Aad

‘De mieste aaërse zèrrege goed veer hun jing … en mèr goed ooch, nie? (De meeste ouders zorgen heel goed voor hun kinderen … en maar goed ook, niet?)

“Oud” in de betekenis “niet jong, niet nieuw” is (o.m.) in het Peerder dialect ‘aad’, met drie varianten als dit bijvoeglijk naamwoord vóór het zelfstandig naamwoord staat, nl. ‘aa, aaën, en aad’ zoals in ‘enen aa mins, enen aaën o.tto, en een aad pèèrd’. De varianten ‘au(w)d’ , ‘a(u)wen’ en ‘oe(w)d’ kennen we ook in Groot-Peer.

Bij het gebruik van de variant ‘auwen’ vóór het zelfstandig naamwoord, kan er verwarring ontstaan door zinnen als: ‘ich hem ’ne(n) auwen o.to gekocht’. Je hoort ofwel ‘nauwe’ (nieuwe) ofwel ‘auwe’ (oude) en de twee zijn soms moeilijk uit elkaar te houden. In ‘ich hem ‘nen auwen o.tto’ bedoel je “een oude auto”, en in ‘ich hem ‘ne nauwen o.tto’ bedoel je “een nieuwe auto”. Je moet, zeker als buitenstaander en zelfs binnen Groot-Peer, heel goed opletten om de spreker niet verkeerd te verstaan! Je kan een misverstand voorkomen door ‘aaën’ te gebruiken: ‘Ich hem ‘nen aaën o.tto gekocht’. Staat ‘au(w)d’ achteraan, dan is er geen misverstand mogelijk.

Ken je ze nog …de trappen van vergelijking? Die van “oud” zijn in het AN “ouder” en “oudst”. “Ouder” wordt in het dialect ‘aaër’ en “oudst” wordt ‘aadst’: ‘Ich hem ’n aaër brieër en m’n aadste zister is nóg aaër!’ (Ik heb een ouder broer en mijn oudste zuster is nóg ouder!) Met ‘ou(w)d’ wordt dat ‘Ich hem ’n auër / auwer brier / breer / bruur en m’n audste / auwdste zuster / zèster is nóg au(w)ër!

Wanneer we het over onze ouders hebben, dan krijgen we drie eigenaardige vormen: ‘aa’, ‘aaërs’ en ‘aaërse’ met ‘au(w)ers’ als variant. De eerste variant ‘aa’ (ouden) is bijzonder onbeleefd zoals in ‘Die aa wete ‘t altijd bèter, dinke ze toch!’ en daar kan je nog twee kanten mee op: je bedoelt je “ouders” of “oude mensen” in het algemeen. We vinden de “ouder” terug in een uitdrukking die ik een vader ooit heb horen gebruiken: ‘Bèter ‘nen aaën gekrepeerd as ‘ne jo.nge geforceerd!’ (Beter een oude gecrepeerd, dan een jonge geforceerd!)

De twee andere varianten vinden we in deze zin: ‘M’n aaërs / aaërse zijn vrig gestorve!’ (Mijn ouders zijn vroeg gestorven!) De ‘au(w)d’-variant is: ‘au(w)ers’. De vorm ‘aaërse’ heeft wat we noemen een stapelmeervoudsuitgang: eerst de -s die in ‘aaërs’ al het meervoud aanduidt en dan nog eens -se(n) er bovenop, maar je hoort daarvan alleen de /-e/ in de uitspraak. Vergelijk dit met het stapelmeervoud in dialectwoorden als ‘diassen’ (dia + s + sen) of ‘dahliassen’ (dahlia + s + sen). In verband met de “ouders” stond eind februari ’23 een grappige zin te lezen op de overigens interessante Facebookpagina “Ich kal Peerder”: ‘Vrigger haan de aaërse mieër jing, mè nau hemme de jing mieër aaërse!’ (Vroeger hadden de ouders meer kinderen, maar nu hebben de kinderen meer ouders!)

“Oud-“ (mét liggend streepje) in de betekenis van “ex-, vroeger”, geeft in het dialect “aad-“ zoals in mijn ‘aad-lief’ al moet je natuurlijk de context ook in het oog houden wanneer je zoiets zegt. Bedoel je je “ex-lief” en dus “oud-lief” of bedoel je dat je een “oud lief”, een ‘aad lief’ hebt … dat kan natuurlijk ook! Zo’n liggend streepje (-) hoor je namelijk niet, maar het kan een wereld van verschil maken! Een ‘aa schieër die in brand stieët’ (verliefdheid op hogere leeftijd) is ook helemaal iets anders dan een ‘aa schieër die aafbrint’ (oude schuur die afbrandt) niet? En schop nooit zomaar tegen een ‘aa doeës’, je zou je ‘lielek’ pijn kunnen doen! En onthoud: ‘Enen aaën is giene jo.nge mieë!’ (Een oude is geen jonge meer!)

Meer ‘aad’:

https://etymologiebank.nl/trefwoord/oud
https://www.facebook.com/groups/306507776381462/
https://www.ensie.nl/betekenis/een-oude-schuur-die-in-brand-staat

Eerste publicatie in Blikveld nr. 24 van 16 juni 2023.

Louis Dingenen

Aafdragen

‘Vrigger moesde de klieër van oeër aaër briers of zisters aafdrage! Tegewoordig moede allieën nog mèr belastinge aafdrage!’ (Vroeger moest je de kleren van je oudere broers of zussen afdragen! Tegenwoordig moet je alleen nog maar belastingen afdragen!)

Vroeger gebeurde het geregeld dat je eigen kleren al ooit gedragen waren door een vorige eigenaar (lees: je oudere broer of zus), maar toch moest je jongere broer of zus later ook nog jouw kleren dragen, helemaal ‘aafdrage’ … tot ze echt versleten waren … en dan nog … dan werden ze soms nog hersteld of versteld.

Vandaag wil niemand nog de kleren van oudere broer of zus afdragen … maar ze kopen wel vlotjes “gebruikte” kledij  (soms inclusief gaten) via Vinted, 2dehands of in de Kringwinkel … Of ze kopen nieuwe “kapotte” kleren … Als het maar ‘dieër’ (duur), sorry, duurzaam is!

En als er dan nog geld over is, dragen we dat af aan de bank, om de lening terug te betalen: ‘Hoelang moede gèè nog aafdrage aan oeër haus?’ (Hoelang moet jij nog terugbetalen voor je huis?) En willen of niet, iedereen moet ook ‘aafdrage ane belastinge’ en het klinkt niet modern en zeker niet populair wat je vroeger wel eens hoorde: ‘Zijt blij dagge zoeveel belastinge moet betale … want dan verdiende ooch veel!’ (Wees blij dat je zoveel belastingen moet betalen, want dan verdien je ook veel).

Wanneer vroeger jongeren voor het eerst uit gingen werken, was het in vele gezinnen de regel dat ze hun ‘pree hielegans of toch dieëls moesten aafdrage aan hun aaërse’ (hun loon helemaal of toch gedeeltelijk moesten afgeven aan hun ouders). Kwestie van het gezin mee te ondersteunen: meestal waren er nog wel een heel aantal kinderen om te onderhouden en moeder ging niet uit werken … de meeste mensen hadden het dus niet breed. In ruil kregen de jongeren dan kost en inwoon en wat meer zakgeld. Soms moesten ze tot aan hun trouw hun ‘pree aafdrage’, soms mochten ze hem vanaf een bepaald moment houden om al te sparen voor hun getrouwd leven.

En als de kinderen dan trouwden, kregen ze allemaal evenveel mee van de ouders. ‘Vier vol vèèrze,’ herinnert een vriend zich nog, ‘… die kreeg me zister mee toen ze trauwde! En de geboeër zee nog tege pa: nie doen, wat ge gèèft oeër hieël boerderij weg, ge had toch nog jing! En ich kreeg later èveveel mee, mè dan wel in geld!’ (Vier drachtige vaarzen … die kreeg mijn zuster mee toen ze trouwde! En de buurman zei nog tegen vader: niet doen, want je geeft je hele boerderij weg, je hebt toch nog kinderen! En ik kreeg later evenveel mee, maar dan wel in geld!)

Aafdrage’ kan overigens ook “afhellen” betekenen zoals in ‘De oprit dreegt te weinig aaf neu de streut, het water blijft te veel inne baanspore steun!’ (De oprit helt te weinig af naar de straat, het water blijft te veel in de bandensporen staan!)

Nog aafdragen’:

https://www.dbnl.org/tekst/righ002eind01_01/righ002eind01_01_0014.php
https://www.ensie.nl/betekenis/afdragen

Eerste publicatie in Blikveld nr. 48 van 1 december 2023.

Louis Dingenen

Aaframmelen

‘Ge moet dè nie zoe aaframmele! Ge moet tro.ger bèèn, menneke!’ (Je moet dat niet zo snel opzeggen! Je moet trager bidden, jongen!)

Met de betekenis van ‘aaframmele’ kan je in (o.m.) het Peerder dialect twee kanten op: ‘rammel of slèèg gève’ en “iets snel en bijna onverstaanbaar opzeggen”.

In de eerste betekenis houdt ‘aaframmele’ in dat het slachtoffer niet zomaar een klap krijgt … hij krijgt echt wel een heel pak slagen. Het achtervoegsel -elen wijst bij een werkwoord op een herhaald gebeuren van iets en we noemen zo’n werkwoord een frequentatief of iteratief. In dit geval gaat het om “herhaaldelijk rammen” of “beuken”, synoniemen voor hard stoten zoals met een stormram of zoals een ram, een mannelijk schaap, dat doet! “Afranselen” zou een synoniem kunnen zijn.

In de tweede betekenis van ‘aaframmele’ zegt iemand erg haastig zijn tekst op. Iemand die voor de klas staat kan zijn tekst ‘aaframmele’ en dan hebben we het niet alleen over leerlingen die hun spreekbeurt uit het hoofd kennen en de tekst ‘aaframmele’. Het kan evenzeer gaan over leerkrachten die hun les ‘aaframmele’.

“Haastig en zonder devotie gebeden opzeggen”, zo omschreef wijlen Piet Lauwers ‘aaframmele’ in “Dat Stedeken Peer” in 2012 en hij had het specifiek over de ‘noster’, de Paternoster.

De noster aaframmelen. Vroeger gebeurde dat nogal eens in de avondwake voor een dode, drie opeenvolgende dagen voor de begrafenis,” aldus Perenaar en dialectkenner Piet Lauwers. En hij kon het weten. Je kunt natuurlijk ook andere teksten ‘aaframmele’, dat spreekt voor zich, maar als het, zoals bij het bidden, voortdurend om dezelfde teksten gaat die je moet brengen, dan is de verleiding tot ‘aaframmele’ natuurlijk erg groot. “Paternosters bidden bij een overledene heet ‘nosteren’ en soms ging het om drie paternosters na elkaar … met daarna nog de Litanie van alle heiligen,” weet een trouwe lezer-medewerker van Blikveld, “vandaar ook de uitdrukking ‘zit deu nie zoe te nostere’!”

Voor wie het niet meer weet of wist … een Paternoster of een ‘noster’ is een reeks van 50 Weesgegroetjes in 5 reeksen van 10 opgedeeld met daartussen telkens en Onzevader. Bij allerlei godsdienstige aangelegenheden werd dan zo een Paternoster gebeden … en soms waren er dat veeeel meer dan één! Je zou ze voor minder gaan aframmelen, niet? Tja, wie of wat je zou ‘aaframmele’, dat laten we liever aan de verbeelding van de lezer over!

Nog aaframmele’:

https://etymologiebank.nl/trefwoord/aframmelen

“Dat Stedeken Peer”, driemaandelijkse periodiek van de Culturele Kring Peer, 43ste jrg, nr. 4, september 2012.

Eerste publicatie in Blikveld nr. 39 van 29 september 2023.

Louis Dingenen

Aafro.pen

‘As ge vrigger weud trouwe, dan woorde drei wèke teveere al inne hoeëgmès aafgero.pe!’ (Als je vroeger wou trouwen, dan werd je (naam) drie weken vooraf al in de hoogmis afgeroepen!)

Het huwelijk is heel lang een bijna exclusieve kerkelijke aangelegenheid geweest, in die mate zelfs dat het burgerlijk huwelijk schijnbaar weinig belang had: het huwelijk in en voor de Kerk was het enige dat echt telde voor de gemeenschap. In grote steden was dat enigszins anders, maar toch … de “perceptie”, hè …

Een belangrijk onderdeel van de kerkelijke huwelijksprocedure was het nagaan of er geen bezwaren of beletsels waren tegen het bedoelde huwelijk. Daartoe werd ongeveer 40 dagen voor de eigenlijke trouw de ‘o.nnertrouw’ georganiseerd met de trouwers, de pastoor en twee getuigen. Op die manier werd de trouw ook voor de gemeenschap aangekondigd.

Daarna werden de namen van de trouwers tijdens de hoogmis van de drie zondagen voor de trouwdag vanop de ‘prèèkstoel’ door de pastoor ‘aafegro.pe’ in de kerken van de aanstaande bruid én bruidegom. In ons dialect werd dan gezegd dat bv. Jef van Thieu van Pier ‘ooch vanne prèèkstoel gevalle waas’.

Wie een bezwaar tegen het huwelijk had, moest dat dan bij de parochiepriester melden. Die drie ‘aafro.pe’ of ‘aafro.pinge’ werden ook gewoon ‘ro.pe’ (roepen) of “bannen” genoemd. Som mocht de trouw ondanks bepaalde beletsels toch doorgaan en gebruikte de pastoor in de trouwakte de Latijnse uitdrukking “cum dispensatione in bannis”, beter gekend als trouwen “met dispensatie”. De bezwaren werden dus “verbannen” zoals bv. bij het hertrouwen van een weduwe of weduwnaar of als de bruid zwanger was.

Van de trouwers werd verwacht dat ze tijdens die hoogmissen niet in de kerk aanwezig waren. Vandaag de dag worden huwelijksintenties ook nog ‘autgehange’ aan de valven van het gemeente- of stadhuis, maar het ‘aafro.pe’ bestaat niet meer. Of wel?

“Afroepen” en “afroep” kennen wij ook in het AN zoals in “de name vanne spelers woorte aafgero.pe’ (de namen van de spelers werden afgeroepen) en in “ik heb een vakantiejob op afroep”. We kennen ook “de roep om betere werkomstandigheden” en “de roep van de uil”. In het Peerder dialect kennen we ook de ‘ro.p’ van iemand in de betekenis van de faam of reputatie van iemand: ‘dè’s iemed met ‘ne slechte ro.p’ (dat is iemand met een slechte reputatie). Als iemand ‘een ro.ping’ heeft, dan wil dat zeggen dat hij of zij zich geroepen voelt om bv. priester of kloosterzuster te worden …

Niet alleen in de kerk was er een speciale plaats om info “om te roepen” of “af te roepen”, nl. de preekstoel of de kansel, maar ook buiten de kerk had je daarvoor speciale plaatsen. Dat kon een “roepsteen” zijn, naast of in de buurt van de kerk, en de koster, of iemand anders die kon lezen, bracht daar dan de “inlichtingen” van de week. Je vindt de term “roepsteen” vandaag nog terug in namen van parochiehuizen, gemeenschapshuizen etc. Later kwamen de “belleman” en nog andere omroepers om informatie naar de bevolking te brengen … maar dat is iets voor een ander stukje.

Nog meer ‘afroepen’?

Er staat bijzonder interessante info in de onderstaande links … maar het is mogelijk dat je er niet binnen geraakt!!

http://onstrees.bplaced.net/stamboom/note.php?nid=n85&ged=leyssen#:~:text=de%20roep%20Een%20voorgenomen%20huwelijk,mogelijk%20huwelijksbeletsel%20kenbaar%20te%20maken
http://www.stanny-van-grasdorff.be/webdesign/voorbeeld%20huwelijksakte.html
https://historischekringcadierenkeer.nl/publicaties/keerder-kroniek/historie/52-publicaties-keerder-kroniek/historie-links/193-gebruiken-rond-verkering-en-trouwen.html
https://www.lecavzw.be/node/590

Eerste publicatie in Blikveld nr.40 van 6 oktober 2023.

Louis Dingenen

Arig

 ‘Ich vielde mich vannemerrege inins zoe arig en ich bin toen ooch arig hel gevalle!’ (Ik voel mij vanmorgen ineens zo raar en ik ben toen ook erg hard gevallen!)

‘Arig’ (aardig) is een ‘arig’ (eigenaardig) woord in (o.m.) het Peerder dialect want je kunt er ‘arig wa’ (nogal wat) kanten mee op!

De tweede betekenis van “aardig” in Van Dale, is “vrij groot” en die kennen we in combinaties zoals ‘een arig groeët haus’, een vrij groot huis. Ook in de betekenis van “nogal, erg” gebruiken wij ‘arig’ zoals in: ‘Hèè kan arig wa voetballe!’

De eerste betekenis uit Van Dale vind je evenwel niet terug in ons dialect. Wij gebruiken ‘arig’ namelijk niet in de zin van “vriendelijk, een aangename indruk makend”, integendeel zelfs, er zit nogal eens een negatieve, pejoratieve, bijbetekenis in ons ‘arig’. Misschien toch een uitzondering in de afleiding ‘arighè(i)d’ in de zin ‘altijd moete wèrreke, dè is gieën arighè(i)d’ (altijd moeten werken, dat is niet leuk). In het AN kennen we een “aardigheidje” in de zin van een cadeautje, grapje, lolletje etc. Je zou dus onze dialectische ‘arighè(i)d’ ook als cadeautje of lolletje kunnen interpreteren: “Altijd moeten werken, is geen lolletje!” 

Ons ‘arig’ is meer verwant met “eigenaardig” zoals in de zin ‘een arig woord’, een “eigenaardig” woord. Van Dale legt in “eigenaardig” de klemtoon op het speciale karakter van de zaken die “eigen-aardig” zijn: je komt ze niet vaak tegen, ze zijn typisch, apart, merkwaardig en je moet eraan wennen. ‘’nen arige mins’ voldoet aan al die kenmerken, maar in ons dialect zit er toch een bijklank in die afhangt van de context en de wijze waarop de zin uitgesproken worden. Het aspect “verwondering” zit er zeker in als je ‘arig’ neutraal of positief opvat zoals in ‘’t Is ‘ne lieve, mè toch ‘nen arige!’ Anderzijds kan je de aspecten ‘zonderling, vreemd, eng, angstaanjagend’ er ook in vinden als je ‘arig’ als negatief ervaart zoals in: ‘’t Is zoe’nen arige mins, ich wit nie wa’ch moet dinke!’ (’t Is zo een vreemde man, ik weet niet wat ik moet denken!)

In die laatste betekenis is ‘arig’ synoniem van “raar” in Van Dale waar “raar” naast merkwaardig ook nog “onpasselijk, misselijk” betekent. Precies die betekenis heeft ‘arig’ ook in de zin ‘ich vielde mich zoe arig wèère’ (ik voelde mij zo misselijk worden). We zoeken in de richting van “eigenaardig” met de specifieke inhoud van “raar, ongewoon, onpasselijk, draaierig in het hoofd, …”

De combinatie van de betekenissen van ‘a(ë)rig’ die hierboven behandeld zijn, kan leiden tot gekke zinnen zoals: ‘Toch arig dat die van Blikveld nie hei zijn, want deu is aaners toch al arig wa arig volk hei vandaag!’ (Toch eigenaardig dat die van Blikveld niet hier zijn, want er is anders toch al nogal wat zonderling volk hier vandaag!)

Nog ‘arig’:

https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/aardig
https://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/arig
https://etymologiebank.ivdnt.org/trefwoord/aardig

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 42 van 14 oktober 2021.  

Louis Dingenen

As – As de as

‘Gèè met oeëren as dit en as dèt … Widde wa? As de as brèkt, dan vilt de kèèr! Pakt vast en begint eraan!’ (Jij met je als dit en als dat … Weet je wat? Als de as breekt, dan valt de kar! Pak vast en begin eraan!)

Je kent de mensen wel die het ‘groeët ko.nne autlegge’ (goed kunnen uitleggen), maar niet geneigd zijn om zelf aan het werk te gaan of om zelf te werken. Zij maken voorbehoud en uiten veronderstellingen … “als dit en als dat”, soms tot in het oneindige, en ondertussen … nemen ze geen initiatief.

Om daar een einde aan te maken en om tot de orde van de dag te komen, zeggen wij (o.m.) in het Peerder dialect: ‘As de as brèkt, dan vilt de kèèr!’ Als de (dwars)as van de (boeren)kar het begeeft, dan valt de kar door zijn as en op de grond en ‘zijde autgeboerd’ (heb je gedaan).

Deze uitdrukking gebruiken we om te zeggen dat we genoeg hebben van alle uitvluchten en excuses en dat het tijd is om aan de slag te gaan.

Nog van dat soort zegswijzen via de link:

https://www.dbnl.org/tekst/stoe002nede01_01/stoe002nede01_01_0119.php

Eerste publicatie in Blikveld nr. 32 van 12 augustus 2022.

Louis Dingenen

As – In de assen vallen

‘Ve ware genoeëdigd oppe kèrmis, mè dè volt in d’asse, want ich waas zik toen ve mochte geun!’ (We waren uitgenodigd op de kermis, maar dat is niet doorgegaan, want ik was ziek toen we mochten gaan!)

De betekenis van ‘in d’asse valle’ is duidelijk: wat gepland was, gaat (jammer genoeg) niet door! Assen is het meervoud van as, hetgeen overblijft als je bv. hout of kolen verbrand hebt … verbrandingsrest dus.

De oorspronkelijke uitdrukking blijkt te zijn: “Tussen twee stoelen in de as vallen” met als betekenis: niet kunnen kiezen, de kans missen, in de problemen zitten, maar ook: er bekaaid vanaf komen. Dat laatste element vinden we (enigszins) terug in onze (o.m.) Peerder uitdrukking, want als iets (aangenaams) niet doorgaat, kom je er meestal bekaaid vanaf.

‘Dè vilt in d’èèrd’ (dat valt in de aarde) blijkt ook te bestaan in het Peerder, met dezelfde betekenis als ‘in d’asse valle’. Ze zijn beide dan synoniem van het AN “in ‘t water vallen”.

Nog ‘assen’:

https://etymologiebank.nl/trefwoord/as3

Eerste publicatie in Blikveld nr. 43 van 28 oktober 2022.

Louis Dingenen

Authalen

‘Wa hadde nau wieër autgehaald … dèèn aaën tif … jo.ng toch, brèkt oeëre nek mer nie!’ (Wat heb je nu weer bovengehaald … die oude motorfiets …. jongen toch, breek je nek maar niet!)

In ons Peerder dialect kun je zeggen dat je ‘tieën en taaner autgehaald had’ en dan weten ze nog niet wat je precies bedoelt … want ‘authale’ (uithalen) heeft verschillende betekenissen.

Je kunt iets bovenhalen of “uithalen” wat opgeborgen was, zoals in ‘ich hèm vlieës autgehaald veer vannemiddig’ (ik heb vlees uitgehaald voor vanmiddag) en dan is de kans heel groot dat je dat ingevroren vlees uit de diepvriezer gehaald hebt.

Als je zegt dat je de ‘èèr autgehaald’ hebt, dan denken de meesten spontaan aan de eieren van je eigen kippen die je vanuit het kippenhok naar binnen gebracht hebt. Toch zal een deel van de “meer ervaren” lezers (van Blikveld) ook meteen aan iets anders denken … vermoed ik.

In de jonge jaren van heel wat lezers van Blikveld was immers het leegroven van vogelnesten een van de geliefkoosde kwajongensstreken in Groot-Peer (dat toen overigens nog niet als zodanig bestond). Ze noemden dat ‘vegelnèst of nèste authale’ waarbij het niet zozeer om het nest dan wel om de eieren of liever nog … om de kick van het klimmen in de bomen en het roven van de eieren ging. Sommige eieren werden dan met een speld of naald langs boven en onder ingeprikt en … leeggeblazen … en dan maakten de “nestrovers” daar een krans mee door de lege eieren met een snoer aan elkaar te verbinden.

Boe hadde dè autgehaald?’ (waar heb je dat (idee) gehaald), vroeg moeder dan, want creatief waren ze wel, die snotneuzen die wel meer ‘toeren en streken autho.lte’ (fratsen en streken uithaalden).

‘Iets authale of iets autstèke’ was dagelijkse kost, een ‘grap authale’ was heel gewoon en als je weer eens iets ‘autgespoeëkt haad’ wat niet geweten mocht worden, dan deed je je best om het te verbergen … maar ‘dè ho.lt toch niks aut’ (dat hielp toch niet), want uiteindelijk kwam het toch uit … ‘Al moete de krèèn het autbringe, het kimt toch aut!’ zeggen ze ook in Peer, niet? Al moeten de kraaien het uitbrengen of bekend maken, het komt toch uit.

En als moeder en zus aan het breien waren, en het viel tegen, dan werd het hele breiwerkje netjes ‘autgehaald’, uiteengehaald, ontrafeld, … en kon men opnieuw beginnen, dat was dikwijls het zuiverste werk.

En als je wat ouder was, dan mocht je naar de jeugdbeweging, de sportclub en … zelfs af en toe eens uitgaan. Meestal moest je zelf en alleen rijden, maar als je geluk ‘k(w)aam iemed o.ch authale’, (kwam iemand je ophalen). Dat hield in dat iemand anders bv. met de fiets langskwam en dat je dan samen reed, ofwel dat iemand je bv. met de auto kwam ‘authale’ … dan moest je niet zelf rijden. Meestal moest je met de fiets, want, ‘boe zeun ze ‘t geld authalen om ‘nen o.tto te koeëpen op jo.nge lèèftijd, he!’ (Waar zouden ze het geld (uit)halen om een auto te kopen op jonge leeftijd!)

Nog meer authalen’:

https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/uithalen
https://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/uithalen

Eerste publicatie in Blikveld nr. 51 van 22 december 2023.

Louis Dingenen

Bakhaus en bakkes

‘Vrigger bakde de minse bekans èlleke wèèk zelf broeëd … in hun èège bakhaus!’ (Vroeger bakten de mens bijna elke week zelf brood … in hun eigen bakhuis!)

Vele Perenaren bakten vroeger wekelijks hun eigen brood … Dat gebeurde in een ‘bakhaus’, o.m. in het Peerder dialect het woord voor (meestal) een apart huisje waarin een bakoven gemetseld was. Varianten in Peer zijn ‘bakhoews’, ‘bakhuis’ en ook ‘bakkes’. Een ‘bakhaus’ werd o.m. om veiligheidsredenen (brandgevaar!) op een eindje van het woonhuis opgetrokken met de ronde koepel van de bakoven aan de buitenkant van het eigenlijke ‘bakhaus’ of ‘bakheiske’ (verkleinwoord). Die oven was uit bakstenen (what’s in a word?) vervaardigd en met leem afgewerkt. De mond van de bakoven bevond zich aan de binnenkant van het bakhuis, op heuphoogte, zodat het samengebonden brandhout, de ‘mètterte / mitterte’ (mutsaards) vlot naar binnen konden gestouwd worden om de oven op temperatuur te brengen. De bodem van de oven was vlak en met een ‘zwoel’, een speciale ovenpaal met platte ovenplaat, ook gekend als ‘broodschieter’, kon (meestal) moeder de broden en soms ook de ‘vlaaie’ (de taarten) in de oven ‘schiete’. De ovendeur ging dan dicht en na een bepaalde tijd en de nodige handelingen was je ‘brieëke gebakke’ (broodje gebakken), letterlijk dan. Als je broodje figuurlijk gebakken is, heb je alles goed voor elkaar en heb je goede vooruitzichten . Oh ja, vóór die oven was er meestal ook nog een schouw waarin je de ‘hespe’ kon ophangen om ze te “roken”. Heerlijk!

In het bakhuis gebeurde overigens nog meer! Het rijmt op bakken … en het stinkt … juist ja, ‘kakke’ (pardon my French!). Het ‘bakheiske’ was ook het ‘kakheiske’ of ‘schijtheiske’, meestal afgekort tot ‘heiske’ (huisje). Enkele brede planken werden tegen elkaar bevestigd met in het midden een “gat op maat van het gat” … van de bezoeker! Gelukkig was er ook een deksel op dat gat en hing er wat kranten- of ander goedkoop papier aan een nagel binnen handbereik. Meestal was het ‘heiske’ tussen de twee varkensstallen gesitueerd die zich ook in het ‘bakheiske’ bevonden, aan weerszijden van het toilet. De bezoeker had dus goed gezelschap om “op zijn gemak” zijn ding te doen en mikte zijn kleine en grote boodschap door het gat in de beerput onder de planken. De urine van de varkens dreef ook  langzaam in de richting van diezelfde put … maar langs de andere kant van de twee muurtjes, natuurlijk! Aan de achterkant van het bakhuisje bevond zich overigens dikwijls de “mesthoop” en was er een deksel om de “beerput” te kunnen ledigen.

In dat bakhuis werd meestal ook nog ander materiaal opgeborgen: steenkolen, hout, gereedschap, soms een wasmachine die ook op hout gestookt werd, een mangel om het water uit de gewassen kleren te persen, de fietsen en zelfs een kleine werkbank …. Kortom, het huisje werd intensief gebruikt en soms was er onder het dak op de dennenhouten balken (de ‘schelft’) plaats voor wat stro of hooi, maar dat was toch erg (brand)gevaarlijk.

Wie letterlijk een groot ‘bakhaus of bakkes’ met een grote ‘ove’ (met varianten ‘hove’, ‘huuve’) had, kon veel brood ineens bakken … en wie figuurlijk een ‘groeëte bakkes’ of een grote ‘(h)oven’ had, had een “grote mond”. Zo iemand heet dan ook een ‘groeëtbakkes’, iemand die gekend is voor zijn grote mond en soms grove taal, ook wel ‘groeëtmaul’ genoemd (grootmuil). Als je iemand ‘op z’n bakkes’ wilde slaan, wilde je die persoon op zijn mond of hoofd slaan of gewoon slaan. Soms kreeg je als instructie van thuis mee om ‘dèèn (h)oven tau te haan’, die ‘oven (= mond) dicht te houden, bv. op school. En “tegen een oven is het moeilijk gapen”, zo leert het spreekwoord dat betekent dat je je moeilijk kan verweren tegen iemand met een grote mond.

Nog een anekdote, echt gebeurd! Bij de bevrijding na WO II was een heel bataljon Engelse soldaten in de wei bij mijn grootvader gelegerd: grootkeuken, onderhoud, bevoorrading, kortom, ze hadden alles bij zich. Mijn grootvader mocht de varkens in het ‘bakhaus’ niet meer voederen, dat zouden de Engelsen wel voor hun rekening nemen! En zo geschiedde. Toen de Engelsen het terrein verlieten, ging grootvader naar de varkens kijken en een van hen had een heel dikke wang … en wat bleek? Dat varken had een lege sardienenblik tussen zijn tanden en wang zitten … van die Engelse keukenpieten! ’t Is nog niet gedaan: als blijk van waardering voor mijn grootvader en zijn gezin, hadden de Engelsen bij hun vertrek de bakoven vol chocolade gestopt … alleen waren ze vergeten dat die nog warm was van het laatste baksel … en alle chocolade was gesmolten … Echt gebeurd, in het ‘bakhaus’ van mijn grootvader!

Meer ‘bakhuis en bakkes’:

https://nl.wikipedia.org/wiki/Bakhuis_(gebouw)
http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/bakkes
https://www.mot.be/nl/opzoeken/lectuur/spreekwoorden/huishouden

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 39 van 24 september 2021.

Louis Dingenen

Batteklang

‘Haddet al gehieërd? Ze hèèt em met z’nen hiele batteklang oppe streut gegoeid! Eindelijk!’ (Heb je het al gehoord? Ze heeft hem met zijn hebben en houden op straat gegooid! Eindelijk!)

‘Batteklang’ (met varianten ‘batteklan’, ‘battaklang’, ‘pattaklang’, ‘pataklang’, ‘patteklang’ …) betekent in (o.m.) het Peerder dialect “hebben en houden, zootje, bazaar, boeltje, rommel, santenkraam, …”. ‘Batteclang’ (met een c) is een vervorming van het Franse woord “bataclan” dat in het online vertaalwoordenboek Van Dale Frans -Nederlands vertaald wordt als “rommel, santenkraam”.  Er zit ook duidelijk een aspect van “(hoog)dringendheid” in … je moet snel bijeenrapen wat van jou is en wegwezen. Synoniemen in het dialect zouden kunnen zijn ‘santeboetiek’, ‘klitsen en klatsen’, ‘bazaar’ en misschien ken jij er nog wel enkele.

In de voorbeeldzin hierboven zouden we ‘met z’nen hiele batteklang’ in het AN ook kunnen omzetten als “met zijn klikken en klakken” of met “zijn hele rataplan”. ‘Hieël de batteklang’ wordt ook gebruikt op het einde van een opsomming om … “al de rest, al de andere nest …” aan te duiden en wordt dan gebruikt in plaats van het klassieke “etceterea / enzovoort …”. In het Frans zou “bataclan” een klanknabootsing zijn van wat je hoort als allerlei spullen zoals ketels … verplaatst worden of met “donderend geraas naar beneden vallen” zo lees je in https://typischfrans.blogspot.com/2018/06/et-tout-le-bataclan.html

De “Bataclan” of “Ba-ta-clan” is een bekende theaterzaal aan de Parijse Boulevard Voltaire die op 13 november 2015 op een vreselijke manier in de wereldactualiteit kwam toen een terroristisch commando er 89 slachtoffers maakte tijdens een optreden van de “Eagles of Death Metal” die met hun hard rock 1500 fans in de zaal verzameld hadden. Het theater is nadien ongeveer een jaar gesloten geweest. De Bataclan opende voor het eerst zijn deuren in 1865 en kende meteen succes. De naam Bataclan zou verwijzen naar de operette “Ba-ta-clan” van Jacques Offenbach (1819-1880) waarin hij een “brabbeltaaltje” verwerkte om zo de draak te steken met de toenmalige hype om alles wat uit China kwam goed en belangrijk te vinden. Er werd in die operette bv. een personage opgevoerd met de Chinees klinkende naam Fé-Ni-Han, maar de goede luisteraar begreep meteen de spot, want het Franse woord “faitnéant” betekent … “luiaard, nietsnut”! Misschien was die kerel uit de voorbeeldzin hierboven wel zo iemand … een nietsnut … ‘dèè ze met z’nen hiele battaklang eindelijk bautegoeide!’ (die ze met zijn hebben en houden eindelijk buitengooide!)

Meer ‘batteklang’ op:

https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/frans-nederlands/vertaling/bataclan#.X6kQ72hKiUk: http://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/battaklang
https://nl.wikipedia.org/wiki/Bataclan
https://fr.wiktionary.org/wiki/bataclan
https://www.google.com/maps/@48.8631856,2.3710745,3a,75y,215.51h,80.33t/data=!3m6!1e1!3m4!1s2RqiJ2PKJ0yB4eOyfnveAA!2e0!7i16384!8i8192

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 7 van 12 februari 2021.

Louis Dingenen