Piezerik (zie ook Zwaars)

“Ik denk dat de dialectman in het stukje over “zwaars“, hem een beetje gezwaarst heeft 😄. Vroeger gebruikte men een stukje van het varken om de zaag in te vetten, maar dat was dan “ne piezerik”, geen stuk spek (ik denk dat ze dat liever in de pan bakten), maar wel de piemel van het varken.”

Bovenstaande aanvulling op het dialectstukje over ‘zwaars’ (van vorige week) kreeg de redactie (van Blikveld) binnen. Een leuke reactie en bovendien ook nog correct, dankjewel beste lezer, zo hebben we het graag en wij gaan er even op in.

In het Peerder dialect kennen we niet alleen ‘piezerik’, maar ook ‘pizerik’, ‘pezerik’ en ‘pisserik’ om (o.m.) hetzelfde onderdeel van het (geslachte) varken te benoemen: de roede, de penis van het varken. Nadat de ‘piezerik’ gedroogd was, werd hij als smeermiddel voor zagen gebruikt, zowel in de schrijnwerkerij als op de boerderij. Een verhelderend en ook onderhoudend verhaal over dit onderwerp, vind je via een link onderaan … zeker lezen!

Tegelijk weten wij uit getuigenissen dat soms ook stukken spek of ‘zwaars’ als smeermiddel gebruikt werden, niet alleen voor de zagen, maar ook om lederen schoenen in te “vetten”. Nog straffer is deze getuigenis van iemand met veel ervaring in het slachten van varkens: “Ja, het kon de penis van het varken zijn, maar niet altijd. Dikwijls was het een klompje huid en vet met een ‘pees’ aan. Uit een zeug werd ook een ‘piezerik’ gesneden.”

In ‘piezerik’ en varianten herkennen we het woord “pees”, het uiteinde van een spier waarmee die aan een bot vastzit. Een pees is sterk en werd vroeger o.m. als “boogpees” gebruikt om de pijlen soepel, krachtig en ver weg te schieten. In de uitdrukking “ergens de pees op leggen” gaat het om een bullenpees … de roede van een “bul”, een stier. Zo’n pees kon wel 80 cm lang zijn en bij het drogen werd die heel hard zodat ze als zweep of strafwerktuig gebruikt kon worden om bv. een trekdier harder te doen werken!

In de sport hoor je wel eens dat een trainer er “de pees op legt” en dat betekent dat hij zijn sporters heel hard laat trainen. Hopelijk krijgen die dan geen last van hun “achillespees” die de kuitspieren met de hiel verbindt. De benaming “achillespees” komt van de held Achilles uit de Griekse mythologie. Bij zijn geboorte hield de moeder hem met zijn hiel vast toen ze hem in de rivier de Styx dompelde om hem onkwetsbaar te maken. Alleen vergat ze die hiel nadien ook in dat water te dompelen en Achilles werd later in de strijd gedood door een giftige pijl in die hiel. De “achilleshiel” duidt vandaag op de plek waar iemand (het meest) kwetsbaar is, letterlijk en figuurlijk.

Wij kennen ‘pezen’ ook in het Peerder dialect. Als we zeggen ‘Hèè peest ‘m nogal!’ dan bedoelen we dat hij er nogal hard invliegt. In het Amsterdams betekent “pezen” hard werken, maar ook “neuken”. Wie ooit in de rosse buurt, de Walletjes, in Amsterdam geweest is, zal zich zeker de uitstalramen herinneren met daarin de uitgestalde koopwaren! Achter die uitstalramen bevinden zich de “peeskamertjes” waar er met de klant “gepeesd” wordt. “Pezen” betekent in die context naast “neuken” ook “prostitueren, de hoer spelen”.

In het Peerder hebben ‘piezerik’, ‘pizerik’, ‘pezerik’ en ‘pisserik’ ook een figuurlijke betekenis, nl. die van een flauw, onplezierig, leep en achterbaks ventje, een onnozelaar, een ‘piske van e menneke’. Oh ja, nog een weetje: de inwoners van Loenhout (deelgemeente van Wuustwezel) en Dessel hebben blijkbaar de bijnaam ‘pezeriken’…

Meer ‘piezerik‘ (zie ook zwaars) :

https://www.bhic.nl/ontdekken/verhalen/de-pizerik-een-oud-smeermiddel
https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/pees
https://www.bhic.nl/ontdekken/verhalen/de-pizerik-een-oud-smeermiddel
https://nl.wikipedia.org/wiki/Bullenpees
http://www.mokums.nl/cursus_amsterdams.html

Eerste publicatie in Blikveld nr. 32 van 11 augustus 2023.

Louis Dingenen

Plimpen

‘Hadde’t gezien? Ze hèèt een ieëgske op mich geplimpt … joepie!’ (Heb je het gezien? Ze heeft naar mij geknipoogd …joepie!)

‘Plimpe’ staat (o.m.) in het Peerder dialect voor “met de oogleden knipperen, knipogen”, en ook voor “met de autolichten knipperen”. Het is daarom ook belangrijk dat in de voorbeeldzin ‘een ieëgske’ (een oogje / met Peerder varianten: ‘een uigske’, ‘ugske’ en ‘uugske’) in de zin staat. Daarmee is het duidelijk dat het niet met de “autolampen” was dat ze ‘plimpte’, want dat kan ook. Als je knippert met je autolampen of bv. met een zaklamp, dan ‘plimp’ je ook: je geeft, ook overdag, lichtsignalen. Door je autolichten kort na elkaar uit en aan te zetten of zwak of sterk te laten schijnen zeg je bv. “hé, ik ken je” of “let op, de politie is aan het controleren” …en in dat geval ‘flikker’ je met lichten! ‘Plimpe’ met de ogen gebeurt eigenlijk op dezelfde manier, want iedereen knippert heel dikwijls met de ogen, zonder het te beseffen. Als je zenuwachtig bent, ‘plimp’ je blijkbaar frequenter en als je dwangmatig en ongecontroleerd of oncontroleerbaar snel knippert met je ogen, dan heb je een zogenaamde ‘tic’.

Als je bewust ‘plimpt’ met je ogen, dan gebruik je “lichaamstaal of non-verbale taal”. In plaats van met woorden te “zeggen” dat je iemand wel ziet zitten, kun je je lichaam of een lichaamsdeel gebruiken, in dit geval dus het oog, het ooglid en zeker nog een aantal andere spieren in die buurt, en natuurlijk ook je wenkbrauw. Iedereen kent de uitdrukking “een oogje op iemand hebben”: met een ‘plimp’ of  “knipoog” kan je dat “gevoel” uiten, ondersteunen en beklemtonen. Anderzijds kan zo’n ‘plimp’ ook perfect tegenspreken wat je zegt of toch als spottend of ironisch laten overkomen: als je beweert dat je bv. nog nooit gelogen hebt en als je tegelijk een dikke knipoog geeft … dan weet de ontvanger perfect dat je … aan het grappen bent. Een ‘plimp’ is een sterk communicatiemiddel. Wat blijkt: non-verbaal spreken we meer de waarheid of liegen we harder dan met onze gesproken taal en denk hierbij aan het gebruik van de zogenaamde leugendetectors! Heel boeiend … en als je bv. meer wil weten over oogcontact en flirten, klik dan zeker hieronder op de link met (*)!

Een ‘plimper’ is in het Peerder dialect ook synoniem van “(oog)wimper”. Het Etymologisch Dialectwoordenboek beweert dat ‘plimp’ bij ons een variant is van ‘plump’, maar kennen wij ‘plump’ bij ons? ‘Plimper’ zou een (taalkundig verkeerde) samentrekking zijn van ‘plimp’ en ‘wimper’ zoals “optelefoneren” een contaminatie (verkeerde samentrekking) is van “opbellen” en “telefoneren”. In het Nederlandse Noord-Brabant kennen ze ook ‘plimpe’ en ‘plimper’, maar elders in het Nederlandse taalgebied kent en gebruikt men deze woorden blijkbaar niet. Ook een ‘plimper’ is overigens een onderdeel van de lichaamstaal … “In een oogopslag” kan iemand immers veel over zichzelf vertellen en mascara en kunstwimpers spelen in die “wimpercommunicatie” een belangrijke rol.

Nog ‘plimpen’:

http://etymologiebank.ivdnt.org/trefwoord/plimpen
https://www.dialectloket.be/beeld/taalkaarten/wimpers
(*) https://mens-en-samenleving.infonu.nl/communicatie/141352-flirten-door-middel-van-oogcontact.html
https://nl.wikipedia.org/wiki/Wimper

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 52 van 31 december 2021.

Louis Dingenen

Poeët en pieët

‘Hèè verzèdde van den hielen daag giene poeët … en as ich moes stofzuige waas ‘r nog te lèè om z’n pieët op te hèffe!’ (Hij verzette op een hele dag geen voet … en als ik moest stofzuigen was hij nog te lui om zijn voeten op te heffen!)

In (o.m.) het Peerder dialect gebruiken we het woord ‘poeët’ als we het over een “voet”, “poot” of “hand” hebben. ‘Poeët’ staat eigenlijk voor “poot”, maar afhankelijk van de bedoeling van de spreker kan het ook “voet” betekenen, zoals in de voorbeeldzin hierboven. Omdat de spreker niet bepaald blij was met de houding van de persoon in kwestie, sprak hij niet over ‘voet’ en ‘viet’ (meervoud), maar over ‘poeët’(enkelvoud) en ‘pieët’ (meervoud) om de voet(en) van de betrokkene aan te duiden.

Met ‘poeët’ kan je ook een “wortel” bedoelen, niet de wortel van een boom, maar de groente! De uitspraak is iets korter dan die van het dialectwoord voor poot en het meervoud is ‘poeëte’ zoals in ‘poeëte petazie’ (wortelpuree of wortelstamppot). 

In ons dialect maken we gebruik van stoot- en sleeptoon om het onderscheid tussen enkelvoud en meervoud van sommige woorden aan te geven. Eigenlijk is het een verschil in toonhoogte, maar we noemen het stoot- en sleeptoon …

Een mooi voorbeeld daarvan vinden we bij ‘pieët’ (poten), het meervoud van ‘poeët’ (poot). Een buitenstaander hoort het verschil niet tussen ‘piet’ (zoals de voornaam van de vroegere tv-kok Huysentruyt) en ‘pieët’ (poten), maar in onze regio horen wij duidelijk dat ‘piet’ korter wordt uitgesproken en ‘pieët’ langer gerekt wordt. Dat kan leuke en/of vervelende situaties opleveren: ‘Haat oer pieët bij o.ch’ (hou je poten (handen) thuis), zei een Perenaar vroeger eens tegen een medeburger die in het gezelschap was van een Brabantse student. De brave man uit de Pajottenstreek schrok omdat hij meende gehoord en verstaan te hebben: “Hou je piet bij je!” waarbij “piet” naar het mannelijk geslachtsdeel verwijst. Echt gebeurd en we lachen er nog altijd mee wanneer we elkaar ontmoeten en nog hoort hij het verschil niet.

Helemaal tureluurs werd hij toen we hem het onderscheid wilden duidelijk maken tussen ‘e pieteke’ (kort uitgesproken, een vogeltje)  en ‘e pieëteke’ (langer uitgesproken, een pootje, een voetje, een handje) … en hij zag ze helemaal vliegen toen we hem uitlegden hoe wij (naar) een vogeltje roepen: ‘Pieët, piet, piet, piet … !’ De eerste ‘pieët’ wordt in dit geval ook langer aangehouden, heeft ook helemaal niet de betekenis van “poten”, maar bootst gewoon het geluid van … een vogel na.

Om gek van te worden, dat is duidelijk … en een dialectspreker is zich daar niet altijd van bewust. Oh ja, ‘fikken’ is nog een Peerder synoniem van “handen”, zo meldde onlangs een trouwe lezer!

Meer ‘poeët en pieët’:

https://nl.wikipedia.org/wiki/Stoottoon_en_sleeptoon https://www.dialectloket.be/beeld/filmpjes/limburgs/ (heel boeiend!)

Eerste publicatie in Blikveld nr. 42 van 21 oktober 2022.

Louis Dingenen

Poller en zoller

‘Komaan jing, ’t is laat genoeg! Oeëre poller in!’ (Komaan, kinderen, het is laat genoeg! Je bed in!)

‘Poller’ of ‘polder’ is (o.m.) Peerder dialect voor “polder” in de betekenis van stokken waarop de kippen zich installeren om te slapen. Elke klassieke ‘hinnekooi’ (of ‘-kuuj’) en elk ‘hinnestelleke’ (kippenhok) heeft één of meer houten zitstokken van ongeveer 5 cm diameter die boven de grond van wand tot wand in het hok gemonteerd zijn. Als het donker wordt, “gaan de kippen op stok” en zetten ze zich netjes naast elkaar op die stokken … om te slapen. In ons dialect heet zo’n stok of raamwerk van stokken dus ‘poller’ of ‘hinnepoller’. ‘Oeëre poller in’ zou dus eigenlijk ‘oeëre poller op’ moeten zijn, maar de kans is groot dat hier sprake is van een mix tussen ‘oer bed in’ en ‘oere poller op’. (Heel) vroeger sliepen de kippen in een afgezonderd gedeelte van de zolderruimte in de stal … en het is dan niet verwonderlijk dat het woord ‘poller’ ook gebruikt wordt voor “hooizolder boven de stal of de dorsvloer” en bij uitbreiding ook voor ‘slaapplaats voor de knechten’ op de boerderij.

Kippen gaan slapen als het duister wordt en in de zomer is dat natuurlijk later dan in de winter. De uitdrukking ‘met de hinne geun sleupe’ (met de kippen gaan slapen) betekent dat je heel vroeg gaat slapen en in het AN zeg je dan “met de kippen op stok gaat”. Wist je overigens dat kippen “roesten”, maar wees niet ongerust, want “roesten” is een ander woord voor “het op stok zitten” en “samen slapen en rusten van vogels’. Klinkt hier het Engelse woord voor “haan” door, nl. “rooster” (spreek uit: roester)? En het Engelse “roost” (roest) betekent “kippenstok en kippenslaapplaats” …

Het woord ‘polder’ of ‘poller’ zou in de bovenstaande betekenis overigens afkomstig zijn van het Franse woord “poutre” of “poultre”, wat “balk” betekent en dat vinden we terug in onze ‘petrel’ of ‘poutrel’, de zware ijzeren steunbalk met I-profiel die in de bouw erg populair is.

Volgens dialectoloog Debrabandere betekent ‘poller’ bij uitbreiding ook het “achterste van de broek” en “achterwerk” … ‘Ge krijgt een scho.p onner oeëre poller as ge nie oppast, gèè, degeniet!’ Herken je de ‘poller’ in deze zin als “achterwerk” of “broek”? In het Peerder dialect is ‘een schop o.nner oeëre poller’ synoniem met ‘een schop onner oere zoller’ in de betekenis van (hooi)zolder hierboven. ‘Zoller’ is overigens afgeleid van “zolder” zoals ‘poller’ van “polder” doordat de /d/-klank gelijkgemaakt is met de voorafgaande /l/. We noemen dit progressieve assimilatie omdat de /l/ de /d/ tot een /l/ omvormt … een taalfenomeen dat veel voorkomt, denk aan “maalder” dat uiteindelijk ‘moller’ wordt in ons dialect! Twee gelijke medeklinkers uitspreken “bekt” makkelijker!

Tot slot nog een uitdrukking die zich in de context van ‘poller’ opdringt: ‘Ge moet de stront mét den hinnepoller pakken, hè!’ wat wil zeggen dat je bv. van je partner “het goede én het slechte” moet willen aanvaarden! ‘En aaners … een schop onner oeëre zoller, hè!’

Meer ‘poller en zoller’:

http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/polder2
https://www.encyclo.nl/begrip/roesten

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 18 van 30 april 2021.

Louis Dingenen

Pongel

Pak oeëre po.ngel mèr bieën en trap het mèr aaf!’ (Pak je spullen maar in en vertrek maar!)

Weinig jonge Perenaren zullen het (o.m.) Peerder dialectwoord ‘po.ngel’ (met de iets langere /o/) nog kennen en ze zullen het zeker niet actief gebruiken, zo vermoeden we. Een ‘po.ngel’ is een (meestal stoffen) zak, een tas, een buidel of een bundel waarin iemand zijn (weinige) spullen samenhoudt en (mee)draagt. Het kan ook een grote handdoek zijn die met de punten samengebonden is en de ‘po.ngel’ kan in de hand meegedragen worden, maar ook bv. op de rug of aan een stok op de schouder. Varianten van ‘po.ngel’ zijn ‘pungel’, ‘pingel’, ‘pondel’, ‘pundel’ en nog enkele andere woorden die op ‘po.ngel’ gelijken, zo lezen we in de Etymologiebank.

‘Po.ngel’ werd dikwijls gebruikt als term voor de draagtas die arbeiders meenemen naar hun job en waarin ze hun eten voor de hele dag bewaren, ook gekend als ‘poetszak, knapzak, ransel, mallet’  etc. Heel speciaal waren de mijnwerkers gekend voor hun ‘po.ngel’ waarin ze hun werkkledij voor de dag of de week meenamen en ook hun eten voor de shift die ze gingen kloppen. Van daaruit is niet alleen de betekenis ontstaan van ‘”werkkledij”, maar ook van “slordige en verfomfaaide kleren”, “versleten, vuile en/of kapotte” kleren. Een voorbeeld: ‘Wa veer po.ngel hèèt er nau wieër aan?’ (Wat voor versleten kleren heeft hij nu weer aan?)

In lijn met de vorige uitbreiding van de betekenis wordt, of liever werd, ‘po.ngel’ ook gezegd van een onbepaald stukje kledij dat ergens tevoorschijn kwam waar het niet thuishoorde: ‘Wa veer po.ngel kimt deu nau wieër kieke?’ (Wat voor iets komt daar nu weer tevoorschijn?). Er werd zelfs een werkwoord van afgeleid, maar of dat algemeen bekend is in Peer, dat is niet duidelijk, nl. ‘aanpongelen’ of ‘aanfongelen’ zoals in de zin: “Wa hèèt er zich nau wieër aangepongeld/aangefongeld?” (Wat heeft hij zich nu weer (snel) aangetrokken? Of liever: Hoe loopt hij er nu weer bij?)

Po.ngel’ wordt ook nog gebruikt om een “prul, waardeloos iets” aan te duiden en ‘aanpongelen’ betekent in sommige dialecten ook “aanmodderen”. Ten slotte: bij Ensie lees je dat ‘pongel’ ook gebruikt wordt om iemands teelbal(len) aan te duiden … Of dit/deze (werk)woord(en) overal in het Peerder dialect gekend en gebruikt zijn, is niet heel duidelijk.

‘Po.ngel’ is verwant met het Duitse (Keulse) woord “Püngel” dat “zak, buidel, bundel” betekent en in het Middelnederlands kende men het woord “pong/pung” ook al voor “zak, buidel, geldzak”, zo lezen we op de website Etymologiebank.nl.

Meer ‘gepo.ngel’:

https://etymologiebank.nl/trefwoord/pongel
https://etymologiebank.nl/trefwoord/pungel
https://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/pungel
https://li.wikipedia.org/wiki/Pungel
https://www.ensie.nl/woordenboek-van-populair-taalgebruik/pongel
https://ewnd.ivdnt.org/boeken/boek/27

Eerste publicatie in Blikveld nr. 7 van 17 februari 2022.

Louis Dingenen

Post pakken

‘Dèè gieët hei ‘ne post pakken as ‘r wieër es te laat kimt op ze werk … ze ‘ne baas is ’t miech!(Die gaat hier wat meemaken als hij weer eens te laat op zijn werk komt … zijn baas is het beu!)

Ene post pakke’ betekent in (o.m.) ons Peerder dialect dat je “ervan langs gaat krijgen, op je donder krijgt,  een en ander gaat meemaken …” en het is meestal niet zo prettig wat je zal meemaken.

Je krijgt waarschijnlijk ‘neu, o.nner of tegen oeër viet’ … kortom, een “strenge berisping, een terechtwijzing”, in één woord een “sigaar” of een “saus”! 

Waar de zegswijze vandaan komt, is niet meteen duidelijk. Zou het kunnen dat ‘post’ hier gebruikt wordt voor ‘mededeling, boodschap’ … zoals de postbode langsbrengt? Als jij het weet … laat het ons dan ook weten aub. Alvast dank!

Eerste publicatie in Blikveld nr. 36 van 9 september 2022.

Louis Dingenen

Potteren en potkèèren

‘Wa zijde nau wieër aan ’t pottere? Pas mèr op da ge o.ch nie te vaul maakt!’ (Wat ben je nu weer aan het aanrommelen. Let maar op dat je je niet te vuil maakt!)

Pottere’ is een (o.m.) Peerder dialectwoord met een heel gamma aan betekenissen en geen echte AN-tegenhanger. Het is niet echt klussen of knutselen en ook niet echt onhandig bezig zijn of klunzen. ‘Iemet dèè aan het pottere’ is, is bezig, maar het is niet echt duidelijk waarmee hij bezig is: hij rommelt (maar) wat aan… Als je iemand een ‘potterèèr’ noemt, is dat evenwel geen compliment, want dan vinden ze je eerder een klooier en prutser dan een vakman.

Een belangrijk aspect van ‘pottere’ is dat een ‘potterèèr’ dikwijls ouderwets en gebrekkig materiaal, oude methodes en achterhaalde technieken gebruikt om te werken. Een kenner legde het zo uit: ‘Met immers water drage neu de bieëste inne plak van waterleiding te legge, dè is ooch pottere! (Met emmers water dragen naar het vee in plaats van waterleiding te leggen, dat is ook potteren!) Een synoniem zou ‘klosser’ kunnen zijn, maar ‘klosser’ kan heel negatief zijn, terwijl ‘potterèèr’ eerder mild is. ‘Klosse’ is “onaf, onvakkundig werk afleveren”.

In het schitterende Groot Woordenboek van het dialect van Meeuwen lees je, weliswaar in het Meeuwers natuurlijk, dat ‘Aa minse altijd iets te pottere moete hemme!’ (Oude mensen moeten altijd iets omhanden hebben!)

Even terloops: ‘Pottere’ zou komen van het Engelse werkwoord “to potter”, dat “potten bakken” betekent, maar ook lanterfanten, kuieren, slap werken …

En ‘potkèère’ dan? Is dat een Peerder synoniem van ‘pottere? Niet iedereen blijkt ‘potkèère’ of ‘potkeire’ (nog) te kennen en wie het kent en gebruikt stelt dat ‘potkèère’ een graad “erger” is dan ‘pottere’. “Aanmodderen, rommelen” lezen we in het Vlaams woordenboek en “ordeloos werken” vinden we in het Diepenbeeks dialectwoordenboek. Een ervaren Peerder bron geeft aan dat iemand die ‘potkèèrt’ iemand is die het bijzonder bont maakt en zich niets aantrekt van de regels. Het gaat om iemand die zonder echte structuur tewerk gaat en in totale chaos leeft. ‘Potkèère’ is dus meer dan de overtreffende trap van ‘pottere’.

‘Leut mich dan nog mè wa pottere, ich doen niemed gieë keud!’ (Laat mij dan nog maar wat potteren, ik doe niemand kwaad!)

Meer ‘potteren’ en ‘potkèèren’:

https://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/potkeiren https://www.mijnwoordenboek.nl/dialect/diepenbeeks
https://etymologiebank.nl/trefwoord/potteren 

Eerste publicatie in Blikveld nr. 5 van 3 februari 2023.

Louis Dingenen

Pront

‘Jeu, het waas enen hiele pro.nte mins, mij groeëtvader!’ (Ja, het was een heel trotse man, mijn grootvader!)

De zin hierboven is niet alleen een voorbeeldzin, het is ook een pertinente waarheid over mijn grootvader. ‘Pro.nt’ betekent in het Peerder dialect “trots op zichzelf, fier, zelfbewust”. Het woord komt van het Middelnederlandse woord “prompt” dat “vlot, snel, stip, precies” betekende en ook “vlug, vaardig en deugdelijk” en het zou via het Frans terug te voeren zijn tot het Latijnse woord “promptus”, dat “gereed, vlug, zichtbaar” betekent, zo leert ons Debrabandere in het Etymologisch Woordenboek van het Nederlands. Uit “prompt” ontstond dan het bij ons gebruikte ‘pront’ in de betekenissen “netjes, goed, wakker, monter en ook trots”. In het AN betekent het volgens Van Dale “fris en stevig” en het Vlaams Woordenboek omschrijft ‘pront’ als “goed gebouwd, knap van figuur”.

In het Peerder dialect kennen wij ‘pro.nt’ zeker ook in de betekenis van “goed gebouwd en knap van figuur” en niet zelden gaat het dan over vrouwen en meisjes. ‘Pro.nt’ betekent dus ook “trots, fier” en zo herinner ik mij ook mijn grootvader, bouwjaar 1880! Tijdens WO II moest hij zich met vele andere (wat oudere) boeren geregeld in Peer op de markt gaan “presenteren” aan de bezetter en dat gebeurde toen nog in het Frans, zo meen ik mij te herinneren. Hij was telkens trots als hij mij, jonge snaak, … in zijn beste Frans … kon vertellen dat hij “un paysan flamand” was en dat hij “numéro quarante-deux” moest zeggen als hij zich in Peer moest melden bij de Duitsers! Met rechte rug, het hoofd omhoog en de borst vooruit, zo stapte hij, ook op hoge leeftijd nog …, zo was hij en geen bezetter zou dat veranderen. Hoewel hij “maar” een Kempens boertje was, toch was hij ‘pro.nt’ en dat wou hij tonen, zonder in poeha te vervallen. Geen hoogmoed, geen blasé toestanden, maar eenvoudig en echt! (Boeren)wijsheid had hij voldoende in pacht en zo herinner ik mij dat hij mij al heel jong het belang van talenkennis bijbracht: ‘Ge zijt zoeveel kiere mins as da ge tale sprèkt, jingske!’ heeft hij dikwijls ingeprent … “Je bent zo dikwijls mens als je talen spreekt, jongen!”

In het Vlaams Woordenboek vind je ook een confronterende uitdrukking met ‘pront’, nl: ‘van boven pro.nt, van onder stront’. Ze wordt gebruikt om aan te geven dat iemand er langs buiten mooi uitziet, maar onder de kleren vuil is. Dat kun je letterlijk interpreteren, maar ook figuurlijk en dan lees je dat iemand er langs buiten evenwichtig, goed en normaal uitziet, maar dat hij aan de binnenkant bedorven en verdorven is! Het kan ook op situaties en bv. beroepen toegepast worden: ze zien er langs buiten mooi en aantrekkelijk uit, maar als je de zaken van binnenuit bekijkt, dan zie je dat ze niet aantrekkelijk en niet mooi zijn.

Nog ‘pront’:

http://etymologiebank.ivdnt.org/trefwoord/prompt
https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/pront http://www.vlaamswoordenboek.be/definities/geschiedenis/4051  

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 34 van 20 augustus 2021.

Louis Dingenen

Rezeneren

En zoe hemme ve wier den hieëlen euved ever t’ieën en ’t aner gerezeneerd.’ (En zo hebben we de hele avond weer over ’t een en ’t ander doorgepraat.)

In ‘rezenere’ herkennen we het Franse woord “raison” (gelijk) en ‘rezeneren’ is daarom ook iets ernstiger, zwaarder … dan gewoon praten.

Je probeert een ‘rezenering’, ‘redenering’ of ‘rezenatie’ op te bouwen, argumenten te zoeken, te luisteren … kortom, stiekem probeer je toch gelijk te halen terwijl je ongedwongen met elkaar praat.

Disketere’ of ‘diskutere’ (discussiëren) is echt vanuit verschillende standpunten met elkaar praten. ‘Met Jef ko.nde nie rezenere, want dè eindigt toch altijd in diskussie en riezing!’ (Met Jef kun je niet discussiëren, want dat eindigt toch altijd in gelijk halen en ruzie!)

Nog ‘rezeneren’:

https://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/rezeneren

Eerste publicatie in Blikveld nr. 8 van 24 februari 2022.

Louis Dingenen

Rof – griezelementen – bikkel

‘Ich ha die vaas hieël zo.ëchtekes willen nèèrzetten, mè hè ro.fde ze mich aut m’n haaën en lap, deu laag ze … in griezelemente vanieën!’ (Ik had die vaas heel zachtjes willen neerzetten, maar hij rukte ze mij uit mijn handen en lap, daar lag ze … in diggelen vaneen.)

Het werkwoord ro.ffenof ‘roefen’ betekent (o.m.) in het Peerder dialect “rukken, met een (krachtige) ruk of snok trekken, plukken”. Zo kun je iemand iets uit zijn handen ‘ro.ffen’. Als je aan iemand zijn haren ‘ro.ft’ … dan heb je kans dat je een ‘ro.f heur’ in je handen hebt … een “pluk haren”, ook wel gekend als een ‘poes, een wès of een wis heur’. De combinatie van ‘poes, wès en wis’ met gras is ook bekend, maar als je het hebt over een ‘voes of foes’ gras, dan gaat het bij ons vooral over een “graszode, plag”. ‘Ro.ffen’ of ‘roefen’ zou volgens het Limburgs Etymologisch Woordenboek overigens familie zijn van het werkwoord “roven”.

Het zelfstandig naamwoord ‘ro.fbestaat ook. In eerste instantie betekent het “snok, hevige trek of haal” zoals in ‘Den tantist tro.k ‘r m’nen tand in iene ro.f aut!’ (De tandarts trok mijn tand er in één ruk uit!). In de zin ‘Ich hem vannemiddig nog ene goeie rof gedeun’ betekent het dat je “vanmiddag nog een deugddoend dutje gedaan hebt”. Als tussenwerpsel kennen we ook het klanknabootsende ‘rof’ of ‘roef’ zoals in de zin ‘… en roef, ’t waas inins weg!’ (in een oogwenk, een ommezien). En als er bv. ‘’ne roefel jing’ aankomt, dan gaat het om een (grote) groep kinderen.

Het zelfstandig naamwoord ‘ro.ffel’ bestaat ook. Als iemand ‘ro.ffel’ krijgt, dan betekent het dat hij “rammel, een pak slaag” krijgt. Deze ‘ro.ffel’ heeft eigenlijk niets met het ‘ro.ffen’ van hierboven te maken, maar zou teruggaan op het gebruik van een “roffel”, een schaaf, om een ruw oppervlak te bewerken. In Peer kennen wij volgens mij ‘ro.ffel’ niet in de betekenis van schaaf, maar wel in de betekenis van “rammel”.

‘Griezelementen’ is een oud woord dat in het AN bestaat als “gruzelementen”, kleine gebroken stukjes zoals brokken, scherven of splinters, waarin iets uiteenvalt door een krachtige klap, slag of val … of ‘ro.f’ … zo lezen we in Ensie. Meestal staat het in de verbinding “aan/in gruzelementen vallen/slaan” dat wij in het AN als “aan diggelen” kennen. Gruzel zou verwijzen naar “gruizel” of “gruis” dat wij ook nog kennen, met daarachter de Franse uitgang “-ement” om “de wijze van” aan te geven, zoals we dat ook kennen in bv. regle-(e)ment ( = volgens/op de wijze van de regels).

“Diggelen” komt van “diggel” dat scherf van een aardewerken pot (“degel”) betekent, maar ook kootbeentje, ‘bikkel’ … en kijk daar komt ineens een volksspel oppoppen: bikkelen. Misschien later nog eens op terug komen als we het over volksspelen in Peer hebben.

Als je dit stukje in ‘iene ro.f’ uitgelezen hebt, dan heb je het in “één ruk” uitgelezen.

Nog ‘roffel’:

https://etymologiebank.nl/trefwoord/roffen2 
https://etymologiebank.nl/trefwoord/roffel1
https://www.etymologiebank.nl/trefwoord/diggel#:~:text=diggel

Eerste publicatie in Blikveld nr. 9 van 4 maart 2022.

Louis Dingenen