordt de verkorte vorm ook wel eens gebruikt om aan te duiden dat iemand bv. getrouwd is. In die vorm is ‘het spek aan hemme’ synoniem met ‘het zieël aan hemme’ (de strop om de nek hebben) … of is het “de das dragen”?

Waar dat ‘spek’ vandaan komt, is niet meteen duidelijk, maar het zou kunnen dat het komt van “een blok aan zijn been hebben”. De gevangenen hadden vroeger soms letterlijk een “houten blok” aan het been zodat ze niet konden weglopen. Om zo’n uitdrukking levendiger te maken, vervingen “de mensen” dan wel eens een deel van zo’n uitdrukking door iets anders, in dit geval dus “spek”. Oh ja, ‘ergens langskome’ betekent bij ons ‘ergens aan kunnen ontkomen’.

Nog ‘spek’:   

http://www.sosseteit.gent/Etymologie.html

Eerste publicatie in Blikveld nr. 21 van 26 mei 2023.

Louis Dingenen

Spel en speel

’Deu hadde’t speeël wieër: ze zijn wieër lielek aan ‘t doen bij ’t kaarte, die no.nke van eus! Zjust jing … en dè zijn dan groëte minse!’ (Het spel zit weer op de wagen: ze zijn weer aan ’t vechten bij het kaarten, die ooms van ons! Net kinderen … en dat zijn dan volwassenen!)

In het Peerder dialect kennen we de woorden ‘spel’ en ‘speeël’ die beide (meestal) hetzelfde betekenen, maar het gebruik ervan is blijkbaar leeftijdsgebonden. De jongere generatie heeft het meestal over ‘spel’, de oudere generatie gebruikt meestal ‘speeël’ (met de lange /e:/). Het verkleinwoord is ‘spelleke’ en het werkwoord is ‘spele’ en tot daar is het nog eenvoudig … maar dan ‘begint het spe(e)l’: wat is het meervoud?

Niet eenvoudig, ook niet in het AN en wie het echt wil uitvlooien, kan best op een link onderaan klikken. Twee schaakspellen zijn twee schaakborden met de stukken, twee spellen schaak zijn twee schaakwedstrijden en schaakspelen is het meervoud van het schaakspel zoals het gespeeld wordt. Ik had je gewaarschuwd: ‘deu begint het spe(e)ël’, geraak er maar wijs uit. Een tip: het meervoud van het verkleinwoord, is in alle betekenissen correct: “spelletjes”, dus! En wat stellen we vast? In het dialect gebruiken wij ook heel dikwijls het verkleinwoord van ‘spel’, zowel in het enkelvoud als in het meervoud: ‘e spelleke spele / spellekes spele’, ‘e spelleke kaarte / drei spellekes kaarte’. Als we een “spel kaarten” bedoelen, zegt de jongere generatie meestal ‘e spel, e spelleke of e pekske kaarte’, niet? De oudere generatie heeft het ook wel over ‘e pekske kaarte’, maar ook over ‘e speeël kaarte’ waarmee het geheel van de kaarten in een pakje bedoeld wordt. Het oude meervoud is ‘twieë speeël kaarte’, twee pakjes kaarten! Ook voor “speelgoed” in het algemeen gebruiken we in Peer ‘speeël’: ‘Pak d’oeër speeël mèr bieën, jing, ’t is ètestijd!’(Neem je speelgoed maar bij elkaar, kinderen, het is tijd om te eten!)

Deu hadde ’t spe(e)ël wieër’ wordt in (o.m.) het Peerder dialect gebruikt om aan te geven dat er iets gaat gebeuren, dat de poppen gaan dansen, dat de/een (meestal vervelende) zaak is begonnen. Met ‘spel’ of ‘speeël’ wordt in deze uitdrukking verwezen naar het wagenspel dat in de middeleeuwen populair was: een (toneel)stuk werd op een verplaatsbare wagen opgevoerd op verschillende plaatsen. De bekendere uitdrukking is ‘het spel/speeël zit wieër oppe wage’ en ze wordt dikwijls in de sport gebruik om aan te geven dat er heibel op komst is.  Een heel bekend wagenspel is dat van “Mariken van Nieumeghen” (Marieke van Nijmegen). Meer weten? Klik op de link hieronder.

In ons dialect hebben we nog een uitdrukking om naar een soort “toneel” te verwijzen. ‘Ge moet deu niet zoe e spe(e)ël van make, jo.ng’ (je moet daar niet zoveel theater rond maken!) ‘Spe(e)ël make’ verwijst dus naar de drukte, de heibel, het theater dat mensen soms maken rond iets banaals, iets gewoons! ‘Maak ‘r mèr nie te veel spe(e)ël van, hè!’ is een goede raad om de zaken niet te ingewikkeld te maken en er (ook) niet te veel energie in te steken.

Als er speling zit bv. op de pedalen van de fiets dan zeggen wij ook dat ‘er spe(e)ël op zit’. En in het geval van speling op het stuur van een auto hoor je in Peer ook wel dat er ‘jimmy op het stieër’ zit. Blijkbaar is ‘jimmy’ een verbastering van de Engelse term “shimmy” die aangeeft dat de stuurinstallatie van een auto abnormaal snel trilt.

Tot slot kennen we nog een ‘spe(e)ël’ en als dat op ongepaste momenten tevoorschijn komt, dan ‘zit ’t spe(e)ël hielegans oppe wage’, nl. wanneer iemand ‘ze spe(e)l aut z’n bro.k hèèt hangen’ en dan hebben we het natuurlijk over het mannelijk geslachtsdeel dat uit de broek komt kijken! Je was gewaarschuwd: ‘Deu hadde ’t spe(e)ël wieër!’

Nog ‘spel en speel’?

https://www.vlaanderen.be/taaladvies/taaladviezen/gezelschapsspellen-gezelschapsspelen
https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/schaakspel
https://www.e-wld.nl/lemma/search/?search=spel
Wagenspel: https://www.dbnl.org/tekst/dela012alge01_01/dela012alge01_01_02305.php
https://www.renaultforum.nl/forum/jimmy-in-het-stuur-tijdens-remmen-t5527.html
https://www.vlaamswoordenboek.be/definities/23084
https://translate.google.com/?sl=en&tl=nl&text=shimmy&op=translate

Eerste publicatie in Blikveld nr. 42 van 20 oktober 2023.

Louis Dingenen

Spikkeleren

‘Stèkt o.ch nie te veel in oeëre kop, want as ge ins aan ’t spikkelere zijt, dan konde nie mieë sleupe!’ (Steek je niet te veel in je hoofd, want als je eens aan het piekeren bent, dan kun je niet meer slapen!)

Spikkelere’ uit de voorbeeldzin heeft in (o.m.) het Peerder dialect de betekenis van “piekeren, tobben, diep nadenken, je zorgen maken”. De AN-tegenhanger is “speculeren”, afkomstig van het Franse “spéculer: onderzoeken, trachten te doorgronden” dat op zijn beurt uit het Latijn afkomstig is.

Spikkelere’ vinden we ook in de samenstelling ‘iets autspikkelere’, iets helemaal uitzoeken, iets bedenken zoals in ‘’t Is ‘ne straffe … hè hèèt dè hieël plan hielegans allieën autgespikkeleerd!’ (Het is een straffe … hij heeft dat hele plan helemaal alleen bedacht!). Het zelfstandig naamwoord ‘gespikkeleer’ bestaat ook en betekent “het nadenken, het tobben, het uitzoeken …”.: ‘Stopt nau toch es met dè gespikkeleer, ich wèèr ‘r nog gek van!’ (Stop nu toch eens met dat gespeculeer, ik word er nog gek van!). Het AN-woord is “gespeculeer”.

Spikkelere’ heeft nog een andere betekenis zoals in ‘Me brieër hèèt veel gespikkeleerd oppe beurs en hèè is er rijk van gewore!’ (Mijn broer heeft veel gespeculeerd op de beurs en hij is er rijk van geworden!). ‘Spikkelere’ betekent hier: “je kansen afwegen, gissen … hopen dat je winst maakt, maar ook het risico nemen dat je verliest, bv. bij het beleggen van geld”. Ook hier kennen we het zelfstandig naamwoord ‘gespikkeleer’. Een mooie titel van een column in een Nederlands tijdschrift luidde: “Gespeculeer over een speculatie.” “Speculatie” betekent volgens Van Dale o.m. kansoverweging, maar ook transactie met aanmerkelijk financieel risico. In het Peerder dialect kennen we ook het woord ‘spikkelatie’ … maar of het dezelfde betekenis heeft als “speculatie” is niet heel duidelijk.

Spikkelatie’, meestal in de samenstelling ‘spikkelatieko.k’ betekent (o.m.) in het Peerder wel “speculaas (koek)” en “speculoos (koek)”, die lekkere bruine koeken die rond sinterklaas massaal gekocht en gegeten worden. Wist je dat er een verschil is tussen ‘spikkelaas’ en ‘spikkeloos’? Het heeft blijkbaar met de kruiden te maken die in “speculaas” zitten en niet in “speculoos”! Ze zijn allebei lekker, zeker als je ze in je koffie of je warme chocomelk mag ‘so.ppe’, niet?

Meer ‘gespikkeleer’:

https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/SPECULEREN
https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/speculatie
https://etymologiebank.nl/trefwoord/speculeren
https://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/speculatie
https://www.zwitserleven.nl/columns/corne-van-zeijl/gespeculeer-over-een-speculatie/

Eerste publicatie in Blikveld nr. 16 van 21 april 2023.

Louis Dingenen

Spouwen

‘Ich hem den hiele nacht moete spouwe, zoe zik! Ich dink dè ich vandaag hei blijf!’ (Ik heb de hele nacht moeten overgeven, zo ziek! Ik denk dat ik vandaag thuis blijf!)

‘Spouwen’ is Peerder dialect voor “overgeven, braken”, m.a.w. wat in je maag zit weer (ongewild) naar buiten laten komen door de mond en/of neus. We gebruiken hiervoor in Peer ook andere woorden zoals ‘évergève / ievergève / euvergève’ (neutrale term) en ‘spije’, ‘spuie’ of ‘kotse’ (negatief geladen termen).

‘Spouwe’ is volgens een etymologisch woordenboek uit 1844 een variant van “spuwen”. ‘Spouwe’ heeft volgens die bron ook verband met “spieken”, niet het “afkijken bij een examen”, maar het “uitspuwen” waarbij de /ie/-klank als /ieje/ uitgesproken wordt: /spiejeke/, een synoniem van “speken”, uitspuwen, met als bekendste afleiding het zelfstandig naamwoord “speeksel”.

Om een beetje eufemistisch en/of beleefd te blijven, wordt vandaag ook nog het gebruik van de woorden overgeven, braken en kosten vermeden. Je hoort wel eens “vomeren”, naar het Franse werkwoord “vomir” dat overgeven betekent.

Een plastische omschrijving van het gebeuren vind je in deze zin: “Over Tongeren gaan naar Kleine- en Grote Spouwen en dan naar Kotshoven” … waarin 4 Limburgse plaatsnamen gebruikt worden die aan “overgeven” (kunnen) doen denken. Nu ja, 4 plaatsnamen is niet echt correct, want Kotshoven bestaat niet echt, het is de bijnaam van de gemeente Kortessem!

En nog iets cultureels (!). In de verfilming van “Alles moet weg!”, een roman van Tom Lanoye, laat regisseur Jan Verheyen het personage Tony, gespeeld door Stany Crets, de volgende zin … uitbraken: “Als er nu iets is waarvan ik moet kotsen, spauwen, overgeven en braken tegelijk, dan is ‘t van jeanetten.”

Tot slot: aan de Universiteit Gent heeft de onderzoeksgroep “Dialectloket” in 2007 een rapport gepubliceerd met als titel “Variatie(s) op je bord! Dialect en jongerentaal voor eten en drinken”. Daarin werden de meest voorkomende termen voor “overgeven” onderzocht. “Spuwen” was een veel voorkomende term met als varianten “spawen, spijven en spouwen”. Opmerkelijk was hun commentaar hierbij: “We hebben hier duidelijk te maken met klanksymboliek. De p, de b en de k zijn alle drie explosieven, klanken die met een “plof” worden uitgesproken. M.a.w. die beginklinkers bootsen het soms plotse en hevige karakter van het overgeven na.”

Voor alle duidelijkheid: ‘spouwe’ in het Peerder dialect wordt ook gebruikt voor de AN-woorden “spouw” en  “spouwmuur” …  een dubbele muur met lucht ertussen. De “spouw” is de holle ruimte tussen de delen van een spouwmuur. Gelieve niet te ‘spouwen’ in de ‘spouwen’!

Meer spouwen’:

http://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/spouwen
https://www.meertens.knaw.nl/ewnd/boeken/woord/27793
https://freyastaes.weebly.com/uploads/2/3/9/0/23907322/verfilming-alles_moet_weg.pdf
https://www.dialectloket.be/beeld/taalkaarten/overgeven/

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 1 van 1 januari 2021.

Louis Dingenen

Staart – Op z’ne staart dauwe

Dauwt ‘m mèr op z’ne sta(a)rt en leut ‘m mèr goed geun, ve zijn al bekan te laat!’ (Geef maar goed gas en rijd maar goed door, we zijn al bijna te laat)

De uitdrukking ‘op z’ne start / staart dauwe’ kennen de meeste Perenaren nog wel, nemen we aan. Het is een aanmoediging om het gaspedaal van de auto nogal diep of zelfs helemaal in te drukken en om vaart te maken … kortom, gas geven en rijden!

Lang heb ik mij afgevraagd waar die uitdrukking vandaan zou kunnen komen en ja, dan heb je (gelukkig) van die mensen met gezond verstand die het meteen doorhebben. ‘Ich dink dat het van de sta(a)rt van e pèèrd kimt, zeu ’t niet?’ zei een oud-leerkracht van de lagere school! “Je moet je voorstellen dat de mensen vroeger met de paardenkoets reden als ze ergens naartoe wilden en dan zat je vooraan op de bok en kon je bij wijze van spreken vlot met je voet aan de staart van het paard, hè …” Het kan letterlijk bedoeld zijn, die ‘start’ of ‘staart’, maar symbolisch is het zeker … En natuurlijk had de koetsier de teugels in handen waarmee hij zijn paard(en) commando’s kon geven … maar zo’n duw of trap op of tegen de staart … wie weet,…

In de dialectliteratuur is er heel weinig informatie te vinden over deze uitdrukking, maar ze bestaat en wordt blijkbaar vooral in Nederland gebruikt, in het AN dan nog. Een mooie voorbeeldzin komt van de Nederlandse journaliste Barbara van Beukering die een boek schreef over vrouwen “die oud waren, maar het niet wilden zijn”: “Ze reed tot op hoge leeftijd flinke afstanden en ze wist haar auto flink op z’n staart te trappen.” (Kruip nooit achter een geranium. 2018)

Een andere uitdrukking waarin “op de staart trappen” voorkomt, luidt: “Als je over de duivel spreekt, trap je hem op zijn staart / zie je zijn staart!” Ze betekent: “Wanneer men over iemand spreekt die afwezig is, komt hij net aan!” In ons dialect kennen we die zegswijze ook en daarbij nog een variant ervan. Wij zeggen: ‘As ge vannen dievel kalt, ziede z’ne start!’ Het tweede deel van de uitdrukking laten wij in het dialect én zelfs in het AN in Vlaanderen dikwijls weg … Wij bedoelen ook niet letterlijk dat de persoon over wie wij aan het praten was ons aan de duivel doet denken. Vermoedelijk wijst de zegswijze naar het geloof dat de “duivel overal aanwezig is” en dat je dus best voorzichtig bent. Denk er dus aan dat ‘den dievel inne geboeër is as ge den o.tto te hel op z’ne start dauwt!’ (dat de duivel in de buurt is als je de auto te hard op z’n staart duwt!)

In de jagerstaal hoor je wel eens zeggen dat ‘er giene start zit’ en dan bedoelen de jagers dat er geen wild zit. De staart staat hier dus voor het hele dier! En nog een uitdrukking met “staart” die ook in het AN gebruikt wordt: ‘met de start tisse de bieën vertrekke’ (met de staart tussen de benen vertrekken) betekent “beschaamd afdruipen”.

Nog ‘staart’:

https://www.ensie.nl/woordenboek-van-populair-taalgebruik/m-op-zijn-staart-trappen
https://www.ensie.nl/spreekwoord/als-je-over-de-duivel-spreekt-trap-je-hem-op-zijn-staart

Eerste publicatie in Blikveld nr. 29 van 21 juli 2023.

Louis Dingenen

Stasie

‘Het is lang geleeë dat er in Wijchmel Stasie nog ’nen trein gestopt is!’ (Het is lang gelden dat er in het station van Wijchmaal nog een trein gestopt is!)

Een ‘stasie’ is o.m. Peerder dialect voor “station”, stopplaats, halte van een trein. En Wijchmaal Stasie bestaat al heel lang niet meer … als station, wel te verstaan, want in de volksmond leeft de Stasie wél nog!

Een ‘stasie’ is ook onderdeel van de “kruisweg”, een reeks van 14 afbeeldingen (meestal tegen de binnenmuren van de kerk) waarin de lijdensweg van Jezus Christus afgebeeld wordt. De lijdensweg wordt traditioneel met een kruisweg herdacht op Goede Vrijdag voor Pasen.

Nog een ‘stasie’: wie op café ging en verscheidene cafés aandeed, sprak ook wel eens over het laatste café als ‘de lèste stasie’ … en dan naar huis! Blijkbaar bestaat in Limburg ook de (nogal platte) zegswijze: ‘D’er is volk in de stasie’ om aan te duiden dat er een vrouw aanwezig is met een grote boezem. Nooit van gehoord in Peer! Jij wel? Laat het ons weten!

Nog stasie’:

https://etymologiebank.nl/trefwoord/stasie

Eerste publicatie in Blikveld nr. 16 van 22 april 2022.

Louis Dingenen