Dievel

‘ ’t Is of den dievel ‘t ermee gemoeid is!’ (Het is of de duivel ermee gemoeid is!) zei mijn grootvader vroeger wel eens als iets helemaal niet vlotte. Ik heb hem nooit horen vloeken, maar als ‘d’n dievel’ ter sprake kwam, zat het hem toch hoog!

‘Dievel’ (met uitspraakvariant ‘duvel’) is o.m. Peerder dialect voor (de) “duivel”, de gevallen engel die in het Christendom de belichaming is van alle kwaad.  ‘Dievels’ is het meervoud van ‘dievel’, maar ‘dievels’ kan ook een bijvoeglijk naamwoord of een bijwoord zijn zoals in deze uitspraak van de trainer van de (voetbal)duiveltjes: ‘Dè dievels menneke is dievels goed’ (Dat duivels ventje is duivels goed). De trainer bedoelt dan echt niet dat het “Een kind van de duivel” is zoals in het gecontesteerde lied van Jebroer uit 2016.  ‘Dievelen’ is een werkwoord en ‘as ge op iemed dievelt’ dan ben je boos aan het roepen en tieren op iemand, kortom aan het razen.

‘Dievel’ staat in ons dialect ook nog iets anders, maar het woord is in die betekenis toch minder breed gekend. ‘Dievel’ wordt namelijk ook gebruikt voor ontvettende en ontsmettende “soda(korrels)” of “kristalsoda”. ‘As ge dèè vèttige filter van oeër dampkap zeiver wilt krijgen, dan moede dèè in hieët water leggen en deu wa dievel bijdoen …, dè helpt hieël zeker!’ (Als je de vette filter van je dampkap proper wil krijgen, dan moet je die in heet water leggen en daar wat (kristal)soda bijdoen …, dat helpt heel zeker!) ‘Dievel’ in deze zin betekent dus “(kristal)soda” (natriumcarbonaat Na2CO3) en mag je zeker niet verwarren met de zogenaamde “baksoda” of “zuiveringszout” (natriumbicarbonaat, NaHCO3 ) dat veel mensen ook in huis hebben. Ook sodawater, synoniem voor bruiswater, heeft niets met kristalsoda te maken. Meer info hierover vind je bij Wiki en ook bv. op https://www.huisvlijt.com/wat-is-het-verschil-tussen-baking-soda-en-soda/.

Er bestaat nóg een ‘dievel’, namelijk ‘grienen dievel’ (“Groene Duivel”) en … ja, ik hoor het je al denken, er zijn ook “Rode Duivels”, maar ik weet niet zeker of je die dan ook ‘dievels’ noemt in het dialect. Die ‘grienen dievel’ is letterlijk overgenomen van het product “Groene Duivel” (vertaling van “Diable Vert”), waarmee je eksterogen, eelt, wratten etc. kan verwijderen, ook vandaag nog … zeggen ze toch!

Er zijn in het AN nogal wat uitdrukkingen en zegswijzen waarin de “duivel” voorkomt, maar of je die ook allemaal in het Peerder terugvindt, dat betwijfel ik. ‘As ge kalt vannen dievel, dan ziede z’ne start!’ (Als je van de duivel spreekt, zie je zijn staart), dat hoor je wel eens als iemand opdaagt net op het moment dat je over hem/haar aan het praten bent. Dikwijls wordt overigens alleen maar het eerste deel van de uitdrukking gebruikt. ‘Iemed d’n dievel aandoen’ kennen we en als de zon schijnt en het tegelijk regent, dan is het ‘kermis inne hèl’ (kermis in de hel) en elders noemen ze dat ‘duvelkeskermis’ … Kennen wij dat in Peer? ‘Ich zien gienen dievel!’ zeggen wij wel eens als er niets of niemand te zien is … en als je bij ons iemand ‘ene grienen dievel’ noemt, dan bedoel je vooral dat hij nogal zuinig en zelfs gierig is … en niet dat hij lid is van de politieke “Groenen” of specialist is in het verwijderen van eksterogen! ‘Ene lieleken dievel’ kan letterlijk betekenen dat iemand “niet knap” is en figuurlijk betekent het dat hij een “verachtelijk en soms gevaarlijk” persoon is.

Misschien kun je ook een antwoord geven op de vraag welk woord ‘het dievels jeu-woord’ is (het duivels ja-woord). Ik heb het vroeger dikwijls horen zeggen, maar ik kan mij ‘ter dievel’ (bij de duivel!) niet meer herinneren welk woord dat was. Weet jij het nog? Laat het dan zeker weten!

Nog ‘dievel’:

http://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/duvel http://etymologiebank.ivdnt.org/trefwoord/soda
https://www.newpharma.be/apotheek/diable-vert/1056/diable-vert-vloeibaar-eksterogenmiddel-fles-10ml.html

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 15 van 4 april 2021.

Louis Dingenen

Bazaar

‘Wilde ’n oeëre bazaar in oeër kamer es opreime, menneke, … ’t is deu zjust een rommelmèèrret!’ (Wil je je spullen in je kamer eens opruimen, jongen … het is er net een rommelmarkt!)

‘Bazaar’, met variant ‘bezaar’ (met een doffe /e/), is o.m. in het Peerder dialect een verzamelwoord voor allerlei betekenissen. In de voorbeeldzin betekent het “spullen, eigendommen, boeltje …” en het heeft een erg negatieve bijklank, want (de) anderen zijn niet gediend met je ‘bazaar’! Soms kan het zo erg zijn dat die bijbetekenis zelfs hoofdbetekenis wordt zoals in ‘Dè haus waas iene groeëte bazaar!’ (Hun huis was één grote warboel!)

Mogelijke synoniemen in ons dialect zijn ‘santeboetiek’ en ‘nest’: ‘Pakd oeëre nest bien en trapt ‘t aaf!’ (Neem je spullen bijeen en stap op!) De gevoelswaarde van ‘nest’ is nog iets negatiever dan die van ‘bazaar’ en ‘santeboetiek’. Je hoort ook wel eens dat iemand bv. zijn plan moet trekken met zijn ‘bazaar’ en daarmee kan je alle kanten uit: je werk, je opdrachten, je projecten … kortom, alles waarmee je bezig bent of wat je hebt … en waartoe de ander zich niet echt meer aangetrokken voelt. ‘Zèrreg mèr dat ge oeëre bazaar zelf gelieërd krijgt, ich help o.ch nie mieë!’ (Zorg maar dat je je les zelf leert, ik help je niet meer!)

Van Dale geeft drie betekenissen voor “bazar”: overdekte marktplaats, warenhuis en fancy fair. “Overdekte marktplaats” is de oorspronkelijke betekenis van “bazar” dat uit het Perzisch komt en in de 18de eeuw in Europa verspreid geraakte toen het Perzische verhalenboek “Duizend-en-één-nacht” in West-Europese talen vertaald werd, zo lezen we in het Etymologisch Woordenboek van het Nederlands. “Pazar” is het Turkse woord voor “markt” en overdekte markten zijn erg bekend in de Oosterse landen. In de Arabische wereld heet een markt “souk” of “soug”, en ze verschillen van de “bazar” omdat de “souks” vooral in open lucht georganiseerd worden.

De betekenis “fancy fair” is aan het Engels ontleend en betekent “liefdadigheidsmarkt”, bij ons beter bekend in de vorm van “Vlaamse kermis”, een feest met allerlei activiteiten dat ten voordele van een goed doel georganiseerd wordt … een school, een instelling, een persoon in nood … Zeker in ons dialect kennen we ‘bazaar’ niet in die betekenis!

Wel gebruiken we ‘bazaar’ om een “grote winkel” aan te duiden, al begint de term wat verouderd aan te doen. De bekendste van alle ‘bazaars’, zeker bij de mensen met wat meer levenservaring, is natuurlijk de GB, de Grand Bazar, een Belgische “supermarkt(keten)” met zelfbediening, ontstaan in 1958 en sinds 2000 eigendom van de Franse keten Carrefour. Je vond ze in zowat alle steden en vandaag vind je ze vooral aan de rand van de steden.

Misschien nog dit: verwar “bazar” niet met “Bozar”, het kunstencentrum in het midden van Brussel dat tot 2002 bekend was als het “Paleis voor Schone Kunsten” en in januari 2021 bijna afgebrand is. De nieuwe naam “Bozar” is geïnspireerd door de uitspraak van de Franse benaming “Palais des Beaux-Arts”.

Meer ‘bazaar’:

https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/bazar
https://nl.wikipedia.org/wiki/Bazaar_(markt)
http://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/bazaar
http://etymologiebank.ivdnt.org/trefwoord/bazaar

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 32 van 6 augustus 2021.

Louis Dingenen

Batteklang

‘Haddet al gehieërd? Ze hèèt em met z’nen hiele batteklang oppe streut gegoeid! Eindelijk!’ (Heb je het al gehoord? Ze heeft hem met zijn hebben en houden op straat gegooid! Eindelijk!)

‘Batteklang’ (met varianten ‘batteklan’, ‘battaklang’, ‘pattaklang’, ‘pataklang’, ‘patteklang’ …) betekent in (o.m.) het Peerder dialect “hebben en houden, zootje, bazaar, boeltje, rommel, santenkraam, …”. ‘Batteclang’ (met een c) is een vervorming van het Franse woord “bataclan” dat in het online vertaalwoordenboek Van Dale Frans -Nederlands vertaald wordt als “rommel, santenkraam”.  Er zit ook duidelijk een aspect van “(hoog)dringendheid” in … je moet snel bijeenrapen wat van jou is en wegwezen. Synoniemen in het dialect zouden kunnen zijn ‘santeboetiek’, ‘klitsen en klatsen’, ‘bazaar’ en misschien ken jij er nog wel enkele.

In de voorbeeldzin hierboven zouden we ‘met z’nen hiele batteklang’ in het AN ook kunnen omzetten als “met zijn klikken en klakken” of met “zijn hele rataplan”. ‘Hieël de batteklang’ wordt ook gebruikt op het einde van een opsomming om … “al de rest, al de andere nest …” aan te duiden en wordt dan gebruikt in plaats van het klassieke “etceterea / enzovoort …”. In het Frans zou “bataclan” een klanknabootsing zijn van wat je hoort als allerlei spullen zoals ketels … verplaatst worden of met “donderend geraas naar beneden vallen” zo lees je in https://typischfrans.blogspot.com/2018/06/et-tout-le-bataclan.html

De “Bataclan” of “Ba-ta-clan” is een bekende theaterzaal aan de Parijse Boulevard Voltaire die op 13 november 2015 op een vreselijke manier in de wereldactualiteit kwam toen een terroristisch commando er 89 slachtoffers maakte tijdens een optreden van de “Eagles of Death Metal” die met hun hard rock 1500 fans in de zaal verzameld hadden. Het theater is nadien ongeveer een jaar gesloten geweest. De Bataclan opende voor het eerst zijn deuren in 1865 en kende meteen succes. De naam Bataclan zou verwijzen naar de operette “Ba-ta-clan” van Jacques Offenbach (1819-1880) waarin hij een “brabbeltaaltje” verwerkte om zo de draak te steken met de toenmalige hype om alles wat uit China kwam goed en belangrijk te vinden. Er werd in die operette bv. een personage opgevoerd met de Chinees klinkende naam Fé-Ni-Han, maar de goede luisteraar begreep meteen de spot, want het Franse woord “faitnéant” betekent … “luiaard, nietsnut”! Misschien was die kerel uit de voorbeeldzin hierboven wel zo iemand … een nietsnut … ‘dèè ze met z’nen hiele battaklang eindelijk bautegoeide!’ (die ze met zijn hebben en houden eindelijk buitengooide!)

Meer ‘batteklang’ op:

https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/frans-nederlands/vertaling/bataclan#.X6kQ72hKiUk: http://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/battaklang
https://nl.wikipedia.org/wiki/Bataclan
https://fr.wiktionary.org/wiki/bataclan
https://www.google.com/maps/@48.8631856,2.3710745,3a,75y,215.51h,80.33t/data=!3m6!1e1!3m4!1s2RqiJ2PKJ0yB4eOyfnveAA!2e0!7i16384!8i8192

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 7 van 12 februari 2021.

Louis Dingenen

Bakhaus en bakkes

‘Vrigger bakde de minse bekans èlleke wèèk zelf broeëd … in hun èège bakhaus!’ (Vroeger bakten de mens bijna elke week zelf brood … in hun eigen bakhuis!)

Vele Perenaren bakten vroeger wekelijks hun eigen brood … Dat gebeurde in een ‘bakhaus’, o.m. in het Peerder dialect het woord voor (meestal) een apart huisje waarin een bakoven gemetseld was. Varianten in Peer zijn ‘bakhoews’, ‘bakhuis’ en ook ‘bakkes’. Een ‘bakhaus’ werd o.m. om veiligheidsredenen (brandgevaar!) op een eindje van het woonhuis opgetrokken met de ronde koepel van de bakoven aan de buitenkant van het eigenlijke ‘bakhaus’ of ‘bakheiske’ (verkleinwoord). Die oven was uit bakstenen (what’s in a word?) vervaardigd en met leem afgewerkt. De mond van de bakoven bevond zich aan de binnenkant van het bakhuis, op heuphoogte, zodat het samengebonden brandhout, de ‘mètterte / mitterte’ (mutsaards) vlot naar binnen konden gestouwd worden om de oven op temperatuur te brengen. De bodem van de oven was vlak en met een ‘zwoel’, een speciale ovenpaal met platte ovenplaat, ook gekend als ‘broodschieter’, kon (meestal) moeder de broden en soms ook de ‘vlaaie’ (de taarten) in de oven ‘schiete’. De ovendeur ging dan dicht en na een bepaalde tijd en de nodige handelingen was je ‘brieëke gebakke’ (broodje gebakken), letterlijk dan. Als je broodje figuurlijk gebakken is, heb je alles goed voor elkaar en heb je goede vooruitzichten . Oh ja, vóór die oven was er meestal ook nog een schouw waarin je de ‘hespe’ kon ophangen om ze te “roken”. Heerlijk!

In het bakhuis gebeurde overigens nog meer! Het rijmt op bakken … en het stinkt … juist ja, ‘kakke’ (pardon my French!). Het ‘bakheiske’ was ook het ‘kakheiske’ of ‘schijtheiske’, meestal afgekort tot ‘heiske’ (huisje). Enkele brede planken werden tegen elkaar bevestigd met in het midden een “gat op maat van het gat” … van de bezoeker! Gelukkig was er ook een deksel op dat gat en hing er wat kranten- of ander goedkoop papier aan een nagel binnen handbereik. Meestal was het ‘heiske’ tussen de twee varkensstallen gesitueerd die zich ook in het ‘bakheiske’ bevonden, aan weerszijden van het toilet. De bezoeker had dus goed gezelschap om “op zijn gemak” zijn ding te doen en mikte zijn kleine en grote boodschap door het gat in de beerput onder de planken. De urine van de varkens dreef ook  langzaam in de richting van diezelfde put … maar langs de andere kant van de twee muurtjes, natuurlijk! Aan de achterkant van het bakhuisje bevond zich overigens dikwijls de “mesthoop” en was er een deksel om de “beerput” te kunnen ledigen.

In dat bakhuis werd meestal ook nog ander materiaal opgeborgen: steenkolen, hout, gereedschap, soms een wasmachine die ook op hout gestookt werd, een mangel om het water uit de gewassen kleren te persen, de fietsen en zelfs een kleine werkbank …. Kortom, het huisje werd intensief gebruikt en soms was er onder het dak op de dennenhouten balken (de ‘schelft’) plaats voor wat stro of hooi, maar dat was toch erg (brand)gevaarlijk.

Wie letterlijk een groot ‘bakhaus of bakkes’ met een grote ‘ove’ (met varianten ‘hove’, ‘huuve’) had, kon veel brood ineens bakken … en wie figuurlijk een ‘groeëte bakkes’ of een grote ‘(h)oven’ had, had een “grote mond”. Zo iemand heet dan ook een ‘groeëtbakkes’, iemand die gekend is voor zijn grote mond en soms grove taal, ook wel ‘groeëtmaul’ genoemd (grootmuil). Als je iemand ‘op z’n bakkes’ wilde slaan, wilde je die persoon op zijn mond of hoofd slaan of gewoon slaan. Soms kreeg je als instructie van thuis mee om ‘dèèn (h)oven tau te haan’, die ‘oven (= mond) dicht te houden, bv. op school. En “tegen een oven is het moeilijk gapen”, zo leert het spreekwoord dat betekent dat je je moeilijk kan verweren tegen iemand met een grote mond.

Nog een anekdote, echt gebeurd! Bij de bevrijding na WO II was een heel bataljon Engelse soldaten in de wei bij mijn grootvader gelegerd: grootkeuken, onderhoud, bevoorrading, kortom, ze hadden alles bij zich. Mijn grootvader mocht de varkens in het ‘bakhaus’ niet meer voederen, dat zouden de Engelsen wel voor hun rekening nemen! En zo geschiedde. Toen de Engelsen het terrein verlieten, ging grootvader naar de varkens kijken en een van hen had een heel dikke wang … en wat bleek? Dat varken had een lege sardienenblik tussen zijn tanden en wang zitten … van die Engelse keukenpieten! ’t Is nog niet gedaan: als blijk van waardering voor mijn grootvader en zijn gezin, hadden de Engelsen bij hun vertrek de bakoven vol chocolade gestopt … alleen waren ze vergeten dat die nog warm was van het laatste baksel … en alle chocolade was gesmolten … Echt gebeurd, in het ‘bakhaus’ van mijn grootvader!

Meer ‘bakhuis en bakkes’:

https://nl.wikipedia.org/wiki/Bakhuis_(gebouw)
http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/bakkes
https://www.mot.be/nl/opzoeken/lectuur/spreekwoorden/huishouden

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 39 van 24 september 2021.

Louis Dingenen

Arig

 ‘Ich vielde mich vannemerrege inins zoe arig en ich bin toen ooch arig hel gevalle!’ (Ik voel mij vanmorgen ineens zo raar en ik ben toen ook erg hard gevallen!)

‘Arig’ (aardig) is een ‘arig’ (eigenaardig) woord in (o.m.) het Peerder dialect want je kunt er ‘arig wa’ (nogal wat) kanten mee op!

De tweede betekenis van “aardig” in Van Dale, is “vrij groot” en die kennen we in combinaties zoals ‘een arig groeët haus’, een vrij groot huis. Ook in de betekenis van “nogal, erg” gebruiken wij ‘arig’ zoals in: ‘Hèè kan arig wa voetballe!’

De eerste betekenis uit Van Dale vind je evenwel niet terug in ons dialect. Wij gebruiken ‘arig’ namelijk niet in de zin van “vriendelijk, een aangename indruk makend”, integendeel zelfs, er zit nogal eens een negatieve, pejoratieve, bijbetekenis in ons ‘arig’. Misschien toch een uitzondering in de afleiding ‘arighè(i)d’ in de zin ‘altijd moete wèrreke, dè is gieën arighè(i)d’ (altijd moeten werken, dat is niet leuk). In het AN kennen we een “aardigheidje” in de zin van een cadeautje, grapje, lolletje etc. Je zou dus onze dialectische ‘arighè(i)d’ ook als cadeautje of lolletje kunnen interpreteren: “Altijd moeten werken, is geen lolletje!” 

Ons ‘arig’ is meer verwant met “eigenaardig” zoals in de zin ‘een arig woord’, een “eigenaardig” woord. Van Dale legt in “eigenaardig” de klemtoon op het speciale karakter van de zaken die “eigen-aardig” zijn: je komt ze niet vaak tegen, ze zijn typisch, apart, merkwaardig en je moet eraan wennen. ‘’nen arige mins’ voldoet aan al die kenmerken, maar in ons dialect zit er toch een bijklank in die afhangt van de context en de wijze waarop de zin uitgesproken worden. Het aspect “verwondering” zit er zeker in als je ‘arig’ neutraal of positief opvat zoals in ‘’t Is ‘ne lieve, mè toch ‘nen arige!’ Anderzijds kan je de aspecten ‘zonderling, vreemd, eng, angstaanjagend’ er ook in vinden als je ‘arig’ als negatief ervaart zoals in: ‘’t Is zoe’nen arige mins, ich wit nie wa’ch moet dinke!’ (’t Is zo een vreemde man, ik weet niet wat ik moet denken!)

In die laatste betekenis is ‘arig’ synoniem van “raar” in Van Dale waar “raar” naast merkwaardig ook nog “onpasselijk, misselijk” betekent. Precies die betekenis heeft ‘arig’ ook in de zin ‘ich vielde mich zoe arig wèère’ (ik voelde mij zo misselijk worden). We zoeken in de richting van “eigenaardig” met de specifieke inhoud van “raar, ongewoon, onpasselijk, draaierig in het hoofd, …”

De combinatie van de betekenissen van ‘a(ë)rig’ die hierboven behandeld zijn, kan leiden tot gekke zinnen zoals: ‘Toch arig dat die van Blikveld nie hei zijn, want deu is aaners toch al arig wa arig volk hei vandaag!’ (Toch eigenaardig dat die van Blikveld niet hier zijn, want er is anders toch al nogal wat zonderling volk hier vandaag!)

Nog ‘arig’:

https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/aardig
https://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/arig
https://etymologiebank.ivdnt.org/trefwoord/aardig

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 42 van 14 oktober 2021.  

Louis Dingenen