Kwansies

‘Hèè dee kwansies of ‘r pijn haa … mè hè haa zjust nèks, de komediant!’ (Hij deed alsof hij pijn had, maar hij had juist niets, de komediant!)

Alweer een heel oud en nog zelden gebruikt woord in (o.m.) het Peerder dialect: ‘kwansies’ met een lange /ie/ in de uitspraak en de klemtoon op de tweede lettergreep. Het betekent: quasi, schijnbaar, (net) alsof, ogenschijnlijk … We komen het in verscheidene spel- en uitspraakvarianten tegen, zoals: ‘kwansijs, kwansuis, kwansuus, ko.nsees en konsies’ .

In het AN hebben we het over “kwansuis” met de /ui/ zoals in huis. Onze spelling (hier) is echter gebaseerd op de Peerder dialectuitspraak: wij gebruiken een /ie/ in plaats van de /ui/ in ‘kwansies’. Dit is weer een mooi voorbeeld van de ontronding in ons dialect: wij maken van de “ronde” klinkers “ontronde” klinkers zoals bij ‘brug’ waarin de /u/ een /i/ (zoals in wit) wordt. Zo ook is de /ui/ een /ie/ geworden en komen we bij ‘kwansies’ uit.

Kwansies’ is een aanpassing van het AN “quasi” (net alsof, schijnbaar …) dat op zijn beurt van het Latijnse “quam si” (alsof) afstamt. ’t Is kwansies Latijn, dè dialect van Peerder, hè!

Nog ‘kwansies’:

https://etymologiebank.nl/trefwoord/kwansuis; https://woordenlijst.org/#/?q=kwansuis
https://etymologiebank.nl/trefwoord/schielijk; https://www.encyclo.nl/begrip/kwansuis

Eerste publicatie in Blikveld nr. 13 van 31 maart 2023.

Louis Dingenen

Kruiwagen

‘Ene goeie krauwagen is altijd hènnig, nie?’ (Een goede kruiwagen is altijd handig, niet?)

Iedereen die een tuin onderhoudt, weet hoe handig een kruiwagen kan zijn. Je kan er zware lasten mee vervoeren zonder je te forceren. In de dialecten in Groot-Peer hebben wij er verscheidene termen voor: ‘krauwage’, ‘kraue’, ‘kroewe’, ‘krauge’, ‘krukkar’ en misschien nog wel enkele andere. We herkennen in ‘krauwagen’ het werkwoord “kraue” (kruien) en het zelfstandig naamwoord ‘wagen’ en we zijn er: een “kar/wagen om iets te vervoeren”.

Vroeger had zo’n ‘krauwage’ een houten wiel met zware ‘heutere spieëke’ (houten spaken) en  met een metalen band errond. Ook de ‘draagbèrreg’ (draagberries) waren van hout en alles was (ongeveer) recht op recht. Vandaag hebben de meeste ‘krauwages’ (de meervoudsvorm) een ‘ketsjoewe raad’ (rubberen wiel), een pvc- of metalen bak en licht gebogen draagarmen of berries. Er bestaan ook kruiwagens met twee wielen vooraan en je hebt motorkruiwagens en zelfs elektrische kruiwagens waarvan sommige zelfs vier wielen hebben! Een grappige anekdote kwam uit Grote-Brogel: ‘M’ne kroewage kan ich niemieë zien, doaveur trèk ich ‘m altied!’ (Mijn kruiwagen kan ik niet meer zien, daarom trek ik hem altijd!) En deze: een peuter zag een man met een rollator op de weg. Het kind vroeg: “Opa, waarom heeft die man een kruiwagen?” Echt gebeurd!

Tot zover de letterlijke betekenis van ‘krauwage’, maar je had het zeker al van in het begin door … ‘ene goeie krauwage’ heeft ook een figuurlijke betekenis, zowel in het AN als in ons dialect. ‘Krauwage’ is een bekende en weliswaar negatieve term voor extra en niet altijd terechte hulp en/of voorspraak, vooral bij het solliciteren naar een baan waarvoor nogal wat concurrentie is. ‘Relaties hemme’ heet(te) dat ook, of ‘iemet met ‘ne langen èrrem kènnne’ (met een lange arm). Vandaag zou je over het “juiste netwerk” kunnen spreken. Die persoon, de ‘krauwage’, kan dan een goed woordje of zelfs meer voor je doen en menige job is zo in de juiste … of precies in de verkeerde handen terechtgekomen. Nog een (heel oude) Peerder uitdrukking vinden we in de zin ‘Jo.mme dè wit ich, dèè kraut ’t nie zo na!’ (Ja, dat weet ik, die kijkt niet zo nauw!)

Ken je ook nog het spelletje ‘krauwage loeëpe’? In buiklig druk je je op je handen omhoog en iemand anders tilt je licht gespreide en gestrekte benen omhoog door je bij de enkels of de wreef vast te nemen. Je kan op die manier “bij wijze van spreken” een kruiwagen nabootsen als je je handen beurtelings voor elkaar zet en je “partner” mee vooruit stapt of loopt. Het is zeker een aanrader om nu even de tijd te nemen en dit met je partner thuis in huis of in de tuin te proberen. Of  op oudejaarsavond, dat kan natuurlijk ook! Wij zijn vanzelfsprekend niet verantwoordelijk voor eventuele ongelukken!

Nog meer krauwages’:

https://nl.wikipedia.org/wiki/Kruiwagen 
https://etymologiebank.nl/trefwoord/kruiwagen
https://www.ensie.nl/betekenis/een-kruiwagen-hebben
https://www.spelactief.nl/activiteiten/sport-spel/kruiwagenrace

Eerste publicatie in Blikveld nr. 52 van 29 december 2023.

Louis Dingenen

Krottentrekker

‘Ge moet nie gelieëve wat dat dèè mins allemeul zeet … ’t is ‘nen echte krottentrèkker!’ (Je moet niet geloven wat die man allemaal zegt … het is een echte lijntrekker!)

Het is niet eenvoudig om een gepast AN-woord te vinden voor het (o.m.) Peerder dialectwoord ‘krottentrèkker’ of ‘karottentrèkker’. Je hoort ook wel ‘karottier’ (op zijn Frans uitgesproken /karotjee/) en het werkwoord is ‘krottentrèkke’ / ‘karottentrèkke’. “Veinzer” en “lijntrekker” zijn AN-tegenhangers, maar ook plantrekker, komediant, profiteur en zelfs leugenaar, bedrieger en oplichter kom je tegen.

Eigenlijk vinden we van al die woorden een of meer aspecten terug in ‘krottentrekker’.  Een ‘krottentrekker’ is iemand die voortdurend en allerlei uitvluchten verzint om toch maar niet te moeten werken. Soms is er een licht positieve en zelfs enigszins sympathieke nuance wanneer ‘krottentrèkker’ gebruikt wordt in de betekenis van plantrekker… en dan vooral in de context van de miliciens in het Belgische leger … vroeger, toen de legerdienst nog verplicht was. ‘Krottentrèkke’ was toen blijkbaar nogal populair bij de miliciens … om toch maar aan de militaire verplichtingen te kunnen ontsnappen.

In ’krottentrèkker’ herkennen we het woord ‘kroot’, ‘kruut’ (biet) en we vinden het verbasterde Franse woord “carotte” terug in de betekenis van “wortel”. “Tirer une carotte” betekent iemand oplichten, bedriegen. Het heeft dus niets te maken met “krot”, een bouwvallig huis, maar alles met oplichten, doen alsof, bedriegen.

http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/karottentrekker

Eerste publicatie Blikveld nr. 3 van 20 januari 2023.

Louis Dingenen

Knijns

‘Die vliegers, deu wèèr ich knijns van … zoe e lewèèt, mijn oeëre doen er pijn van!’ (Die vliegtuigen, daar word ik gek van … zo een lawaai, mijn oren doen er pijn van!)

We stonden gezapig op straat te kletsen: de vrouw die hier nogal eens voorbijwandelt of liever snelwandelt, haar man en ik. Het ging, niet toevallig, over het dialect van Peer. En ineens begonnen ze alweer te brullen, de F-16’s van de legerbasis KB, en ze stegen op richting Wijchmaal. Lap, mijn oren deden weer pijn. ‘Deu wèèr ich knijns van!’ zei ik en zonder het te verwachten, kreeg ik bijval. ‘Ich ooch … knijns … da zeg ich ooch altijd!’ lachte de vrouw …

‘Knijns’ is in deze context een bijvoeglijk naamwoord en betekent “kregelig, prikkelbaar, boos, gek, lastig, ambetant, over zijn toeren etc.” en ‘knijns wèère’ zou je misschien kunnen omschrijven als “geïrriteerd raken, zenuwachtig worden, boos/vervelend worden, over zijn toeren geraken” of zoiets. Soms krijgt het een bijkomende versterking zoals in ‘knijns lèstig wèère,’ zoals de buurman zegt!

Waar dat ‘knijns’ precies vandaan komt, daar hebben we (nog) geen zicht op. Heeft het iets te maken met het zelfstandig naamwoord ‘knijn’, (o.m.) Peerder dialect voor “konijn” (of ‘knie.n’ in ’t Briegels)? Hoe gedraagt een ‘knijn’ zich als hij lastig wordt? “Toen de kinderen klein waren dachten ze dat ze alle konijnen moesten aaien,” herinnert een trouwe medewerker zich, “maar sommige ‘knijn’ reageerden afwijzend door met hun poten te krabben en een knorrend geluid te laten horen. Iemand die ‘knijns’ is, is dus misschien ook niet om aan te spreken!” Mocht je overigens zin hebben om de lichaamstaal van een konijn te leren kennen, klik dan op de link onder dit stukje!

‘Knijns’ kan in sommige dialecten ook het meervoud van ‘ene knijn’ zijn, maar niet in Peer, zo denk je dan … in eerste instantie. Het meervoud van ‘knijn’ (langere /ij/, sleeptoon) is immers ‘knijn’ (met kortere /ij/, stoottoon), zoals in ‘iene berg’ en ‘twieë berg’. Maar wat dan met een ‘knijnskooi’ (konijnenkooi)? Daarin gebruiken wij ‘knijns’ toch als meervoud van ‘knijn’, niet?

We kennen nog samenstellingen en afleidingen met ‘knijns’ als meervoud: ‘knijnspijp’ (konijnenpijp), ‘knijnskoot’ (konijnenhok), ‘knijnsketel’ (konijnenkeutel(s)), ‘knijnspoeët’ (konijnenpoot), ‘knijnsheur’ (konijnenharen), enz.

En hoe noemen we een mannelijk konijn in Peer? Geen “rammelaar” of “ram”, maar een ‘knijnsmenneke’ of is het een ‘mennekesknijn’? En een vrouwelijk konijn kennen we in Peer ook niet meteen als “voedster” of “moer”, maar als ‘knijnswijfke’ of is het ‘wijfskesknijn’? Het zal de kleine kinderen overigens een zorg wezen hoe wij de grote konijnen noemen, zij zijn fan van “Nijntje”, van Dick Bruna, weet je nog?

Nu weten we nog altijd niet zeker waarom iemand ‘knijns’ kan worden als hij boos, gek, lastig enz. wordt. … Als jij een antwoord hebt, laat het ons dan ook weten. Alvast dank.

Voor nog meer konijn, moet je hieronder zijn:

https://www.petsplace.nl/advies/lichaamstaal-van-jouw-konijn/
https://www.nijntje.nl/

Eerste publicatie in Blikveld nr. 38 van 22 september 2023.

Louis Dingenen

Een aanvulling kregen we uit Linde-Peer

‘Moer’ zeggen wij niet tegen een vrouwelijk konijn, wel ‘mo.jer’ in de betekenis van “moeder”.

Nog een aanvulling

Als jongens op een boerderij kweekten wij ieder onze eigen konijnen in een zelfgemaakte ‘knijnskooi’. Dat waren planken met kiekendraad aan de voorzijde en met een vloer van dunne dennenpaaltjes waar stro op werd gestrooid (!). Wanneer wij het wijfje wilden pakken om eens te tillen hoe zwaar zij was, of om te kijken hoeveel jongen er in haar nest zaten, dan verweerde het konijn zich door met de achterste poten hard op de vloer te slaan, en soms ook door te bijten. ‘Dèè knijn sleet nogal inne plenk!’ zegden wij dan. En ‘knijns wère’ betekent dus gewoon zenuwachtig worden, geïrriteerd geraken. Als jongens van de lagere school reden wij – om inteelt te voorkomen – met ons konijn, via de Bosschel, naar ‘de Wauberg’, naar Bèr Leīs, die een rammelaar had. 

De dag erna mochten wij ons konijn terug gaan ophalen en vijf frank betalen. Een vet konijn bracht tot honderd frank op. Het konijn zat in een juten zak die wij op onze rug meedroegen. Maar het konijn bood natuurlijk weerstand en zat de helft van de rit te spartelen in de zak, met als gevolg dat de lange nagels doorheen de juten zak en doorheen onze dunne kleren ‘schèère’ maakten op onze rug. Erg pijnlijk, maar je moest verder!

Klomp en klot

‘Goeit mèr ‘ne klamp heut in ’t vieër, doet mich mèr twieë klèttekes so.kker in me’ne koffie en haut mèr ‘n goei klo.nt boter inne pan, … dan kan ich beginne te bakke!’ (Gooi maar een blok hout op het vuur, doe mij maar twee klontjes suiker in mijn koffie en doe maar een grote klont boter in de pan, dan kan ik beginnen te bakken!)

Zelden zie je nog iemand ‘klo.mpe’ dragen … tenzij in het openluchtmuseum van Bokrijk of in een klompenmuseum. ‘Klo.mpe’ is AN én (o.m.) ook Peerder dialect voor houten schoenen die uit jong en zacht wilgen- of populierenhout gesneden worden. Je hebt ze in alle maten en vormen … Nederland is hét klompenland bij uitstek, maar wist je dat er vanuit België heel veel klompen naar Nederland geëxporteerd werden? In het klompenmuseum van Laakdal kun je zien hoe de eens geroemde ‘kloefkappers’ (klompenmakers) in de Antwerpse Kempen hun producten maakten. ‘Kloefkapper’ was vroeger een dialectwoord voor een gerespecteerd beroep, vandaag is het een scheldwoord.

“Klomp” betekende vroeger ook een “blok hout waarin de voeten van een misdadiger (in)gesloten werden” (denk hierbij aan de uitdrukking: “een blok aan het been”) en nadien is de betekenis geëvolueerd naar “blok hout” … waaruit houten schoenen gesneden werden. Het verkleinwoord van ‘klo.mp’ is in het Peerder ‘klimpke’ (klompje). ‘Klo.mp’ betekent in het Peerder dialect ook “blok hout”, maar zo’n blok hout voor bv. de kachel is toch bekender als ‘klamp’, met als verkleinwoord ‘klempke’, een blokje hout. Een “klamp” in het AN is overigens een “verbindingsijzer om bv. houten balken bijeen te houden”, zo blijkt.

‘Klo.mp’ kennen we in Peer ook in de betekenis van “kluit”, zoals in ‘Goeit er mèr ‘ne klo.mp èèrd op!’ (Gooi er maar een kluit aarde op!). Een synoniem is ‘klo.nt’, zoals in ‘e klo.nt(eke)/ e klètte boter’ maar met dit onderscheid dat ‘klont’ een kleinere massa inhoudt. En als we het hebben over een ‘klo.nter’, dan is de massa nog kleiner, zoals in ‘de klo.nterkes inne mèlk’ of de ‘mèlk die klo.ntert’ als ze zuur en slecht wordt! Speciaal is het Peerder verkleinwoord voor “klontje”, nl. ‘klètteke’ of ‘e klètte’ zoals in ‘e klètteke so.kker’ en ‘e klètteke boter’. Een ‘bloedklo.nter inne hersene’ kan de oorzaak zijn van ‘e beslaag’ (beroerte) zoals ze hier zeggen.

Wij kennen ook ‘klot’, zoals in ‘’ne klot zieëp’ , een stofnaam om een “samenhangende massa van een bepaalde substantie” aan te duiden. ‘Ene klot zieëp’ is een stuk zeep, ‘e klètteke zieëp’ is een klein zeepje of een stukje zeep. ‘Klot’ kan ook synoniem zijn van ‘klo.mp’ en ‘klo.nt’, bv. een ‘klot èèrd’. Het meervoud van ‘klot’ is ‘klèt’ zoals in ‘gèèf mich mèr twieë klèt zieëp mee’.

Een samenstelling met klomp is “klompvoet” waarmee een misvormde voet aangeduid wordt. Vroeger gebruikte men ook wel “horrelvoet”, maar die term wordt sociaal niet meer aanvaard.

Mocht je ooit heel veel tijd hebben om naar een schitterende film te kijken, dan is de Italiaanse film “De klompenboom” uit 1978 (186 minuten) een aanrader!

En tot slot: je kent natuurlijk de uitdrukking in het Peerder: ‘van z’ne klot valle / geun’ (flauwvallen). Het is niet duidelijk waar die ‘klot’ vandaan komt, maar het zou kunnen dat die ‘klot’ hier een blok hout is, waarop men bv. stond om iets te doen. Weet jij wat die ‘klot’ hier betekent en/of waar die vandaan komt, laat het ons ook dan ook weten, a.u.b. !

Meer ‘klomp en klot’:  

https://www.klompenmuseum.be/openingsuren.html
https://www.klompenmakerij.be/
https://klompenmuseum.nl/Lesbrief
https://etymologiebank.nl/trefwoord/klamp
https://etymologiebank.nl/trefwoord/klont

Eerste publicatie in Blikveld nr. 18 van 5 mei 2023.

Louis Dingenen

Reactie en aanvulling bij ‘Klomp en klot’

Met dank volledig overgenomen als dialectbijdrage(n) in Blikveld nr. 19 van 12 mei 2023.

Klompen

Ooit klompen gedragen? Neen? Ik wel! Mijn eerste gekleurde klompjes kreeg ik van sinterklaas op 6 december 1940, samen met een sjaal, wat kastanjes, een poppernel en een paar karamellen. Die klompjes waren prachtig gekleurd: geel met rode strepen. Mijn pa klopte er meteen riempjes op met scherpe asgrauwe klompennageltjes.

Later deed ik dat zelf, want op onze school bestond de gewoonte, dat de sterkste leerlingen de klompennageltjes aan de buitenzijde scheef in de riem en de klomp sloegen om zich doelmatiger te kunnen verdedigen bij vechtpartijen. Een veel gebruikte zin op de speelplaats was: “Klop ‘em met eine klomp op siene soets ( =kop, hoofd)”. De slimste jongens wisten, dat scheef ingeklopte klompennageltjes tijdens vechtpartijen bij de tegenstrever schrammen en bloed en dus ook schrik konden veroorzaken.

Klompen dragen deed soms pijn aan de wreef, maar het ergste wat een klompendrager kon overkomen was het zogenaamde “haarenkelen”. Bij het gaan of lopen kwamen dan de slecht ingeklopte klompennageltjes tegen de enkel van het andere been. Dit kon zo pijn doen, dat je de controle over je blaas verloor. Een ontsnapt druppeltje wriemelde zich in ijltempo door de urineleiding tot op een paar centimeter voor de uitgang. Het naaldachtig steken van dat druppeltje veroorzaakte een helse pijn.

Verder waren er geen slechte kanten aan het klompen dragen. Je kon er zelfs verslaafd aan raken zoals onze wiskundeleraar op het Salvatorcollege in Hamont. Als pater had hij zowat de hele wereld afgezworen behalve zijn klompen. Als leerling hadden we dat snel door. Soms maakte hij een wandeling in de kloostertuin op zijn klompen. ’s Zondags zagen we pater Xaverius (later pastoor in Erpekom) per fiets vertrekken naar zijn ouders in Kaulille met zijn klompen in een valiesje achter op zijn fiets. Onze studiezaal lag onder zijn kloosterkamer en door de houten zoldering hoorden wij, dat hij zelfs op zijn kamer klompen droeg.

Onze priester-leraars stonden toen elk uur van de dag klaar om ons bij elk probleem “geestelijke“ leiding te geven. Wij zochten daarom allemaal naar een wiskundig, religieus of seksueel probleem om dat beurtelings in alfabetische volgorde aan onze brave pater-leraar voor te leggen. Maurice Bangels trok als eerste naar boven. In de studiezaal hielden wij het muisstil, want we moesten horen hoe Maurice op de deur van de pater zijn kamer klopte en hoe de pater de klompen van zijn voeten schudde en verving door zijn sandalen. Als het probleem van onze klasgenoot opgelost was en hij de kamer van de pater verlaten had, hoorden we, hoe de pater weer in zijn klompen schoot. Even later trok de volgende klasgenoot met zijn probleem naar de kamer van de klompenpater … Het viel ons op, dat onze pater in die tijd dubbel hard bad, wellicht om God te danken, omdat hij als wiskundeleraar zoveel succes had als geestelijke leider van jongens.

Zo studeren was hemels voor ons !

Jaak Nouwen

Weerspreuk mei

Ingestuurd door een andere (oud-)inwoner van Briegel en geïnspireerd door de eerste wereldtitel snooker van Luca Brecel in mei 2023.

Hoed je te ontdoen van wol en flanel vόόr het feest van Sint-Brecel.

Zijn winterstaart kan je verkleumen met storm en hagelstenen als snookerbè.l!

Klatergoud – Er langs gelegen hebben

‘Kiekd ‘es wa’ ‘ne schoene krans! ’t Is meschien giene gouwe, mè  hèè hèèt er toch langs gelège!’ (Kijk eens wat een mooie krans! ’t Is misschien geen gouden, maar hij lijkt er toch op!)

“’t Is niet al goud wat blinkt!” … we kennen de uitdrukking maar al te goed en soms is de teleurstelling groot wanneer blijkt dat bv. een mooi blinkende “gouden” ketting uiteindelijk alleen maar nep blijkt te zijn, klatergoud!

Mooi, maar niet echt … en om die ontgoocheling wat te verwerken, bestaat (o.m.) in het Peerder dialect de uitdrukking dat het mooie ding ‘er toch wél langs gelège hèèt” (er naast gelegen heeft). Het lijkt er wel op, op dat echte goud, en heeft er de ‘schijn’ van, maar niet de waarde.

En wat dan te zeggen van al die “blingbling” die je bv. bij de gangstarappers ziet? Praalmetaal, kinkelrinkel, opzichtige, blinkende sieraden … zouden die er ook naast gelegen hebben … of zouden die echt zijn?

Nog ‘blingbling’:

https://nl.wikipedia.org/wiki/Blingbling

Eerste publicatie in Blikveld nr. 23 van 9 juni 2023.

Louis Dingenen

Keud

‘Ge moogt nie keud op ‘m zijn: hèè zit in e hieël keud vel!’ (Je mag niet boos op hem zijn, hij is er niet goed aan toe!)

De bekendste betekenis van ‘keud’ in (o.m.) het Peerder dialect is die van het AN “kwaad, boos”, zoals het eerste ‘keud’ in de voorbeeldzin. Als iemand ‘keud’ is, dan is hij “slecht gehumeurd, slecht gemutst” zoals in ‘Dèè mins is keud, leut ‘m gewèère!’ Als je ‘keud’ in ons dialect vóór het zelfstandig naamwoord zet, dan spreken we over ‘ko.j’ zoals in ‘Pezop, dè’s ne ko.jën ho.nd!’ (Let op, dat is een gevaarlijke hond!) of zoals in ‘Doet oer ko.j klieër mèr aan om te wèrreke’ (Doe je werkkleren/oude(re) kleren maar aan om te werken) … In de laatste zin bijten de kleren niet, maar zijn ze “oud, gebruikt …” zoals in ‘Pak dèè ko.jë vielo mèr mee, dèè nauwen is veel te goed!’ (Neem die oude fiets maar mee, die nieuwe is veel te goed!)

In een zin als ‘Dè is keud werk!’ betekent ‘keud’ “moeilijk, zwaar, hard”. Denk aan de huwelijksbelofte ‘In goei en ko.j daag’ (in goede en kwade dagen) en vergelijk met ‘Hèè hèèget keud!’ (hij heeft het moeilijk/zwaar) en ‘Hèè hèèt e keud lève!’ (Hij heeft een moeilijk/zwaar leven)(1). Wanneer iemand niet helemaal gezond is, zeggen wij ‘Hèè zit in e keud vel!’ (Hij zit in geen goed vel). Wanneer iemand ‘de ko.jën door is’ of als ‘het keudste door is’ wil dat zeggen dat hij het moeilijkste en ergste achter de rug heeft. Wanneer iemand in het Peerder ‘het keud krijgt’ krijgt hij het zwaar en moeilijk, maar als hij ‘het te keud krijgt’ dan wordt hij “emotioneel” of kan hij het niet meer aan. ‘Dè is deu ene ko.jën aan’ betekent dat hij het er moeilijk mee heeft en snel in de verleiding komt om iets te doen, en ‘ene ko.jë weeg’ is een slechte weg én het kan ook een moeilijke weg zijn.

In het Peerder dialect zijn ‘kalle’ en ‘zegge’ (ongeveer) synoniem, maar in combinatie met ‘keud’ moet je opletten! ‘Het is keud zegge wienieë ze deumee gedeun hemme!’ betekent dat het moeilijk te voorzien is wanneer ze gedaan hebben. ‘Keud zegge’ betekent dus ‘moeilijk te voorspellen’. ‘Keud kalle’ betekent echter helemaal iets anders, nl. “roddelen” zoals in: ‘Ge moogt gieë keud kalle van aner minse!’ (Je mag niet roddelen over anderen!)

Keud’ kan ook “het kwade” betekenen, zoals in ‘Ich wins ‘m gieë keud tau!’ (Ik wens hem geen kwaad toe) en ‘Ich kan deu gieë keud van zegge, gien ieë keud woord!’ (Ik kan daar niets slechts/kwaads over zeggen, geen enkel slecht woord). ‘Het kan gieë keud’ betekent dat je geen gevaar loopt en als je een wonde hebt en je wil weten of het een erge wonde is, dan kan je in het Peerder vragen: ‘Zit ‘r keud inne wo.n?’ (Is de wonde gevaarlijk?) Van iemand die door en door goed is, zeggen we ‘Deu zit gie keud in!’ (Daar zit geen kwaad in!) en wanneer iemand iets goeds presteert kan je zeggen ‘Dè is nog niet zo keud (gedeun)!’ (Dat is nog niet zo slecht (gedaan)!) Als je van iemand zegt dat ‘Hèè gieë keud kan doen’, dan bedoel je dat je alles prima vindt wat die persoon doet.

En weet je wat buitenstaanders “van die van Peer” zeggen? ‘Die van Peer zegge ‘jeu’, mè ze ko.nne ’t nie schrijve … en as ge t’er iets van zegt, dan zijn ze keud!’ (Die van Peer zeggen ‘jeu’, maar ze kunnen het niet schrijven … en als je er iets van zegt, dan zijn ze kwaad!)En wij denken dan: ’Jeu, jeu, leut ze mèr zegge, ’t kan toch giene keud, hè!’ (Ja, ja, laat ze maar zeggen, het kan toch geen kwaad!)

Meer ‘keuds’:

https://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/vel-in-geen-goed~zitten
https://etymologiebank.nl/trefwoord/kwaad

Eerste publicatie in Blikveld nr. 4 van 27 januair 2023.

Louis Dingenen

Kèèr

‘Hèè haa wieër veel te hel gereeje met z’n sportkèèr en kiek nau mèr es: hèè zit in e kèèrke!’ (Hij had weer veel te snel gereden met zijn sportauto en kijk nu maar eens, hij zit in een rolstoel!)

‘Een kèèr’ (een kar, met de /èè/ ongeveer zoals in het tweede deel van /Alain/) heeft in het Peerder dialect verscheidene betekenissen. In de eerste plaats natuurlijk de voor de hand liggende betekenis van “kar”, een vervoermiddel op twee of drie wielen dat voortgetrokken wordt door bv. een paard, ossen, een tractor etc. Als het vervoermiddel vier wielen heeft, noemt men het “wagen”, … een hooiwagen, bijvoorbeeld …maar in ons dialect wordt dat ook een ‘hooikèèr’ genoemd, niet? ‘Kèère’ die wij kennen zijn bv. de zandkèèr of èèrdkèèr (zand- of aardekar),  de mestkèèr (mestkar), de kroeëtekèèr (bietenkar),  maar ook de hooikèèr die we dus ook kennen als ‘hooiwage’, ‘een hoeëg kèèr met botterikke’ op om het hooi of het stro beter vast te kunnen houden. ‘Botterikken’ zijn in deze context dus geen lomperds, maar houten palen of hekkens!

De namen van de hierboven aangehaalde karren duiden aan wat er in die karren vervoerd wordt. Ook een ‘vaulkèèr’ geeft aan wat vervoerd wordt en de vuilniskar van vandaag wordt nog altijd ‘vaulkèèr’ genoemd. In andere dialecten heet die ‘kèèr’ ook wel “askar”. En een ‘winkelkèèr’ … is er voor de klant, om zijn winkelwaar te transporteren. Een ‘hondskèèr’ vervoert geen honden, maar wordt, of liever, werd, getrokken door een of meer honden. Ja, vandaag wordt ook menige hond vervoerd in een hondenkar! Van( taal)evolutie gesproken! Een ‘stoeëtkèèr’ (stootkar) duw je en met een ‘stèèkkèèrke’ hef je zware lasten op om ze te transporteren. Een ‘sportkèèr’, zoals in de voorbeeldzin, is een dialectwoord voor “sportauto”, een ‘haufkèèr’ is een huifkar en … ‘e kèèrke’ uit de voorbeeldzin is een oneerbiedige (verouderde) dialectterm voor een rolstoel. Over de plezierrijtuigen hebben we het nu niet, maar toch even opmerken dat onze ‘kèèr’ ook familie heeft in het Engels, nl. “car” (auto).

We kennen ook enkele uitdrukkingen met ‘kèèr’: ‘de kèèr trèkke’ wil zeggen dat je het voortouw neemt en de boel (op gang) trekt. In dezelfde sfeer zit ‘(aan) de kèèr dauwe’, de zaken doen bollen. ‘Z’n kèèr drèèn’ betekent dat je helemaal van mening  of van kant verandert en het ‘pèèrd achter de kèèr spanne’ geeft aan dat je de zaken verkeerd aanpakt.

As de as brèkt, vilt de kèèr’ betekent letterlijk dat “de kar (stil)valt als de as breekt” en wordt gebruikt om aan te duiden dat je moet ophouden met excuses te bedenken om niet te moeten werken! (zie ook As – As de as) ‘Rondkèère’ is een werkwoord dat aangeeft dat je (meestal) redelijk doelloos met bv. fiets, motor of auto aan het “rondrijden” bent en in het AN spreekt men dan van “karren”. Onlangs nog een mooi synoniem gehoord: ‘rondsjieze’ met de verwijzing naar ‘sjieës’, een soort paardenkoets die in het AN “sjees” heet en waarin je het verbasterde Franse woord “chaise” (stoel) nog herkent (zie de link naar Wikipedia hieronder).

Het verkleinwoord van ‘kèèr’ is ‘kèèrke’ (zie hierboven) en dat leidt ons naar ‘kèèrkesvolk’, een denigrerende term in ons dialect voor (meestal) wat marginale mensen: ‘Haad o.ch mèr niet te veel op met dè kèèrkesvolk!’ (Hou je maar niet te veel op met die marginale mensen). De verwijzing naar de huifkarren van de rondtrekkende mensen ligt voor de hand.

‘Kèèr’ kennen we ook in uitdrukkingen als ‘een kèèr te groeët’ als je bv. een broek gekocht hebt die echt “veel te groot” is. Je kan in het voetbal de bal ook ‘een kèèr’ langs de goal trappen en dan is hij ver naast het doel gegaan. En als je ‘een kèèr dings vanne zoller gehaald had’ dan heb je een heel grote hoeveelheid spullen van de zolder gehaald, een kar vol!

Nog ‘karren’:

https://nl.wikipedia.org/wiki/Kar
https://www.ensie.nl/jozef-verschueren/askar
https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/karren
https://nl.wikipedia.org/wiki/Sjees

Eerste publicatie in Blikveld nr. 32 van 11 augustus 2023.

Louis Dingenen

Kamelot

‘Ziet da ge goei waar koeëpt, hè, want al dèè kamelot, deu zijn ve nèks mee!’ (Zie dat je goede waren koop, he, want met die rommel zijn we niets!)

Wanneer we (o.m.) in het Peerder dialect iets ‘kamelot’ vinden, dan bedoelen we dat het van slechte en zelfs erbarmelijke kwaliteit is … rommel, prul, minderwaardig en slecht materiaal, ook namaakspullen. ‘Kamelot’ komt (waarschijnlijk) van het Franse woord “camelot” dat o.m. straatventer en minderwaardige waar betekent.

Straatventers durven wel eens producten van minderwaardige kwaliteit te verkopen, vandaar dat ‘kamelot’ bij uitbreiding gebruikt wordt om zaken van mindere en slechte kwaliteit aan te duiden.

Meer ‘kamelot’:

https://etymologiebank.nl/trefwoord/camelot

Eerste publicatie in Blikveld nr. 47 van 24 november 2023.

Louis Dingenen

Ichteren

‘Vrigger ginge de minse dèk ichtere bij de geboeër … gezellig … én ooch goed veer de jo.ng kèrels … veer e lief te zikke!’ (Vroeger gingen de mensen dikwijls buurten en deden ze ’s middags een dutje.)

Ichtere’ en ook variant ‘uchtere’, betekenen “buurten, gezellig met vrienden, kennissen … samen zijn en kletsen in of rond het huis, met of zonder een drankje erbij”. Eerst de radio, later de televisie en nu de computer hebben grotendeels de plaats van het oude dorpsgebruik ‘ichtere’ ingenomen. Tegelijk is de nood aan meer verbondenheid vandaag meer dan ooit aanwezig, zo blijkt: “Terug uchteren, een babbelwandeling” was in september ’21 een initiatief van de gemeente Hechtel-Eksel.

Het ‘ichtere’ was een vast gebruik in de herfst en de winter, als het vroeg en lang donker is, om samen met familie en vrienden, afwisselend in elkaars huis, de lange avonden gezellig door te brengen. De vrouwen brachten hun spingerief mee, de handen stonden niet stil en de tongen nog veel minder … Men bad een ‘tientje’ van de rozenkrans, men vertelde de laatste roddels en er werd ook wel gezongen … zo lezen we in een artikeltje uit 1880 over het ‘ichtere’ in Hasselt waarin ook nog staat dat het ‘ichtere’ “tot aan den ochtend of morgenstond” kon duren … Toch verwonderlijk, zo lang, maar anderzijds … in de winter was er minder werk op de boerderij en mochten de teugels wat gevierd worden.

Onze navraag in Peer levert een andere invulling van ‘ichtere’ in onze streken op: “Het ‘ichtere’ duurde hier zeker niet tot midden in de nacht,” weet een geboren en getogen Perenaar, “meestal maar tot een uur of half elf, omdat iedereen ’s anderendaags vroeg uit de veren moest en ook vooral omdat laat opblijven ‘te kèstelek waas aan stookhout veer de stoof en kèstelek aan kaarse of petrol voor de kinkee, de olielamp! (te kostelijk was aan stookhout voor de kachtel en te kostelijk aan kaarsen of petroleum voor de kinkee, de olielamp!)” Het energieprobleem van onze voorouders! En ‘ichtere’ gebeurde ook blijkbaar alleen op zondag, want de andere zes dagen waren werkdagen!

De herkomst van het woord ‘ichtere’ zou volgens dezelfde bron in de jaren ’60 van de vorige eeuw door toenmalig directeur Schetz van ’t Sint-Lambertuscollege ooit uitgelegd zijn. “Het zou komen van de afspraak dat ‘’t mansvolk ‘ten achter ure’ bij elkaar op bezoek ging.’ Vooral de huwbare jongemannen deden hieraan mee.” Ze trokken dan naar de thuis van de meisjes om er te babbelen en muziek te maken met de ‘trekzak’ (accordeon) of ‘mondharmonica’. De achterliggende doelstelling was natuurlijk een huwbaar meisje te vinden. “Wanneer een jongeman een oogje had laten vallen op zo’n lief meisje … en een boterham aangeboden kreeg van de ouders van dat meisje of van het meisje zelf … dan betekende dit dat de jongeman geen schijn van kans had en dus maar beter kon vertrekken!” zo weet een medewerker van ’t Lin van zijn ouders …die elkaar wél via het ‘ichtere’ leerden kennen. Een uitdrukking met dezelfde betekenis was: ‘Hèè hèèt z’n èèrten oog aut!’ (Hij heeft zijn erwten ook op) … een verborgen toespeling op het feit dat hij geen kans (meer) had!

Er was overigens wel wat keuze met al die kroostrijke gezinnen vroeger, maar op sommige boerderijen werd dat pottenkijken toch niet echt op prijs gesteld en niet alle deuren stonden dus open voor dat ‘jo.nk volk’. Soms werden ook alleen die jongemannen op prijs gesteld ‘die genoeg achter zich haaën’ (die genoeg achter zich hadden), een volks gezegde om aan te geven dat ze later voldoende grond zouden erven om een goede partij te (kunnen) vormen voor de dochter van de betrokken boer. Zo werden een paar jongemannen ooit eens “te min” bevonden ‘omdat ze te weinig achter zich haaën’. De week erna haalden ze wat slingerplanten uit het bos, bonden die slierten aan hun voeten en trokken zo door ‘’t haus’ van de betrokken boer met de vraag: ‘Kiekt nau ‘s, hemme ve nau genoeg achter eus?’ (Kijk nu eens, hebben we nu genoeg achter ons?)

Nog ‘ichtere’:

https://www.limburgnieuws.be/hechtel/1632995538-terug-uchteren-a.html
https://www.dbnl.org/tekst/melc015bokk02_01/melc015bokk02_01_0002.php#003T

Eerste publicatie in Blikveld nr. 14 van 7 april 2023. Louis Dingenen