Gang en gank

‘Hèè is wieër ane gang en … Och, leut ‘em doen, dat ‘r zenne gank mèr gieët!’ (Hij is weer bezig en … Ach, laat hem doen, dat hij zijn gang maar gaat!)

‘Gang’ en ‘gank’ zijn twee interessante woorden in het Peerder dialect die in het AN allebei hun tegenhanger vinden in het woord “gang”. Van Dale geeft hierbij drie groepen betekenissen aan: manier van lopen, de gang in een huis en … bende. Bij de laatste betekenis spreken we “gang” dan op zijn Engels uit als /geng/ zoals in “gangster” … als je het op zijn Engels zegt, natuurlijk.

Het valt op dat we voor veel woorden en betekenissen van het AN-woord “gang” in het Peerder dialect de tegenhanger ‘gank’ (met iets langere /a./ en met /k/ op het einde) gebruiken. Als je je auto ‘inne ga.nk’ (in de gang) wil parkeren (/a./ = iets langer uitspreken), dan zal je de deur van je “gang” misschien moeten uitbreken, ‘E pèèrd inne ga.nk’ (een paard in de gang), dat zou nog lukken, maar een auto … kom zeg!

‘Ga.nk’ als zelfstandig naamwoord en in de (heel brede) betekenis van “gaan” vinden we o.m. in ‘hè gieët ze’ne gank’ (hij gaat zijn gang), ‘ge ko.nt ‘t aan ze’ne gank zien dat ‘r pijn hèèt’ (je kunt aan zijn manier van gaan zien dat hij pijn heeft), ‘autgank’ (uitgang), ‘begankenis’ (drukte, processie…).

Heel eigenaardig vond ik de uitspraak van een vriend die in het ziekenhuis lag en zei: ‘Jeu, vandaag bin ich al oppe gank geweest!’ Ik was een beetje in de war: was hij al ‘oppe gang’ en dus al wat beter? Inderdaad, hij was met de rollator al een wandelingetje gaan maken ‘oppe gank’ (in de gang van het ziekenhuis)! ‘Oppe gang’ en ‘oppe gank’ in één zin, het was de eerste keer dat ik de twee betekenissen in één zin gecombineerd hoorde!

De woorden ‘gang’ (zonder /k/ en in de betekenis van “gang” als onderdeel van een menu) en ‘aafgank’ (afgang), kunnen een speciale band met elkaar hebben. Als één van de ‘geng’ of ‘gange’ van een menu je maag in de war brengt, dan krijg je soms de ‘aafgank’ als extra gang bij een etentje, waarbij ‘aafgank’ “buikloop” betekent. Over de meervoudsvorm van beide ‘gang’-dialectvormen, is niet iedereen het eens: ‘geng’ zeggen de enen, ‘gange’ zeggen de anderen … ‘

Tot slot: ‘gank’ kennen we ook in de zin van “iemands doen en laten” zoals in ‘Dat ze hunne gank mèr geun, ich zal hunne gank/hun geng zeker niet neugeun!’ (Dat ze hun gang maar gaan, ik zal hun doen en laten niet controleren!)

Meer ‘gang en gank’:

https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/gang#.YBqd5OhKiUk https://www.encyclo.nl/begrip/gang
http://etymologiebank.ivdnt.org/trefwoord/begankenis

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 25 van 24 juni 2022.

Louis Dingenen

Gebod – Door ‘t gebod

‘Door ’t gebod kimt de verpleegster ’s mèrges rond een oeër of zeven al!’ (In de regel komt de verpleegster ’s morgens al rond een uur of zeven)

Bij onze rondvraag bleken maar bijzonder weinig Perenaren de uitdrukking uit de voorbeeldzin nog te kennen of te gebruiken. ‘Door ’t gebod’ betekent (o.m.) in het Peerder dialect “in de regel, als alles normaal verloopt”. De uitdrukking verwijst naar een gebod, naar wat voorgeschreven is, (aan)bevolen is … Varianten met dezelfde betekenis als de uitdrukking hierboven zijn: “door de band”, “door de bank” en “door de bot”.

Het gebod’ of ‘het gebood’ is een zelfstandig naamwoord, afgeleid van het werkwoord “gebieden” en betekent “wat gedaan moet worden.” Zo’n ‘gebod’ wordt door een hogere instantie opgelegd of door een baas, werkgever, heerser … en dat kan ook een politieke of religieuze instantie zijn. Als we dus zeggen ‘door ’t gebo(o)d’, dan bedoelen we dat iets gebeurt zoals het geregeld is, bevolen of aanbevolen is, zoals het voorgeschreven is door een autoriteit, door de bovenhand … bv. door God, door de godsdienst, zo werd vroeger gezegd.

De associatie met de “Tien geboden” ligt voor de hand. Testje: ken je ze nog, de 10 geboden die we vroeger uit het hoofd moesten leren en moesten toepassen? Zeg ze maar eens luidop op, maar waarschuw je huisgenoten eerst … ja, die gekken (van Blikveld) zijn weer bezig 😊!

Hèè trèkt zich van God of gebod nèks aan,’ hoor je wel eens. En ja, je hebt van die mensen die zich van God noch gebod iets aantrekken en zich dus (zeker) vroeger daardoor ook volledig buiten de maatschappij opstelden … op de boerenbuiten toch, want in de steden was het net iets anders. De religie organiseerde de maatschappij, soms onder het motto van de notaris die tegen de pastoor zei: ‘Haad gèè ze braaf, dan haan ich ze klèèn!’ (Hou jij ze braaf, dan hou ik ze klein!)

Blijkbaar bestaat er ook een “elfde gebod”, wist je dat? Het is o.m. de naam van een heel bekend café in Antwerpen Centrum. Het café staat vol heiligenbeelden en is daardoor al een trekpleister op zich (dicht bij de kathedraal, overigens). “En weet je ook wat dat elfde gebod zegt?” vroeg de uitbater ons ooit. “Eh, neen …!” “Het elfde gebod luidt: je moet genieten!” zei hij … en verdomd als dat niet waar is! Andere betekenissen van “het elfde gebod” zijn o.m. “een gebod dat opeens uit de lucht komt vallen, opgelegd door een nepautoriteit” of “houden wat ge hebt en pakken wat ge kunt krijgen”, een definitie uit 1887.

Oh ja, je kunt ook “met je tien geboden eten”, zo blijkt. Dan gaat het over je vingers, natuurlijk, en dat ‘ge met oeër haaën èt … inne plak van met oeër kèt en oeër mes!’ (met je (blote) handen eet in plaats van met je vork en je mes). En wat denk je van deze zin: ‘Haan moogde wel met oeër haaën èète, mè door ’t gebod èète ve nie met eus haaën, hè!’ (Kip mag je wel met de handen/vingers eten, maar in de regel eten we niet met onze (blote) handen, hè).

Meer ‘geboden’:

https://www.etymologiebank.nl/trefwoord/gebod
https://elfdegebod.com/
https://www.ensie.nl/betekenis/met-zijn-tien-geboden-eten

Eerste publicatie in Blikveld nr. 34 van 25 augustus 2023. Louis Dingenen

Geschillerd

Nie, deu wil ich echt nie woene! Ich zeu er nog nie geschillerd willen hange!’ (Neen, daar wil ik echt niet wonen! Ik zou er nog niet geschilderd willen hangen!)

Voor sommige mensen maakt het niet uit waar of in welk huis ze wonen, maar anderen weten precies wat ze willen en vooral wat ze niet willen: niet op die plaats en niet in zo een huis!

Ze zeggen (o.m.) in het Peerder dialect dan: ‘Ich wil er nog nie geschillerd hangen!’ Ze vinden het met andere woorden zo’n onaantrekkelijke plaats dat ze hun (geschilderd) portret er nog niet zouden willen ophangen, laat staan dat ze er “levend” zouden willen wonen.

In sommige streken in Vlaanderen gaan ze nog verder en zeggen ze: “Ik zou er niet dood gevonden willen worden!”

Merk ook op dat de tweede /d/ van “geschilderd” in o.m. het Peerder dialect ook als /l/ uitgesproken wordt (assimilatie).

Nog ‘schilleren’:

https://www.ensie.nl/woordenboek-van-populair-taalgebruik/ik-zou-er-nog-niet-geschilderd-willen-hangen

Eerste publicatie in Blikveld nr. 41 van 13 oktober 2023.

Louis Dingenen

Gesjappeerd

‘Vwalla, m’ne jo.ng, gèè krijgt van mich een schoeën gerlozie! Nau zijde gesjappeerd, nou zijde gestèld!’ (Ziehier, mijn jongen, je krijgt van mij een mooi horloge. Nu ben je helemaal uitgedost!)

Het valt niet mee om de uitdrukking ‘gesjappeerd zijn’ vanuit ons dialect in het AN om te zetten. Iemand die ‘gesjappeerd is’, is volledig klaar en uitgedost om zijn taak aan te vatten, is “af”, heeft wat hij nodig heeft en “kan er tegen”. Waar hij dan wel precies “tegen kan”, is niet bepaald duidelijk, maar hij staat sterk, zoveel is zeker. We zeggen ook wel eens dat ‘hèè gestèld is’, dat hij helemaal uitgerust is om te doen wat hij moet doen, voorzien van wat nodig is voor zijn taak, zijn opdracht …

Gesjappeerd’ is echt wel oud Peerder dialect en is vermoedelijk van Franse oorsprong. Je vindt het woord niet terug in de dialectliteratuur, maar het lijkt een verbastering van het woord “chapeau” (hoed) in zich te dragen. Stel je even voor: iemand was volledig klaar voor zijn uitje, zijn taak … en als hij “tot slot” zijn hoed opzette, dan was hij klaar … voilà, hoed erop, chapeau, klaar, ‘gechappeerd’ of ‘gesjappeerd’ in de verbasterde vorm! Met de hoed in de hand, kom je door het hele land … zeggen wij toch ook, niet? Toegegeven, het is een volksetymologische verklaring… Als jij meer info hebt, laat ze dan maar komen … graag!

Wanneer we alle materialen en werktuigen voor het geplande werk hebben, dan zijn ‘we gesteld’ … dan kunnen we beginnen met de uitvoering van het werk. In  Etymologiebank.nl lezen we onder “gesteld” o.m. de verwijzing naar “gesteld zijn, gesteld geraken: alles hebben wat nodig is, klaar zijn (met)”. ‘Hèè is goed gesteld’, betekent dus dat hij goed uitgerust is, goed materiaal heeft en dus klaar is. Dat is niet hetzelfde als “het is goed met hem gesteld”, want dat betekent dat hij het goed maakt, dat hij het goed stelt. Hij is “goed gesteld”, is dus niet hetzelfde als “hij stelt het goed!” In de zopas aangehaalde betekenis past het verhaal van de boerenzoon die verliefd werd op een rijke notarisdochter en er ook mee trouwde. ‘Vwalla, hèè is gesjappeerd’ zei de boer over zijn zoon… hij was ‘gesteld’ én ook ‘binnen’.

Het is ook mogelijk dat ‘gesjappeerd’ een samentrekking is van twee verbasterde Franse woorden, nl:” chapeau” (hoed) en “équipé” (uitgerust zijn, ‘gesteld zijn’). Chapeau plus geéquipeerd … zou ‘gechappeerd’ kunnen opleveren, in ons meer fonetisch schrift wordt dat dan ‘gesjappeerd’ … Toegegeven, het is een veronderstelling, een gok! Wat denk jij ervan?

In een van de bronnen voor dit stukje stond te lezen dat ‘gesjappeerd’ zou komen van het Franse werkwoord “échapper”, maar échapper betekent “ontsnappen” en kan inhoudelijk in deze context eigenlijk niets komen doen!

Meer ‘gesjappeer’:

https://www.etymologiebank.nl/trefwoord/gesteld

Eerste publicatie in Blikveld nr. 50 van 15 december 2023.

Louis Dingenen

Gewèère

‘Wilde mich nau es gewèère leute! En ich hoef nèks mieë, ich kan gewèère!’ (Wil je me nu eens met rust laten! En ik hoef niets meer, ik kan voort!) 

‘Gewèère’ is een Peerder dialectwoord dat niet zo makkelijk om te zetten is naar het AN. Letterlijk zou je “geworden” kunnen gebruiken, maar “laat mij eens geworden” is absoluut geen modern equivalent van ‘leut mich es gewèère’. “Iemand iets laten geworden” betekent in eerste instantie overigens iets anders, nl. dat je die iemand iets toestuurt, iets bezorgt, iets laat overhandigen … en dat heeft dus totaal niets met ons ‘gewèère’ te maken.

Toch lees ik in de taalrubriek van de Nederlandse krant “Trouw” van 3 augustus 2020 de titel: “Van oude mensen, die je moet laten geworden”. Auteur Peter-Arno Coppen schrijft naar aanleiding van een eerder artikel over “geworden”: “Er schijnen opvallend veel vaders te hebben bestaan die, als zij bijvoorbeeld door hun kinderen gestoord werden, uitriepen ‘Laat mij geworden! (…) Dat betekent dan zoveel als ‘iemand laten begaan’, of ‘iemand met rust laten.’”

Onze eerste ‘gewèère leute’ betekent zeker “met rust laten” en leidt ook naar een iets andere betekenis zoals in de zin: ‘leut es gewèère’ wat je kan omschrijven als “stil, afblijven, niet aankomen, laat eens zoals het is!” In de tweede link hieronder naar Trouw vind je daarover meer (3 juli 2020)

Onze tweede ‘gewèère’ uit de voorbeeldzin gaat richting “iemand laten begaan” in de zin van “laat mij maar doen, laat mij maar begaan, ik trek mijn plan, ik kan voort, ik red mij wel …”! Dit ‘gewèère’ vind je ook in het Duitse “Jemanden gewärhen lassen” wat betekent dat je iemand (figuurlijk) niet mag inperken … en dus moet laten begaan.

Er is nog een derde betekenis zoals uit de volgende voorbeeldzin zal blijken: ‘Ich hem altijd goed met dèè mins gewèère geko.nne!’ (Ik ben altijd goed met die man overeengekomen!) ‘Gewèère ko.nne’ betekent dus ook “goed overeenkomen, goed kunnen omgaan, goed kunnen opschieten met, een goede relatie hebben met …”

Als je nog meer oude en zelfs bijbelse betekenissen van “geworden” wil bijleren, dan verwijs ik graag naar de boeiende links hieronder die je naar de Nederlandse (katholieke) krant “Trouw” leiden.

En als je dat niet graag doet, dan laat ik je nu met plezier ‘gewèère’!

Meer ‘gewèère’:

http://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/gewaere%2C+loate+~
http://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/geweren%2C+zijn+eigen+~
https://www.trouw.nl/opinie/van-oude-mensen-die-je-moet-laten-geworden~b472a66b
https://www.trouw.nl/opinie/over-oude-mensen-en-de-dingen-die-geworden~bf64e11c/

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 2 van 14 januari 2022.

Louis Dingenen

Gieëhonger

‘Ge moet altijd e klètteke so.kker in oeër maal hemme … veer de gieëho.nger!’ (Je moet altijd een klontje suiker op zak hebben … voor de geeuwhonger!)

De gouden raad van grootvader om altijd een klontje suiker op zak te hebben, volg ik vandaag de dag nog op: snelle suikers, zouden de wetenschappers en diëtisten vandaag zeggen … ze geven meteen een energieboost, maar zijn niet bepaald gezond, ok. Het effect is evenwel nog altijd hetzelfde als vroeger. Bij een plotse flauwte of een plotseling hongergevoel of een inzinking … dan gaf en geeft suiker je meteen energie.

Het verschijnsel dat je plotseling en snel flauw wordt, is in (o.m.) het Peerder dialect beter bekend als de ‘gieëho.nger’ en in het AN heet dat “geeuwhonger”. Van Dale definieert dit als “plotselinge honger die gepaard gaat met slapte en zweten” en in het renners- en sportmilieu in het algemeen staat dit fenomeen bekend als “de man met de hamer” of “la fringale” in het Frans. Renners die te weinig en te laat eten, krijgen de “geeuwhonger” en vallen zo goed als stil. Ze beginnen de mond krampachtig te openen om meer zuurstof binnen te krijgen … en dat lijkt natuurlijk op geeuwen. Plotseling opkomende honger en geeuwen kunnen overigens ook symptomen zijn van een te lage bloedsuikerspiegel bij iemand die diabetes heeft.

Dat men zou “geeuwen van de honger” is nooit wetenschappelijk bewezen, maar het is wel een populaire gedachte bij de mensen. Die veronderstelling heeft te maken met de moderne betekenis van het woord “geeuw” in “geeuwhonger” dat eigenlijk teruggaat naar de middeleeuwse betekenis van “honger die “gee” of “ga(a)” opkomt, d.w.z. “snel, ineens, plotseling”. “Gee” en “ga” zijn later geëvolueerd tot “gauw” en ‘gieëho.nger’ is dus eigenlijk “gauwhonger”, honger die snel, ineens …opkomt. De associatie met “geeuwen” is er dus door volksetymologie gekomen. De dialectwoorden ‘gie’, ‘ga’ of ‘gee’ betekenen “snel, plotseling” en staan veel dichter en correcter bij de oorspronkelijke betekenis van ‘gieëhonger’. In sommige dialecten bestaat ‘ga’ nog in de betekenis van “snel, rap” zoals in ‘Iek zen d’er gaa baa geweist!’ (ik ben er snel bij geweest) en het is meteen duidelijk dat het hier vooral over Antwerpse dialecten gaat.

Tot slot: in de literatuur rond ‘ga’ en ‘geeuw’ zijn we de woorden ‘geedoop’, ‘gadoop’ en ‘gieëduip’ tegengekomen, dialect voor “nooddoop”. Nooit van gehoord … denk je dan, tot de vroegere catechismuslessen hun werk doen: in geval van nood (lees: stervensgevaar) mag en moet men dopen, zelfs als men geen priester of diaken is én zelfs een ongelovige mag dopen … als het maar op de correcte manier en met water gebeurt, zo lees je in Wiki. In het Groot Woordenboek van het dialect van Meeuwen vind je ‘nuutduip’ voor nooddoop … en als je de term “nooddoop” in het Peerder dialect kent … laat het dan even weten! Alvast dank!

Meer ‘gieëho.nger’:

https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/geeuwhonger http://etymologiebank.ivdnt.org/trefwoord/geeuwhonger https://www.ensie.nl/betekenis/geeuwhonger
https://etymologiebank.nl/trefwoord/gauw1
https://www.uzleuven.be/nl/diabetes-mellitus/complicaties-bij-diabetes/hypoglycemie https://www.dbnl.org/tekst/_tij003190101_01/_tij003190101_01_0017.php
https://nl.wikipedia.org/wiki/Nooddoop
https://www.mijnwoordenboek.nl/dialect/Kinroois

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 10 van 11 maart 2022.

Louis Dingenen

Go(o)dsig en gebenedijd

‘Van dèèn hiele prèèk hem ich gie go(o)dsig woord versteun!’ (Van die hele preek heb ik geen gebenedijd woord verstaan!)

Het hoeft natuurlijk niet altijd een preek te zijn waar je niets van verstaat, maar in ons voorbeeld past het wel dat je van de godsdienstig geïnspireerde toespraak geen ‘godsig’ of ‘goodsig’ woord verstaan hebt. In het Peerder dialect betekent ‘godsig’ of ‘goodsig’ eigenlijk dat je er geen ‘gebenedijd’ of “gezegend” woord van verstaan hebt … “niets”, dus. Of “niemand”, zoals in ‘Oppe mèèrret waas er giene goodsige mins te zien!’ De verwijzing naar “‘God” of iets “goddelijks” zou je kunnen herkennen in ‘go(o)ds’, maar je mag dat niet als “goddelijk” in het AN omzetten … Een “goddelijk” woord komt van hierboven, al kan iets “goddelijks” ook iets “heerlijk, hemels” betekenen in ons aardse bestaan. Misschien zijn er nog wel dialectvarianten van ‘go(o)dsig’ of synoniemen … en hierbij denken we richting ‘godselijk’ of ‘goodselijk’. Een erg plausibele verklaring kan natuurlijk ook zijn dat het gewoon een vervorming is van de woordgroep ‘god zeg’ zoals in ‘Godseg, wa hadde nau wieër gedeun?’ (God zeg, wat heb je nu weer gedaan?)

In het AN is “gebenedijd” zeker een afdoend synoniem van ‘go(o)dsig’. Misschien is dat Latijn voor jou … en dan heb je ook nog gelijk! “Gebenedijd” betekent letterlijk “gezegend” en is terug te voeren tot het Latijnse werkwoord “benedicere” dat “bene” (goed) en “dicere” (zeggen) of “zegenen” betekent. Daarvan afgeleid is bv. de klassieke voornaam “Benedictus”, dikwijls afgekort tot “Dictus” of  “Dictes”, wat dus “de gezegende” betekent. Een ideale naam om ook de koster van de parochie te worden!

Eveneens van “benedicere” afgeleid is “benedictijn”, monnik in de religieuze orde van de Heilige Benedictus. Het Etymologisch Woordenboek van het Nederlands leert ons dat Benedictus van Nursia (nu Norcia in de buurt van Perugia, Midden-Italië) rond 529 de eerste kloosterorde van de westerse kerk stichtte, de Benedictijnerorde. Hij is ook de auteur van de “kloosterregel” waarin hij beschrijft hoe een monnik zou moeten zijn en leven. Heel wat bekende kloosterordes hebben zich nadien geïnspireerd op dit werk. Een van de bekende leefregels van Benedictus is “ora et labora”, bid en werk, waarbij “bidden” ook staat voor “bezin, denk na, filosofeer …!”  Er bestaat overigens ook een kloosterorde van Benedictinessen (let op de spelling!), vrouwelijke monniken die volgens de regels van de Heilige Benedictus leven.

Andere woorden met verwijzingen naar heiligen en/of religie komen later wel eens aan bod. Als je er nog kent … stuur ze dan maar door … en alvast, hartelijk dank!

Nog ‘go(o)dsig en gebenedijd’:

http://etymologiebank.ivdnt.org/trefwoord/gebenedijd http://etymologiebank.ivdnt.org/trefwoord/benedictijn https://nl.wikipedia.org/wiki/Benedictijnen

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 36 van 3 september 2021.

Louis Dingenen

Gremel

‘As ge kikskes èt inne zètel, dan geude altijd gremels vinne in dèè zètel, dè’s normaal!’ (Als je koekjes eet in de zetel, dan ga je altijd kruimels in die zetel vinden, dat is normaal!)

Gremel’ is echt wel oud Peerder dialect en betekent “kruimel”. Het komt via het Frans uit het Latijn. Het verkleinwoord is misschien bekender: ‘Gie gremelke liet er ligge!’ (Geen kruimeltje liet hij liggen).

In combinatie met ‘gram’ kennen we ‘gremel’ en vooral ‘gremelke’ ook, zoals in: ‘Hèè ha gieë gremelke kompassie, gieën gram!’ (Hij had totaal geen medelijden, helemaal geen!)

Blijkbaar betekent “gremel” ook huidvlekje, maar gebruiken we dat in ons dialect in die betekenis …?

Nog ‘gremel’:

https://etymologiebank.nl/trefwoord/gremel1

Eerste publicatie in Blikveld nr. 21 van 26 mei 2023. Louis Dingenen

Grien

‘Van grien plikke krijgde gieën grien vingers, mè kaa en vaul vingers!’ (Van rapen plukken krijg je geen groene vingers, maar koude en vuile vingers!’

‘Grien’ is een Peerder dialectwoord met verscheidene varianten in uitspraak en betekenis. We kennen ‘grien’ (met korte /ie/) in de betekenis van (kool)rapen met groen loof en ‘grien’ worden geoogst in het najaar. Varianten in het Peerder dialect zijn ‘green’ en ‘gru(u)n’. Het gaat om rapen die vooral als dierenvoedsel gewonnen worden, maar die in de oorlog ook door de (armere) mensen gegeten werden. Vroeger moest je die rapen met de handen uittrekken bij het oogsten en in de late herfst kon het dan al bijtend koud zijn en zelfs vriezen. Met je blote handen dan ‘grien of kroeëte moete plikke’ (rapen of bieten moeten (uit)trekken) … was geen plezierig werk. En de kinderen moesten meehelpen en leden kou, tot wenens toe. Vandaag de dag wordt vooral mechanisch geoogst. Als die rapen dan geoogst waren, moesten ze met de hand of de bietenmachine gesneden worden … ‘repe snijen/sniejen’, heette dat … en vandaar ook de uitdrukking ‘ich bin repe snijen’ die je letterlijk kan interpreteren, maar ook figuurlijk : “ik ben er (ongezien) vandoor”.

‘Grieën’ (met een langere /ie/ vandaar de extra ë) is de kleur die wij in het AN kennen als “groen”. Het loof van het ‘grien’ (de rapen) is meestal ‘grieën’ en de kleur van gras is (doorgaans) ook ‘grieën’. Uitspraakvarianten in het Peerder zijn hier ook ‘greeën’ en ‘gruun’. Als iets ‘grienig’ is of ‘grieënechtig’, dan is het groenachtig en hetzelfde bedoelen we met ‘griensig’. Als je in Peer hoort dat iemand niet genoeg ‘griente’ eet, dan weet je dat hij onvoldoende “groente(n)’ eet. Een synoniem van ‘griente’ kan ‘grienighèd’ zijn. En in het recyclagepark moet je groenaval bij ‘’t grieën’ deponeren!

Iemand kan ‘grien’ (kortere /ie/, maar toch de kleur) vingers hebben, maar het kan ook helemaal een ‘grieëne’ zijn (langere /ie/) … ‘Ene griene’ kan twee betekenissen hebben: een gierigaard of een aanhanger van de politieke partij “Groen” of mogen we algemener zeggen: iemand die “milieuvriendelijk” is en/of erg van de natuur houdt. Als iemand alleen maar ‘grieën is achter z’n oeëre’, dan bedoelen we dat hij nog “jong en onervaren” is en dus een “groentje”! ” Gek dat je een “groentje” in ’t leger … “een bleu” noemt, niet? Je kan natuurlijk ook ‘grieën kieke’ (zuur of jaloers kijken) of ‘grieën lache’ (ongemakkelijk lachen)!

‘Hèè is nog te grieën om inne winter te stoke!’ … Tja, wat wordt hier dan precies bedoeld? Wil de betrokkene geen geld uitgeven om het warm te krijgen en is hij dus te gierig om in de winter te stoken? Of is hij te milieubewust om te stoken en wil hij liever kou lijden dan de natuur te schaden? De context van deze zin zal zeker de correcte interpretatie opleveren. Wat moet je dan denken bij ‘griene poor’? Bedoel je hier letterlijk de “groene prei” of bedoel je dat het gaat om “een extreem gierig iemand”? Ook hier zal de context wel de goede richting aanwijzen! ‘Poor’ komt overigens van ‘porei’ dat wij ook in ons dialect kennen en dat in het Middelnederlands “porreye” heette. Het verband het Franse “poireau” hoor en zie je ook! Onze ‘poor’ kan overigens enorme afmetingen aannemen … want volgens sommige telers is hun ‘poor zoe groeët da ge’r oeëre vielo tege ko.nt zetten’ (is de prei zo groot dat je je fiets er tegen kunt zetten).

Nog een kleine uitdaging en waarschuw eerst je huisgenoten met de mededeling dat je niet aan het raaskallen bent! Probeer nu vlot, duidelijk en vooral luidop het volgende woord uit te spreken: ‘appelbleuzieëgrieën’! Voor mijn part mag het ook ‘appelblazieëgruun’, ‘appelblauzieëgreen’ of ‘appelbloazieëgruun’ zijn … zolang je tong er maar niet “appelblauwzeegroen” begint uit te zien! Nog een toemaatje: van een jeugdvriend heb ik de term ‘verrekesstaldeergrieën’ geleerd … groen zoals de deur van de varkensstal geschilderd is … of was!

Meer ‘grien’:

http://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/porei http://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/groen+achter+de+oren

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 31 van 6 augustus 2021.

Louis Dingenen

Griets

‘Kiek ze deu loeëpe, de kakmadam … ze vielt zich te grieëts om eus ‘ne goeiendaag te zeggen!’ (Kijk ze daar lopen, de kakmadam … ze voelt zich te verwaand om ons een goeiedag te zeggen).

Een ‘hoegsnaut’ (blaaskaak, ijdeltuit) voelt zich ook wel eens te ‘grieëts’ (verwaand, te goed, te fier) voor het gewone volk. Varianten zijn ‘gruts’ en ‘groeëts’.

Nog ‘grieëts’:

https://www.woorden.org/woord/griets
https://ewnd.ivdnt.org/boeken/woord/110913  

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 4 van 28 januari 2022.

Louis Dingenen