Aaframmelen

‘Ge moet dè nie zoe aaframmele! Ge moet tro.ger bèèn, menneke!’ (Je moet dat niet zo snel opzeggen! Je moet trager bidden, jongen!)

Met de betekenis van ‘aaframmele’ kan je in (o.m.) het Peerder dialect twee kanten op: ‘rammel of slèèg gève’ en “iets snel en bijna onverstaanbaar opzeggen”.

In de eerste betekenis houdt ‘aaframmele’ in dat het slachtoffer niet zomaar een klap krijgt … hij krijgt echt wel een heel pak slagen. Het achtervoegsel -elen wijst bij een werkwoord op een herhaald gebeuren van iets en we noemen zo’n werkwoord een frequentatief of iteratief. In dit geval gaat het om “herhaaldelijk rammen” of “beuken”, synoniemen voor hard stoten zoals met een stormram of zoals een ram, een mannelijk schaap, dat doet! “Afranselen” zou een synoniem kunnen zijn.

In de tweede betekenis van ‘aaframmele’ zegt iemand erg haastig zijn tekst op. Iemand die voor de klas staat kan zijn tekst ‘aaframmele’ en dan hebben we het niet alleen over leerlingen die hun spreekbeurt uit het hoofd kennen en de tekst ‘aaframmele’. Het kan evenzeer gaan over leerkrachten die hun les ‘aaframmele’.

“Haastig en zonder devotie gebeden opzeggen”, zo omschreef wijlen Piet Lauwers ‘aaframmele’ in “Dat Stedeken Peer” in 2012 en hij had het specifiek over de ‘noster’, de Paternoster.

De noster aaframmelen. Vroeger gebeurde dat nogal eens in de avondwake voor een dode, drie opeenvolgende dagen voor de begrafenis,” aldus Perenaar en dialectkenner Piet Lauwers. En hij kon het weten. Je kunt natuurlijk ook andere teksten ‘aaframmele’, dat spreekt voor zich, maar als het, zoals bij het bidden, voortdurend om dezelfde teksten gaat die je moet brengen, dan is de verleiding tot ‘aaframmele’ natuurlijk erg groot. “Paternosters bidden bij een overledene heet ‘nosteren’ en soms ging het om drie paternosters na elkaar … met daarna nog de Litanie van alle heiligen,” weet een trouwe lezer-medewerker van Blikveld, “vandaar ook de uitdrukking ‘zit deu nie zoe te nostere’!”

Voor wie het niet meer weet of wist … een Paternoster of een ‘noster’ is een reeks van 50 Weesgegroetjes in 5 reeksen van 10 opgedeeld met daartussen telkens en Onzevader. Bij allerlei godsdienstige aangelegenheden werd dan zo een Paternoster gebeden … en soms waren er dat veeeel meer dan één! Je zou ze voor minder gaan aframmelen, niet? Tja, wie of wat je zou ‘aaframmele’, dat laten we liever aan de verbeelding van de lezer over!

Nog aaframmele’:

https://etymologiebank.nl/trefwoord/aframmelen

“Dat Stedeken Peer”, driemaandelijkse periodiek van de Culturele Kring Peer, 43ste jrg, nr. 4, september 2012.

Eerste publicatie in Blikveld nr. 39 van 29 september 2023.

Louis Dingenen

Aafdragen

‘Vrigger moesde de klieër van oeër aaër briers of zisters aafdrage! Tegewoordig moede allieën nog mèr belastinge aafdrage!’ (Vroeger moest je de kleren van je oudere broers of zussen afdragen! Tegenwoordig moet je alleen nog maar belastingen afdragen!)

Vroeger gebeurde het geregeld dat je eigen kleren al ooit gedragen waren door een vorige eigenaar (lees: je oudere broer of zus), maar toch moest je jongere broer of zus later ook nog jouw kleren dragen, helemaal ‘aafdrage’ … tot ze echt versleten waren … en dan nog … dan werden ze soms nog hersteld of versteld.

Vandaag wil niemand nog de kleren van oudere broer of zus afdragen … maar ze kopen wel vlotjes “gebruikte” kledij  (soms inclusief gaten) via Vinted, 2dehands of in de Kringwinkel … Of ze kopen nieuwe “kapotte” kleren … Als het maar ‘dieër’ (duur), sorry, duurzaam is!

En als er dan nog geld over is, dragen we dat af aan de bank, om de lening terug te betalen: ‘Hoelang moede gèè nog aafdrage aan oeër haus?’ (Hoelang moet jij nog terugbetalen voor je huis?) En willen of niet, iedereen moet ook ‘aafdrage ane belastinge’ en het klinkt niet modern en zeker niet populair wat je vroeger wel eens hoorde: ‘Zijt blij dagge zoeveel belastinge moet betale … want dan verdiende ooch veel!’ (Wees blij dat je zoveel belastingen moet betalen, want dan verdien je ook veel).

Wanneer vroeger jongeren voor het eerst uit gingen werken, was het in vele gezinnen de regel dat ze hun ‘pree hielegans of toch dieëls moesten aafdrage aan hun aaërse’ (hun loon helemaal of toch gedeeltelijk moesten afgeven aan hun ouders). Kwestie van het gezin mee te ondersteunen: meestal waren er nog wel een heel aantal kinderen om te onderhouden en moeder ging niet uit werken … de meeste mensen hadden het dus niet breed. In ruil kregen de jongeren dan kost en inwoon en wat meer zakgeld. Soms moesten ze tot aan hun trouw hun ‘pree aafdrage’, soms mochten ze hem vanaf een bepaald moment houden om al te sparen voor hun getrouwd leven.

En als de kinderen dan trouwden, kregen ze allemaal evenveel mee van de ouders. ‘Vier vol vèèrze,’ herinnert een vriend zich nog, ‘… die kreeg me zister mee toen ze trauwde! En de geboeër zee nog tege pa: nie doen, wat ge gèèft oeër hieël boerderij weg, ge had toch nog jing! En ich kreeg later èveveel mee, mè dan wel in geld!’ (Vier drachtige vaarzen … die kreeg mijn zuster mee toen ze trouwde! En de buurman zei nog tegen vader: niet doen, want je geeft je hele boerderij weg, je hebt toch nog kinderen! En ik kreeg later evenveel mee, maar dan wel in geld!)

Aafdrage’ kan overigens ook “afhellen” betekenen zoals in ‘De oprit dreegt te weinig aaf neu de streut, het water blijft te veel inne baanspore steun!’ (De oprit helt te weinig af naar de straat, het water blijft te veel in de bandensporen staan!)

Nog aafdragen’:

https://www.dbnl.org/tekst/righ002eind01_01/righ002eind01_01_0014.php
https://www.ensie.nl/betekenis/afdragen

Eerste publicatie in Blikveld nr. 48 van 1 december 2023.

Louis Dingenen

Oud en aad

‘De mieste aaërse zèrrege goed veer hun jing … en mèr goed ooch, nie? (De meeste ouders zorgen heel goed voor hun kinderen … en maar goed ook, niet?)

“Oud” in de betekenis “niet jong, niet nieuw” is (o.m.) in het Peerder dialect ‘aad’, met drie varianten als dit bijvoeglijk naamwoord vóór het zelfstandig naamwoord staat, nl. ‘aa, aaën, en aad’ zoals in ‘enen aa mins, enen aaën o.tto, en een aad pèèrd’. De varianten ‘au(w)d’ , ‘a(u)wen’ en ‘oe(w)d’ kennen we ook in Groot-Peer.

Bij het gebruik van de variant ‘auwen’ vóór het zelfstandig naamwoord, kan er verwarring ontstaan door zinnen als: ‘ich hem ’ne(n) auwen o.to gekocht’. Je hoort ofwel ‘nauwe’ (nieuwe) ofwel ‘auwe’ (oude) en de twee zijn soms moeilijk uit elkaar te houden. In ‘ich hem ‘nen auwen o.tto’ bedoel je “een oude auto”, en in ‘ich hem ‘ne nauwen o.tto’ bedoel je “een nieuwe auto”. Je moet, zeker als buitenstaander en zelfs binnen Groot-Peer, heel goed opletten om de spreker niet verkeerd te verstaan! Je kan een misverstand voorkomen door ‘aaën’ te gebruiken: ‘Ich hem ‘nen aaën o.tto gekocht’. Staat ‘au(w)d’ achteraan, dan is er geen misverstand mogelijk.

Ken je ze nog …de trappen van vergelijking? Die van “oud” zijn in het AN “ouder” en “oudst”. “Ouder” wordt in het dialect ‘aaër’ en “oudst” wordt ‘aadst’: ‘Ich hem ’n aaër brieër en m’n aadste zister is nóg aaër!’ (Ik heb een ouder broer en mijn oudste zuster is nóg ouder!) Met ‘ou(w)d’ wordt dat ‘Ich hem ’n auër / auwer brier / breer / bruur en m’n audste / auwdste zuster / zèster is nóg au(w)ër!

Wanneer we het over onze ouders hebben, dan krijgen we drie eigenaardige vormen: ‘aa’, ‘aaërs’ en ‘aaërse’ met ‘au(w)ers’ als variant. De eerste variant ‘aa’ (ouden) is bijzonder onbeleefd zoals in ‘Die aa wete ‘t altijd bèter, dinke ze toch!’ en daar kan je nog twee kanten mee op: je bedoelt je “ouders” of “oude mensen” in het algemeen. We vinden de “ouder” terug in een uitdrukking die ik een vader ooit heb horen gebruiken: ‘Bèter ‘nen aaën gekrepeerd as ‘ne jo.nge geforceerd!’ (Beter een oude gecrepeerd, dan een jonge geforceerd!)

De twee andere varianten vinden we in deze zin: ‘M’n aaërs / aaërse zijn vrig gestorve!’ (Mijn ouders zijn vroeg gestorven!) De ‘au(w)d’-variant is: ‘au(w)ers’. De vorm ‘aaërse’ heeft wat we noemen een stapelmeervoudsuitgang: eerst de -s die in ‘aaërs’ al het meervoud aanduidt en dan nog eens -se(n) er bovenop, maar je hoort daarvan alleen de /-e/ in de uitspraak. Vergelijk dit met het stapelmeervoud in dialectwoorden als ‘diassen’ (dia + s + sen) of ‘dahliassen’ (dahlia + s + sen). In verband met de “ouders” stond eind februari ’23 een grappige zin te lezen op de overigens interessante Facebookpagina “Ich kal Peerder”: ‘Vrigger haan de aaërse mieër jing, mè nau hemme de jing mieër aaërse!’ (Vroeger hadden de ouders meer kinderen, maar nu hebben de kinderen meer ouders!)

“Oud-“ (mét liggend streepje) in de betekenis van “ex-, vroeger”, geeft in het dialect “aad-“ zoals in mijn ‘aad-lief’ al moet je natuurlijk de context ook in het oog houden wanneer je zoiets zegt. Bedoel je je “ex-lief” en dus “oud-lief” of bedoel je dat je een “oud lief”, een ‘aad lief’ hebt … dat kan natuurlijk ook! Zo’n liggend streepje (-) hoor je namelijk niet, maar het kan een wereld van verschil maken! Een ‘aa schieër die in brand stieët’ (verliefdheid op hogere leeftijd) is ook helemaal iets anders dan een ‘aa schieër die aafbrint’ (oude schuur die afbrandt) niet? En schop nooit zomaar tegen een ‘aa doeës’, je zou je ‘lielek’ pijn kunnen doen! En onthoud: ‘Enen aaën is giene jo.nge mieë!’ (Een oude is geen jonge meer!)

Meer ‘aad’:

https://etymologiebank.nl/trefwoord/oud
https://www.facebook.com/groups/306507776381462/
https://www.ensie.nl/betekenis/een-oude-schuur-die-in-brand-staat

Eerste publicatie in Blikveld nr. 24 van 16 juni 2023.

Louis Dingenen

Ziel en zieël

‘Manne, as ve wille winne, dan moete ve aan ’t zelfde zieël trèkke!’ (Mannen, als we willen winnen, dan moeten we aan hetzelfde zeel trekken!)

De zin hierboven zou uit de mond van een sporttrainer kunnen komen die bij de teambuilding aangeeft dat je moet samenwerken om te winnen en dus aan hetzelfde ‘zieël’ (zeel), aan dezelfde koord, aan hetzelfde touw moet trekken. Eén detail vergeet hij echter, nl. dat je dan ook allemaal naar dezelfde kant moet trekken, want anders heb je onoverzichtelijk getouwtrek … of ben je met koord- of touwtrekken bezig, een volkssport die tussen 1900 en 1920 zelfs als onderdeel van de atletieksport op de … Olympische Spelen geprogrammeerd stond.

In het Peerder dialect kennen we de term ‘zieël’ met varianten ‘zeiël’ en ‘zuuël’ voor het AN-woord “zeel”, een dik touw van ineengedraaide strengen koord. ‘Zieëls’ of ‘zieële’ vond je in alle maten en lengtes en ze werden voor allerlei doelen gebruikt: vee leiden, hooi of stro op de kar vastbinden (‘hooikoord’) .., maar ook in de vorm van een brede draagband of schouderriem, een ‘kruiband,’ om b.v. een kruiwagen te dragen.

Oorspronkelijk werd een touw of koord “geslagen” tot een ‘streng’ (touw) van hennep of vlas en op hun beurt dienden die ‘strenge’ koord of touw als basis om een dik(ker) ‘zieël’ mee te vlechten of te ‘drèèn’ (draaien), want een ‘zieël’ wordt ‘gedrèèd’. ‘Zieëldrèèër’ (zeeldraaier) was vroeger een ambacht, maar je vindt geen zeeldraaiers meer, behalve bij een folkloredag of in het “touwmuseum” in Utrecht.

In Nederland heette een zeeldraaier “touwslager”, maar ook “lijndraaier” en “baander”. In het Erfpanelenboek voor de medewerkers van het Museum in Bokrijk lees je waar de uitdrukking “touw slaan” vandaan komt. Wanneer je touw maakt, hangt het vast aan een haak. Die haak draait altijd mee en maakt telkens een “slag” in het touw, vandaar de uitdrukking “touw slaan” en de term “touwslagers”. In de Kempen worden ze “zeeldraaiers” genoemd. Hoe een echt ‘zieël’ gedraaid wordt, kan je mooi zien via deze link: https://www.youtube.com/watch?v=s0-kV-ZTNls

In de jaren ’60 was een minivorm van zeeldraaien populair: “skoebidoe” of ook “scoubidou” … en in 2004 is dat ook nog even erg “in” geweest. Met twee plastic lintjes kon je via allerlei knooptechnieken vriendschapsbandjes, sleutelhangers etc. maken …

Als iemand het ‘zieël aan hèèt’ dan wil dat zeggen dat hij “gevangen is, geen kant meer uit kan, dat hij erbij is”. Dat kan letterlijk opgevat worden wanneer hij bv. de strop om de hals heeft om opgehangen te worden, maar het kan ook figuurlijk geïnterpreteerd worden wanneer hij bv. “aan de haak geslagen is” door iemand die met hem wil trouwen. Misschien verwijst het ‘zieël’ dan wel naar de ‘plastron’ (de das) die de bruidegom dan droeg, wie weet.

Ons ‘zieël’ en vooral de variant ‘zeiël’ is verwant met het Duitse woord “Seil” dat wij ook herkennen in het hedendaagse AN-woord “abseilen”, synoniem van “rappel” een term uit de klimsport die aanduidt dat je met een klimkoord zelfstandig een steile wand afdaalt.

Naast ‘zieël’ (met lange /ie/) kennen we ook ‘ziel’ (met kortere /ie/) zoals in het AN. Ik zou met hart en ziel willen uitleggen wat met “ziel” bedoeld wordt, maar daarvoor zou zelfs een volledige editie van Blikveld niet volstaan … Meer weten: https://nl.wikipedia.org/wiki/Ziel  

Nog ‘zieëls’:

https://nl.wikipedia.org/wiki/Touw
http://etymologiebank.ivdnt.org/trefwoord/zeel1   
https://onzetaal.nl/nieuws-en-dossiers/nieuwsbrieven/woordpost/woordpostarchief/zeel/
http://www.hklille.be/downloads/JB2004E.Zeeldraaier.pdf https://nl.wikipedia.org/wiki/Touwmuseum
https://nl.wikipedia.org/wiki/Scoubidou

Eerste publicatie in Blikveld nr. 31 van 5 augustus 2022.

Louis Dingenen

Schrijven – zich schrijven

‘Hèè schrijft zich Diesters, mè de minsen kennen ‘m as Tjeu van Bèr van Mie Haas!’ (Zijn familienaam is Diesters, maar de mensen kennen hem als Tjeu etc …)

Hoe schrijvde gèè o.ch?’ betekent “Hoe heet je?” en dan vraagt men eigenlijk expliciet naar de familienaam. Wil men in het Peerder je voornaam en misschien ook wel je familienaam kennen, dan vraagt men: ‘En hoe hèdde gèè? (En hoe heet jij?)

Af en toe steekt in het Peerder dialect ook ‘Hoe noemde gèè?’ de kop op, maar er is een belangrijk verschil tussen “heten” en “noemen” dat in heel wat media en door BV’s niet (meer) gemaakt wordt. Echt gebeurd: “Papa, Gerd-Jan zijn oma noemt …” “Neen!” onderbreekt de papa zijn zoontje en steekt het vermanende vingertje omhoog, “Gerd-Jan zijn oma heet …!!!” “Neen, papa,” murmelt zoonlief bedeesd …, “ik wou zeggen dat de oma altijd Gertie tegen hem zegt!” Je heet dus bv. Jan, maar de mensen noemen je bv. Jean!

Nog ‘zich schrijven’:

https://www.vlaanderen.be/team-taaladvies/taaladviezen/noemen-heten

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 4 van 28 januari 2022.

Louis Dingenen

Witten en witte

‘Ge moet de stalmieëren op tijd witten’, zee m’ne bompa vrigger, ‘dan haade de ziktes aut de stal!’ (Je moet de stalmuren op tijd wit kalken,’ zei mijn grootvader vroeger, ‘dan houd je de ziektes uit de stal!)

Weet je (nog) dat de boeren vroeger de onderste helft van de stallen beschilderden met wit kalk? Hetzelfde deden ze soms ook met een aantal kamers van hun (meestal nog lemen) woonhuis. ‘Witten’ noemden ze dat, ook in het Peerder dialect, en het betekent in deze context gewoon “wit maken met witte kalk”. Waarom ze dat deden, de boeren? Om hun stallen en woning proper en mooi te maken, en zeker ook om ze te ontsmetten. De kalk op zich was al ontsmettend en het ongedierte had het dan veel moeilijker om zich tegen of in de muren te nestelen. Oh ja, het meervoud van ‘stal’ is ‘stel’ (umlaut ä), zoals ‘bal – bel’, kam – kem).

In dit verband is het interessant de bijbelse uitdrukking “witgekalkte graven” er even bij te nemen. Het gebeurt dat zogenaamd “slechte mensen” hun levenswandel “zogezegd” wijzigen en schijnbaar normaal of zelfs voorbeeldig “goed” gaan leven. Dan hoor je wel eens dat het “witgekalkte graven” zijn: van buiten mooi en goed, maar binnenin even slecht, corrupt, lelijk … als voordien.

Witten” kan ook betekenen dat je zwart of crimineel geld witwast … maar ik vermoed dat in het Peerder dialect het werkwoord witten niet in die context gebruikt wordt.

Een derde betekenis van “witten” vind je in de context van de Tweede Wereldoorlog waarin je de “witten” en de “zwarten” kende, afkortingen van de “Witte Brigade” en de “Zwarte Brigade”. De “Zwarte Brigade” was een groepering van mensen die sympathiseerden en collaboreerden met de Duitse bezetters en kortweg de “Zwarten” werden genoemd. De “Witte Brigade” was de verzamelnaam van een aantal verzetsleden en groepeerde dus de “Witten”. De “Witten” en de “Zwarten” stonden, zeker ook na de oorlog, lijnrecht tegenover elkaar en het is zeker de moeite om daarover een en ander op te zoeken.

Tenslotte kennen we ook in het Peerder dialect zeker de bijnaam voor een blonde jongen of blond meisje: “de witte”. Auteur Ernest Claes heeft er een populair boek over geschreven, “De Witte” (1920). Het werd verfilmd in 1934, de eerste Vlaamse geluidsfilm, overigens, en in 1980 maakte Robbe De Hert er een nieuwe versie van met als titel “De Witte van Sichem”.  In de BRT-televisieserie “Wij, Heren van Zichem” (1969-1971) speelde de Witte ook een belangrijke rol.

Echt gebeurd: een jonge vader uit Peer noemt zijn jongste spruit liefkozend ‘euze Witte’ omdat het kind blond en speels is. Hij merkt op dat hij wel moet opletten met wat hij zegt, want het ‘zeu wel es ko.nne dat ze straks allemeul Witte geun zegge!’ En zie, meer dan 30 jaar later … noemt iedereen het jongetje van toen ‘Witte’ … met veel sympathie, overigens!

Nog ‘witte’:

https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/WITTEN https://www.woorden.org/woord/witten
https://www.ensie.nl/anw/een-witgekalkt-graf
https://nl.wikipedia.org/wiki/Witte_Brigade
https://nl.wikipedia.org/wiki/De_Witte_(film)

Eerste publicatie in Blikveld nr. 44 van 4 november 2022.

Louis Dingenen

Weer – Wa wèèr – bratselen – donderschoor – houwmouw

Het “weer” is een van de favoriete onderwerpen om over te praten bij het aangaan van nieuwe of het onderhouden van bestaande sociale contacten. In het Peerder dialect bestaan in die context nogal wat varianten op de vraag “Welk weer gaat het worden?” ‘Wa wèèr wèèrt ‘et? Wa wèèr gève z’aut? Waffer wèèr gieget wèère? Wa gieget wèèr doen?’… en zo kennen we er zeker nog een aantal. De vraag ‘Wa wèèr gève z’aut?’ verwijst naar de weersverwachting zoals die door bv. de weerman uitgesproken is. Ten onrechte worden de weerman of weervrouw overigens als “weersvoorspeller” aanzien, maar dat zijn zij absoluut niet … Zij voorspellen niets … zij verwachten een weersgesteldheid die opgemaakt wordt op basis van allerlei weerkundige modellen, maar dat terzijde.

‘Goed wèèr’ is een heel subjectief begrip, want wat voor de ene goed is, kan voor de andere heel slecht weer zijn. Denk hierbij aan een ‘bijs’ of ‘règenbijs’ (regenbui / regenvlaag): in de zomer kan die een feest of festival in de open lucht ‘verknalle’, maar voor de boer kan het de redding van zijn oogst betekenen.

Als het bratselt’ in Peer, dan regent het aanhoudend (weliswaar) lichtjes, zo blijkt, maar toch genoeg om er nat van te worden. Als er af en toe een ‘goei zwaars aut de lo.cht vilt’ dan wil dat zeggen dat er af en toe een zware plensbui valt. Als er bij de zware regenvlaag ook donder (en/of bliksem) bijkomt, dan spreekt men in Peer over een ‘donderschoor’ of donnerschoër’ alsof de hemel openscheurt (schoor = scheur). Als men in Peer spreekt over ‘dikke lo.cht’ dan is de kans groot dat het gaat regenen, want dan is het “zwaar bewolkt”.

Zo zijn er tientallen uitdrukkingen om de nuance in het weer en de weersverwachting aan te geven, niet alleen voor de neerslag, maar ook voor de andere weersgesteldheden. Hoeveel soorten neerslag zijn er? Vraag eens aan de Inuit (zeg niet Eskimo’s, maar Inuit!) of het zal sneeuwen! Zij kennen meer dan 20 soorten sneeuw en zeg daar dus nooit gewoon: het sneeuwt! Misschien komen we daar later nog eens op terug … en als je suggesties hebt, laat ze maar komen.

Ook even stilstaan bij een nog zelden gebruikt Peerder dialectwoord dat ons aangereikt is door een ijverige lezer: een houwmouw’, een “wervelwind of windhoos”. Tornado is een veel te zwaar begrip voor een ‘houwmouw’, want echte tornado’s komen bij ons niet dikwijls voor … een 3 tot 5 per jaar, zo lezen we in HLN. Een ‘houwmouw’ veroorzaakt ook wel een draaikolk of hoos waarin veel stof, hooi en losliggende zaken omhoog gezogen worden en soms … komt er ook wel eens een dak los … zoals enkele jaren geleden in Grote-Brogel. Een miniversie van een windhoos, zo reikt een trouwe lezer ons aan. Een ‘roesbos’ (met het werkwoord ‘roesboezen’?) zou een synoniem kunnen zijn, zo heeft iemand ons ook ingefluisterd. Kan dat kloppen? Laat het ons zeker weten!

 Meer ‘wèèr’:

https://nl.wikipedia.org/wiki/Weersvoorspelling https://nl.wikipedia.org/wiki/Sneeuwwoordenverhaal  https://etymologiebank.nl/trefwoord/houwmouw
https://www.hln.be/weernieuws/tweede-tornado-op-korte-tijd-raast-over-belgie-uitzonderlijk-maar-ook-weer-niet~a7a7d076/

Eerste publicatie in Blikveld nr. 33 van 19 augustus 2022.

Louis Dingenen

Weer – Het wèèr hèèt mich onner

‘Ich bin vandaag nèks wèèrd, het wèèr hèèt mich o.nner, dink ich!’ (Ik ben vandaag niets waard, het is te warm, denk ik!)

Dat het weer invloed kan hebben op hoe wij ons voelen, dat is niet nieuw. De meesten onder ons kennen dat gevoel wel. Als het buiten erg warm is, eigenlijk te warm, en je voelt je slapjes, loom en lusteloos, alsof je geen energie hebt en je tot niets in staat bent … dan zeggen we (o.m.) in het Peerder dialect in het algemeen ‘het wèèr hèèt mich o.nner’ of specifiek in het geval van hitte: ‘de hitst hèèt mich onner’! Het valt niet mee om deze dialectische zinswending in het AN weer te geven … Misschien iets in de zin van “het weer is mij te machtig”, “ik ben overmand door” ….

In het Peerder betekent ‘iets of iemand o.nner hemme’ letterlijk dat je over iets of iemand de baas bent en dat de betrokkene onder je ligt, zoals bij een worstelgreep of een lijf-aan-lijf gevecht: iets of iemand onder hebben. Wie onder ligt, moet het onderspit delven, heeft de strijd verloren en is te licht bevonden.

‘O.nnere knei hemme’ is familie van ‘o.nner hemme’ … Als “je iets onder de knie hebt” dan beheers je iets, ben je het meester, bv. een taal, een techniek, een vak.

Het is niet alleen de ‘hitst’ (hitte) die een mens parten kan spelen, bijvoorbeeld als de ‘hitst binnen zit’ (als het binnen heel warm is). Ook de ‘kaa’ (koude) en meer bepaald de ‘vreer’ (vorst) kan iemand de adem afsnijden of aan het rillen brengen, al zijn die weersomstandigheden op zich niet ongezond.

En hoe zeggen we in het Peerder dat het heel droog is? De ‘drieëgt’ zoals in de zin: ‘Die drieëgt diet de mais gieë goed!’ (die droogte doet de maïs geen goed)! En als het (te) nat is? Hebben we daar een specifiek woord voor? In het AN kennen we het “vocht”, in het Peerder denken we eerder aan ‘natighèd’ (nattigheid, in de letterlijke betekenis dan) … Hopelijk ken jij een meer passende dialectische term … en wil je hem dan doorsturen aub?

In het Peerder dialect zijn er veel en interessante zinswendingen waarin het weer een rol speelt. Kent je er? Stuur ze zeker door, liefst met een voorbeeldzin en de betekenis erbij … alvast dank en later zullen we daar dan zeker op terugkomen.

Meer weer’:

https://plusmagazine.knack.be/gezondheid/6-manieren-waarop-het-weer-je-gezondheid-beinvloedt/article-normal-880147.html 
https://www.warmedagen.be/gezondheidsklachten  https://etymologiebank.nl/trefwoord/onderspit 

Eerste publicatie in Blikveld nr. 17 van 29 april 2022.

Louis Dingenen

Viet

‘Kiekt boe ge oeër viet zet, mins, ge steut bekans op m’n tienen!’ (Kijk waar je je voeten zet, man, je staat bijna op mijn tenen!)

Viet’ is het meervoud van “voet” en de meeste mensen hebben vijf normale tenen aan elke voet, maar sommigen hebben ‘lang tienen’ en voelen zich snel ‘op hun tienen getrèèn (of getrèèd)’, d.w.z. ze voelen zich snel aangevallen. Een plastische persoonsbeschrijving klonk ooit als volgt: ‘Ich hem jodeltienen, knotskneien en poddingbillen …’ (Geen equivalent in het AN, sorry!)

Als iemand ‘bèèrrese viet’ loopt, dan loopt hij op blote voeten, barrevoets of, blootsvoets. En als je te kort achter die persoon loopt, dan bestaat de kans dat je hem ‘op z’n varsen trèèt’ (op zijn hielen trapt). Dat kan je letterlijk interpreteren en dan doet dat pijn, maar het kan ook figuurlijk zijn voor iemand die bv. zijn moeder niet kan missen of niet zelfstandig is. De zegswijze ‘Amai, m’n viet!’ doet denken aan pijnlijke voeten, maar gaat in het Peerder toch meer in de richting van verwondering en verbazing!

Nog ‘viet’:

https://etymologiebank.nl/trefwoord/barrevoets

Eerste publicatie in Blikveld nr. 14 van 8 april 2022.

Louis Dingenen

Vesperen

‘Wa lieëpt ‘r mich deu nau wieër te vesperen … ich wèèr er zelf zenevenechtig van!’ (Wat loopt hij daar nu weer te ijsberen … ik word er zelf zenuwachtig van!)

De vespers zijn het voorlaatste dagelijkse gebed van de officiële breviergebeden in de rooms-katholieke kerk en worden rond 17 u samen gezegd door bv. de leden van een kloostergemeenschap.

‘Vespere’ komt van “vesper(a)”, het Latijnse woord voor “avond”. Met ‘vespere’ wordt in het Peerder dialect eigenlijk verwezen naar de breviergebeden die de priesters en kloosterlingen ook dagelijks moesten lezen. Daarbij hadden ze hun gebedenboek, hun brevier, in de hand en stapten ze (stil)lezend en biddend heen en weer door bv. de gangen van het klooster of door de tuin. Dat heen en weer lopen is ook als “brevieren” gekend.

Wanneer iemand heen en weer loopt te “ijsberen”, dan spreekt men in het dialect van ‘vespere’. Wanneer bij een vrouw de onderrok onder de rok uitkomt, spreken we in Peer blijkbaar ook van ‘vespere’. Misschien toch een uitspraaktip: de middenste /e/ moet je dof uitspreken.

Nog ‘vesperen’:

https://etymologiebank.nl/trefwoord/vesperen

Eerste publicatie in Blikveld nr. 14 van 8 april 2022.

Louis Dingenen