Dievel

‘ ’t Is of den dievel ‘t ermee gemoeid is!’ (Het is of de duivel ermee gemoeid is!) zei mijn grootvader vroeger wel eens als iets helemaal niet vlotte. Ik heb hem nooit horen vloeken, maar als ‘d’n dievel’ ter sprake kwam, zat het hem toch hoog!

‘Dievel’ (met uitspraakvariant ‘duvel’) is o.m. Peerder dialect voor (de) “duivel”, de gevallen engel die in het Christendom de belichaming is van alle kwaad.  ‘Dievels’ is het meervoud van ‘dievel’, maar ‘dievels’ kan ook een bijvoeglijk naamwoord of een bijwoord zijn zoals in deze uitspraak van de trainer van de (voetbal)duiveltjes: ‘Dè dievels menneke is dievels goed’ (Dat duivels ventje is duivels goed). De trainer bedoelt dan echt niet dat het “Een kind van de duivel” is zoals in het gecontesteerde lied van Jebroer uit 2016.  ‘Dievelen’ is een werkwoord en ‘as ge op iemed dievelt’ dan ben je boos aan het roepen en tieren op iemand, kortom aan het razen.

‘Dievel’ staat in ons dialect ook nog iets anders, maar het woord is in die betekenis toch minder breed gekend. ‘Dievel’ wordt namelijk ook gebruikt voor ontvettende en ontsmettende “soda(korrels)” of “kristalsoda”. ‘As ge dèè vèttige filter van oeër dampkap zeiver wilt krijgen, dan moede dèè in hieët water leggen en deu wa dievel bijdoen …, dè helpt hieël zeker!’ (Als je de vette filter van je dampkap proper wil krijgen, dan moet je die in heet water leggen en daar wat (kristal)soda bijdoen …, dat helpt heel zeker!) ‘Dievel’ in deze zin betekent dus “(kristal)soda” (natriumcarbonaat Na2CO3) en mag je zeker niet verwarren met de zogenaamde “baksoda” of “zuiveringszout” (natriumbicarbonaat, NaHCO3 ) dat veel mensen ook in huis hebben. Ook sodawater, synoniem voor bruiswater, heeft niets met kristalsoda te maken. Meer info hierover vind je bij Wiki en ook bv. op https://www.huisvlijt.com/wat-is-het-verschil-tussen-baking-soda-en-soda/.

Er bestaat nóg een ‘dievel’, namelijk ‘grienen dievel’ (“Groene Duivel”) en … ja, ik hoor het je al denken, er zijn ook “Rode Duivels”, maar ik weet niet zeker of je die dan ook ‘dievels’ noemt in het dialect. Die ‘grienen dievel’ is letterlijk overgenomen van het product “Groene Duivel” (vertaling van “Diable Vert”), waarmee je eksterogen, eelt, wratten etc. kan verwijderen, ook vandaag nog … zeggen ze toch!

Er zijn in het AN nogal wat uitdrukkingen en zegswijzen waarin de “duivel” voorkomt, maar of je die ook allemaal in het Peerder terugvindt, dat betwijfel ik. ‘As ge kalt vannen dievel, dan ziede z’ne start!’ (Als je van de duivel spreekt, zie je zijn staart), dat hoor je wel eens als iemand opdaagt net op het moment dat je over hem/haar aan het praten bent. Dikwijls wordt overigens alleen maar het eerste deel van de uitdrukking gebruikt. ‘Iemed d’n dievel aandoen’ kennen we en als de zon schijnt en het tegelijk regent, dan is het ‘kermis inne hèl’ (kermis in de hel) en elders noemen ze dat ‘duvelkeskermis’ … Kennen wij dat in Peer? ‘Ich zien gienen dievel!’ zeggen wij wel eens als er niets of niemand te zien is … en als je bij ons iemand ‘ene grienen dievel’ noemt, dan bedoel je vooral dat hij nogal zuinig en zelfs gierig is … en niet dat hij lid is van de politieke “Groenen” of specialist is in het verwijderen van eksterogen! ‘Ene lieleken dievel’ kan letterlijk betekenen dat iemand “niet knap” is en figuurlijk betekent het dat hij een “verachtelijk en soms gevaarlijk” persoon is.

Misschien kun je ook een antwoord geven op de vraag welk woord ‘het dievels jeu-woord’ is (het duivels ja-woord). Ik heb het vroeger dikwijls horen zeggen, maar ik kan mij ‘ter dievel’ (bij de duivel!) niet meer herinneren welk woord dat was. Weet jij het nog? Laat het dan zeker weten!

Nog ‘dievel’:

http://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/duvel http://etymologiebank.ivdnt.org/trefwoord/soda
https://www.newpharma.be/apotheek/diable-vert/1056/diable-vert-vloeibaar-eksterogenmiddel-fles-10ml.html

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 15 van 4 april 2021.

Louis Dingenen

Duur – Gegèven te dieër

‘Haad oeër lommele mèr, ze zijn mich gegève te dieër!’ (Houd je rommel maar, zelfs gratis is het mij nog te duur!)

Wanneer iets van zo’n slechte kwaliteit is dat het eigenlijk “gratis nog te duur” is, dan zeggen we (o.m.) in het Peerder dialect dat het ‘gegève (nog) te dieër’ is.

Gegève’ betekent hier dus dat je het gratis krijgt, dat het je (cadeau) gegeven wordt en dat je er dus niet voor hoeft te betalen.

In dit verband is het misschien interessant om eens in te gaan op het subtiele onderscheid dat ik ooit eens gehoord heb tussen “gratis” en “voor niets” … “Ken je het onderscheid tussen “gratis” en “voor niets”? “Awel, ‘ich bin gratis neu de school geweest … en gèè veer nèks, zee ‘t menneke!’ (Ik ben gratis naar school geweest … en jij voor niets, zei het mannetje).

Eerste publicatie in Blikveld nr. 23 van 9 juni 2023.

Louis Dingenen

Everlauwen

‘Hieërt! ’t Zijn de doeëdsklokke! Wie wèèrt er everlauwe? Wie zeu ’r doeët zijn?’ (Luister! Het zijn de doodsklokken. Wie wordt er overluid? Wie zou er dood zijn?)

Wanneer vroeger in een dorp of landelijke gemeente iemand stierf, luidden altijd de doodsklokken … om te melden dat iemand overleden was. De klokken waren nieuwsbrengers, schreef Piet Lauwers in Dat Stedeken Peer ooit.  Tegenwoordig luiden die klokken ook nog, maar alleen als een overledene kerkelijk begraven zal worden, bv. bij de avondwake of bij de uitvaart zelf. In (o.m.) het Peerder dialect wordt die persoon dan ‘everlauwe’ (sommigen zeggen: everlaud). In het AN heeft dit werkwoord “overluiden” als tegenhanger, een werkwoord dat nog maar zelden gebruikt wordt. Blijkbaar kan je ook “uitluiden” en “verluiden” zeggen.

Niet overal bestaat de gewoonte van het ‘everlauwe’ dus nog. Per regio zijn er afspraken over hoe en met welke (doods)klokken geluid wordt om een overlijden te melden (klik in dit verband zeker op de link naar de Heemkundige Kring van Lille hieronder).

Wist je overigens dat voor het ‘everlauwe’ van mannen en vrouwen de doodsklokken verschillend gebruikt worden? In de link naar de VRT hieronder, zegt pastoor Hermans van Halen in 2021: “Een klok luiden is trouwens een gecodeerde boodschap. Afhankelijk van welke klok slaat,  kan je bijvoorbeeld afleiden of er iemand gestorven is en of het een man of een vrouw is.”

Bij de begrafenis van een overledene luiden de doodsklokken ook wanneer de lijkstoet vanuit de kerk naar het kerkhof trekt. De doodsklokken worden overigens ook nog op andere momenten geluid, bv. bij nationale rouw als een koning(in) overlijdt of bij (de herdenking van) een grote ramp. Ook in bepaalde (nationale) noodgevallen luiden de klokken.

Wist je dat de klokken vroeger op heel regelmatige tijdstippen luidden? Ze gaven zo onder meer structuur aan de dag, want weinigen hadden een (zak)horloge en hadden dat zeker niet bij zich als ze bv. op het veld aan het werk waren. De klokken riepen ook op tot gebed en ’s middags wisten de werkers op het veld dat bij het luiden van het Angelus het tijd was om te gaan eten.

Bij speciale kerkelijke (hoog)dagen zoals Pasen luiden de klokken niet op Goede Vrijdag en Stille Zaterdag en op Paaszondag luiden de … paasklokken! In Peer kennen we in die periode de gewoonte dat de misdienaars en jongeren op vrijdag en zaterdag met ‘kleppers’ door de straten trekken om de klokken te vervangen, want die zijn naar Rome om … paaseieren op te halen! Heel speciaal in Peer is ook de Beiaard van Peer met 64 klokken. Wist je dat je je favoriete lied via de beiaard kan laten spelen? Zie de link hieronder …

Meer over “klokken(ge)luiden”:

http://www.hklille.be/extra4/index.html
https://www.trouw.nl/nieuws/als-je-overluid-wordt-ben-je-overleden~bf8db952/?referrer=https%3A%2F%2Fwww.google.com%2F
https://nl.wikipedia.org/wiki/Overluiden
https://nl.wikipedia.org/wiki/Klok_(bel)
https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2021/08/27/waarom-luiden-elke-avond-de-kerkklokken-over-het-moeras-van-hale/
http://www.beiaardpeer.be/
http://www.tkleinverzet.vlaanderen/wp-content/uploads/2021/02/Waarom-klokken-luiden.pdf

Eerste publicatie in Blikveld nr. 7 van 17 februari 2023.

Louis Dingenen

Everschoot

‘Vrigger mocht de geboër soms oppe ’n everschoot geun as ’t fieëst geweest waas …! (Vroeger mochten de buren soms op de overschot gaan als het feest geweest was…!)

Everschoot’ betekent “overschot, rest, wat overblijft” en kan in allerlei contexten gebruikt worden. In (o.m.) het Peerder dialect kennen we ‘everschoot’ van allerlei materialen zoals bouwmaterialen, stoffen etc. In de voorbeeldzin gaat het over ‘den everschoot van ’t ète’ (de kliekjes, de overschot van het eten). Die werd vroeger nooit weggeworpen, maar altijd tot de dag erna bewaard en als er feest geweest was, zoals een bruiloftsfeest (meestal aan huis) of een kermisfeest, dan mochten de buren, de kinderen en/of andere familieleden soms ‘oppe ‘n everschoot kome’ … Zij werden dan uitgenodigd om te komen genieten van de lekkere restjes van de feestmaaltijd … ‘den everschoot’ … als er ten minste nog wat ‘ever schoot’ … als er nog wat “over was”, natuurlijk!

Vandaag kennen we in het AN het woord “kliekje” voor “rest(je), overschot” en wanneer het kliekjesdag is, worden de etensrestjes van de voorbije dagen verwerkt in een creatieve maaltijd. In de Etymologiebank lees je dat “kliek” door klanknabootsing tot stand gekomen kan zijn … naar het geluid van iets (etensresten, dus) dat met een klets weggegooid of weggesmeten werd.

Nog een beetje een lugubere betekenis van het woord “overschot: datgene wat van een afgestorvene overblijft” … Je leest het vaak: “Het stoffelijk overschot …”, maar in die betekenis gebruiken wij ‘everschoot’ niet in het dialect, meen ik. Of wel?

Nog ‘everschoot’:

https://etymologiebank.nl/trefwoord/kliek1

Eerste publicatie in Blikveld nr. 47 van 2 december 2022.

Louis Dingenen

Faar

‘Zet oeër faren es aaf … want dèè van gins kimt, dèè kan aaners nèks zien!’( Zet je grootlichten eens uit anders kan degene die van ginds komt niets zien!)

Een ‘faar’ is een dialectwoord dat (o.m.) in Peer gebruikt wordt en verscheidene betekenissen heeft. Een synoniem van ‘faar’ in de voorbeeldzin is een ander bekend begrip uit ons dialect nl. ‘groeët licht’. Dat “groot licht” kan op twee manieren geïnterpreteerd worden: als de “koplampen” zelf die dat licht produceren én als dat grote licht zelf. Als de inspecteurs bij de autokeuring vragen je ‘groeët licht’ op te zetten, dan willen ze dat je je ‘faren’ of “grootlicht” aanzet, want je koplampen staan al aan omdat ze eerst je ‘klèèn licht’ of “dimlicht” gecontroleerd hebben. ‘Faar’ komt overigens van het Franse woord “phare” dat “koplamp” betekent. Je kan natuurlijk ook nog “verstralers” (met de klemtoon op “ver”) op je autobumper monteren als je echt ver wil zien in het donker en dan heb je ook een soort ‘faren’ nodig die lijken op “schijnwerpers”. Schijnwerpers zijn sterke lampen die gebruikt worden om bv. een parkeerplaats, een manège, een voetbalveld …te verlichten.

Figuurlijk (maar soms ook tegelijk letterlijk) kan je natuurlijk ook “in de schijnwerpers” staan en dan sta je “in de belangstelling”, met echte of symbolische spots op je gericht. Figuurlijk kan iemand ook een “groot licht” zijn, maar toch even opletten als ze je als “groot licht” bestempelen … Eigenlijk bestaat alleen de uitdrukking “geen groot licht zijn” in het Nederlands en als iemand jou een groot licht noemt, dan zou het wel eens kunnen zijn dat hij ironisch of zelfs sarcastisch bezig is en … precies het tegenovergestelde bedoelt. Hij is “(g)een groot licht” betekent dat hij “niet bijzonder slim” is. Zeggen we dat ook zo in het dialect? ‘Dè is ooch gieë groeëte licht, dèè!’ (Die is ook niet bijzonder snugger, die!)

Met ‘faren’ kunnen we in het dialect ook onze “ogen” aanduiden, zoals in de zin ‘Ich hem een bleu (of bla, of blau, of bloa) faar van tege de kas te loeëpen’ (Ik heb een blauw oog van tegen de kast te lopen). ‘Kiek es aut oeër fare, mins!’ zeg je als je wil dat iemand uit zijn ogen kijkt, maar echt beleefd of tactvol ben je dan niet!

‘Faar’ kan nog figuurlijk gebruikt worden als je bv. zegt dat ‘oeër faar aut is!’. Je bedoelt dan dat je “heel moe” of “totaal op” bent. Je kan ook zeggen dat je ‘kaars (of je bougie) aut’ is, dat je ‘pijp aut’ is, dat je ‘lamp aut’ is of zelfs dat je “lantaarn”, je ‘lamptèèn aut’ is, al is dat laatste wel een heel oud woord in ons dialect. In dat verband heb ik ooit horen zeggen: ‘Geud es aut de licht, lamptèèn!’ en dat was een sarcastische opmerking tegen iemand die dacht dat hij licht wierp op een zaak, maar eigenlijk stond hij letterlijk en figuurlijk … ‘inne licht’ en hield hij dus het licht tegen. ‘Lamptèèn’ komt van het Franse woord “lanterne”, lantaarn.

Tot slot: ‘faar’ betekent ook ‘vuurtoren’ in sommige Vlaamse dialecten, maar ik denk dat wij ‘faar’ niet in die betekenis gebruiken … of wel?

Meer ‘faren’:

https://vlaamswoordenboek.be/definities/term/faar
https://www.politie.be/5426/vragen/verkeer/welke-autolichten-gebruik-je-wanneer

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 41 van 8 oktober 2021.

Louis Dingenen

Fèl

Ge moet fèl zijn met oeër jing … dan zijn zij ooch fèl met o.ch! (Je moet lief zijn voor je kinderen … dan zijn zij ook lief voor jou!)

Fèl zijn met iemed’ betekent (o.m.) in het Peerder dialect dat je “lief bent met iemand, dat je hem/haar graag ziet en graag hebt en dat ook toont …” We kennen in het AN “fel” als “vurig, hartstochtelijk, sterk, erg, hevig …”. In de Middeleeuwen betekende “fel” ongeveer het tegenovergestelde van wat het nu betekent, nl.  “hardvochtig, wild, bloeddorstig, wreed, hard …”.

‘Fèl’ gebruiken wij in het Peerder ook in de betekenis van ‘erg’ zoals in: ‘Ich vond dè fèl everdreve!’ (Ik vond dat erg overdreven!). En ooit meen ik in Peer gehoord te hebben: ‘Deu bin ich nie fèl op …dè waas niet fijn van mich!’ in de zin van “Daar ben ik niet trots op, niet fier op … dat was niet mooi van mij!” Ken jij dat ook zo?

http://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/felhttps://etymologiebank.nl/trefwoord/fel

Eerste publicatie in Blikveld nr. 18 van 28 april 2023.

Louis Dingenen

Fezelen, f(r)iezelen en kazelen

‘Wa zijn ze deu wieër aan ’t kazele? Stil kalle en hel liege, ich zeg het o.ch!’ (Wat zijn ze daar weer aan ’t roddelen? Stil praten en hard liegen, ik zeg het je!)

Stil kalle’ (stil praten, fluisteren) kennen wij (o.m.) in het Peerder dialect als ‘fezele’ of als ‘fiezele’. Dikwijls heeft ‘fezele’ een negatieve bijbetekenis omdat al snel gedacht wordt aan geheimzinnig of heimelijk (kwaad) spreken achter iemands rug, “achterklap” noemen we dat, maar ‘fezele’ hoeft niet noodzakelijk achterklap in te houden. In verband met ‘fezele’ hoor je wel eens zeggen “fezelaars zijn kwezelaars” en “fezelaars komen niet in de hemel” met weer een duidelijke verwijzing naar de achterklap. ‘Fiezele’ betekent overigens ook nog iets anders dan ‘fezele’. Als het lichtjes regent, motregent, miezert … dan spreken we over ‘fiezele’ en sommigen hebben het dan zelfs over ‘friezele’.

Kazele’ houdt ook soms wel achterklap in, want het betekent “roddelen, achterklap verkopen, kwaad spreken achter de rug van iemand”. ‘Kazele’ wordt ook gebruikt voor “met elkaar staan te kletsen”, “wartaal en onzin verkopen” en ook voor “zwammen” (zonder kennis van zaken praten). In het AN hebben we geen echt equivalent voor ‘kazele’ en dus houden we het maar op “achterklap verkopen”.

De herkomst van het woord ‘fezele’ is waarschijnlijk te zoeken in de klanknabootsing van wat je hoort als mensen heel zachtjes (met elkaar) spreken … Je hoort de klanken ffff … ssss …. zzzww … en met een beetje verbeelding en creativiteit kom je zo aan ‘fezele’ (in het Middelnederlands “vezelen”) en zelfs “fluisteren”.

De herkomst van ‘kazele’ is ook onduidelijk, maar het woord werd al in 1846 gebruikt. “Kazelen is een limburgsch woord en wordt vertaeld door het fransch jaser” schrijft Pieter Ecrevisse in een voetnoot van een boek over De Drossaert Clercx. “Jaser” is oud-Frans voor “praten”. 

In een Limburgs dialectwoordenboek lezen we ook dat ‘kasele’ in Peer en Grote-Brogel gebruikt wordt voor “kaatselen”, een verbastering van het Franse spelrijmpje “Un, deux, trois, qui a la balle?” Het spel bestond erin dat iemand, met de rug naar de andere spelers gekeerd stond en een bal over het hoofd naar achter wierp. Een van de spelers ving de bal op en verstopte hem achter de rug … en de werper moest raden wie de bal had. Zou het kunnen dat het betekenisaspect “achterklap, achter de rug praten” uit dit spel en met deze naam overgenomen is?

Nog ‘fezelen, fiezelen, friezelen of kazelen’:

https://etymologiebank.nl/trefwoord/vazelen1
https://etymologiebank.nl/trefwoord/kazelen
https://www.dbnl.org/tekst/mole002refe01_01/mole002refe01_01_0004.php
https://e-wld.nl/static/dictionary/content/pdf/wld-3/2008_Limburgse%20Dialecten%20III%203,2%20(feest%20en%20vermaak)%20(bd).pdf

Eerste publicatie Blikveld nr. 2 van 13 januari 2023.

Louis Dingenen

Reactie en aanvulling:

Vanuit Grote-Brogel ontvingen we een heel interessante reactie op het (vorige) dialectstukje over Fezelen en kazelen’:

Kazele’ is perfect Brogels. In verband met de verwijzing naar het Franse werkwoord “jaser” (praten)ging er bij mij een lichtje branden. Vanop de jongenspeelplaats in Grote-Brogel hoorde je vanuit de belendende meisjesspeelplaats regelmatig luid weerklinken: “Wè deid er mèè jasère?”

Dat was een lied/oproep ter uitnodiging om collectief aan een of ander spel te beginnen, mogelijk het balspel dat in het stukje over ‘Fezelen en kazelen’ beschreven wordt.’

Fiets

Pas op da ge met oeëre vielo nie ever die fieëts van euze klèène valt! (Let op dat je met je fiets niet over de fopspeen van ons kleintje valt!)

Fieëts’ is een heel oud (o.m.) Peerder dialectwoord voor “fopspeen”, nu beter bekend als ‘tit’, ‘tut’, ‘tutter’ en ‘lo.ts’. De /ie/ in ‘fieëts’ wordt (heel) lang uitgesproken, langer dan in tweewieler “fiets”. En geloof het of niet …er is blijkbaar een verband tussen de woorden “fiets” (‘vielo’) en “fopspeen” (‘tut’).

Fieëts’, met de lange /ie/, zou afgeleid zijn van het Duitse voorvoegsel “vize”, in de betekenis van “(plaats)vervangend”, zoals wij dat kennen in vice-president of vice-voorzitter. Wij schrijven het met een /c/ en de Duitsers met een /z/ die ze als /tz/ of /ts/ uitspreken. In het Duits spreekt men “vize” dus (ongeveer) als /fietze/ of /fietse/ uit … en wij zijn er al bijna! Eerst even terug in de tijd.

In de eerste helft van de 19de eeuw werd het traditionele vervoermiddel “paard” stilaan vervangen door “het stalen ros” (het stalen paard), nl. de fiets. In eerste instantie was dat een “loopfiets”, in 1816 uitgevonden door de Duitser Karl Drais. Klik zeker op de link onder de tekst als je een afbeelding van de man op zijn loopfiets/wandelfiets wil zien.

In het Duits sprak met in die tijd over de fiets als een “plaatsvervanger” voor het paard, een “vize-Pferd” dus, uitgesproken als /fietze-pferd/ of /fietse-pferd/. Later werd dat woord afgekort en werd het voorvoegsel “vize” dus zelfstandig gebruikt als /fietze/ of /fietse/ en daarmee zouden dus de woorden “fiets” en “fietsen” geboren zijn, zo beweerden twee Gentse professoren taalkunde in 2012. Hoe die woorden dan precies bij ons terechtgekomen zijn, is niet echt duidelijk, maar de twee proffen verwezen hierbij o.m. naar wat taalkundig gebeurd is met het woord “automobiel” … waar ook het eerste deel een zelfstandig leven is gaan leiden als “auto”.

Naar analogie hiermee kan je het woord ‘fieëts’ als “fopspeen” ook verklaren, want een “fop-speen” is een “plaatsvervanger” voor een echte speen. Het Duitse voorvoegsel “vize” /fietze/ wordt nu ook zelfstandig gebruikt, net als bij de tweewieler, en je krijgt ‘fieëts’ in ons dialect. Het lijkt op een fiets als je het woord uitgesproken hoort, maar het heeft er dus totaal niets mee te maken … behalve dat het ook een “plaatsvervanger” is. Heel wat Limburgse dialecten hebben overigens veel ontleend en aangepast uit het Duits.

Oh ja, ‘tit’, ‘tut’, ‘tutter’ en ‘lo.ts’ zijn heel waarschijnlijk klanknabootsende woorden en met enige verbeelding hoor je de baby’s en/of de jonge diertjes nog ‘tuttere’ en ’lo.tse’!

Het woord ‘lo.ts’ is in (o.m.) in het Peerder dialect ook een scheldwoord voor iemand die ‘lo.tst’ of ‘zieëvert’ … zoals een baby … m.a.w. het is iemand van wie niet ernstig genomen wordt wat hij zegt of … brabbelt.

Nog ‘fietsen’?

https://historiek.net/woord-fiets-komt-van-vervangingspaard/14900/
https://www.standaard.be/cnt/dmf20120221_174

Eerste publicatie in Blikveld nr. 30 van 28 juli 2023.

Louis Dingenen

Fors en forsbollen

‘Wa zijde gèè toch al ‘ne sterreke kèrel, me menneke! Leut oeër forsbolle mèr es kieke!’ (Wat ben jij toch al een sterke kerel, jongen! Laat je spierballen maar eens zien!)

Zou het ‘menneke’ uit de voorbeeldzin vandaag de dag nog wel verstaan wat opa of oma zegt? ‘Fors’ is namelijk (o.m.) in Peer een redelijk oud dialectwoord voor “kracht” zoals in: ‘Kiek es wat ’n fors dèè mins hèèt!’ (Kijk eens wat een kracht die man heeft!). Als iemand uitgedaagd wordt om iets moeilijks te doen, luidt het wel eens: ‘Leut oeër fors mèr es wèrreke!’ (Laat je kracht maar eens werken!) In de zinnen hierboven is ‘fors’ een zelfstandig naamwoord dat stamt van “force”, het Franse woord voor “kracht”.

Fors’ kan ook gebruikt worden als bijvoeglijk naamwoord, zoals in: ‘’t Is ‘ne forse kèrel én hèè hèèt e goed hart … geut ze mèr zikke!’ (Het is een stevige kerel én hij heeft een goed hart … ga ze maar zoeken!) Figuurlijk gebruikt betekent ‘fors’ ook “behoorlijk, aanzienlijk” zoals in: ‘Ze hèèt ‘ne forsen opslaag gekregen op ’t werk!’ (Ze heeft een aanzienlijke loonsverhoging gekregen op ’t werk!)

Fors’ kan ook al bijwoord gebruikt worden, zoals in: ‘Hèè ging er nogal fors tegenaan, amai!’ (Hij ging er nogal stevig tegenaan) of in ‘Bompa is fors achterautgegeun sinds verleje wèèk!’ (Grootvader is erg achteruitgegaan sinds vorige week!)

Wij kennen ‘fors’ ook in een samenstelling als ‘hinnefors’ om de minieme kracht van iemand aan te geven. Hij/zij is zo sterk als een … ‘hin’, een kip! “Kippenkracht”, dus!

Heel bekend is het gebruik van ‘fors’ in ‘forsbolle’, ‘forsballe’ en ‘forsebolle’ waarmee de opgespannen biceps bedoeld wordt, een “bolstaande samengetrokken spier” in de bovenarm. Wanneer mannetjesputters uitdagend tegenover elkaar staan en over hun kracht aan het bluffen zijn, willen ze wel eens (bijna letterlijk) met hun “spierballen rollen”. In de fitnesszaal zie je het dagelijks en op bodybuildingwedstrijden kan je er al helemaal niet naast kijken. In die sector worden ‘forsbollen’ speciaal “gekweekt” en soms zelfs “geprepareerd” om gespierd voor de dag te kunnen komen. Je kan ook figuurlijk met de spierballen rollen door “gespierde taal” te gebruiken in een discussie, betoog, politieke meeting enz.

Het werkwoord “forceren” kennen we in het AN én in het dialect en ook hier kan het letterlijk en figuurlijk gebruikt worden. Letterlijk zoals in ‘e geforceerd deersloot’ (een geforceerd deurslot) en figuurlijk in ‘e geforceerd lèchske’ (een geforceerd lachje … of is dat ook letterlijk geforceerd?) en ooit heb ik horen zeggen: ‘Bèter enen aaën gekrepeerd as ‘ne jo.nge geforceerd!’ (Beter een oude (persoon) dood, dan een jonge geforceerd!)

Tot slot … voor wie het (bijna) vergeten zou zijn: “L’union fait la force!”  … “Eendracht maakt macht!” is de nationale wapenspreuk van België.

Nog ‘fors en forsbollen’:

https://www.vlaamswoordenboek.be/definities/3686;https://etymologiebank.nl/trefwoord/fors
https://nl.wikipedia.org/wiki/Eendracht_maakt_macht

Eerste publicatie in Blikveld nr. 28 van 14 juli 2023.

Louis Dingenen

Gaaisleun

‘Ge moet oeëre nauwe vielo gaaisleun, ge krijgt gienen anere mieë!’ (Je moet je nieuwe fiets verzorgen, je krijgt geen andere meer!)

“Gadeslaan” staat in Van Dale vermeld als “aandachtig bekijken”, maar ‘gaaisleun” in het Peerder betekent iets anders, nl. “goed verzorgen” zoals in ‘sleut oeër èège mèr gaai!’ (verzorg jezelf maar goed).

Een gaai is een vogel, maar ook een “gade”, een (weliswaar) oud woord voor “echtgenoot” en “echtgenote”. In o.m. het Peerder dialect betekent ‘gaai’ ook “het bijhorende exemplaar, de partner …”, zoals in ’Ich hem mèr iene schoen gevo.nne! Boe is de gaai van dèè schoen henne?’ (Ik heb maar één schoen meer gevonden! Waar is de andere (die erbij hoort) naartoe?)

Laat er geen misverstand over bestaan: wij beweren hier niet dat je je “gade” (echtgeno(o)t(e)) mag slaan, want ‘him of hèèr gaaisleun’ betekent “hem of haar verzorgen”, er staat niet dat ge ‘oeëre gaai moogt sleun’! Trouwens, als we in het Peerder “slaan” willen zeggen, dan gebruiken we meestal ‘hauwe’ … niet?

Nog ‘gaaisleun’:

https://etymologiebank.nl/trefwoord/gade

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 18 van 6 mei 2022.

Louis Dingenen