Pelaster

‘Ich hem inne schop ‘ne pelaster omgereeën en nau is de schop ingezakt!’ (Ik heb in het schuurtje een steunpilaar omvergereden en nu is het schuurtje ingezakt!)

Deze zin hebben wij aangereikt gekregen door een trouwe medewerker die een “ongelukje” gehad heeft omdat zijn “blikveld” blijkbaar tijdelijk beperkt was! Een ‘pelaster’ (met de varianten ‘pilaster’ en ‘plaster’) is Peerder dialect voor het AN-woord “pilaster”, maar ook weer niet helemaal. Een AN-“pilaster” of “muurpijler” heeft geen dragende functie en is dus eigenlijk alleen als decoratie tegen bv. een (kerk- of kapel)muur geplaatst. In onze voorbeeldzin staat het dialectwoord ‘pilaster’ eigenlijk voor ‘pilèèr’ of ‘pelèèr’ en zo’n “pilaar” of  “zuil” heeft wél een dragende functie, zo lezen we in Wikipedia. Het klopt dan inhoudelijk ook dat het schuurtje inzakt als een dragende pilaar omvergereden wordt.

Het woord “pilaar” gaat terug naar het Latijnse woord “pila” waar overigens ook het woord “pijler” vandaan komt. In ons dialect worden ‘pilaster’ en ‘pilèèr’ dus door en voor elkaar gebruikt.

Er bestaan mensen die denken dat ze onmisbaar zijn en sommigen denken dat ze de Kerk als instituut moeten rechthouden. Ze gaan dan ook naar zowat alle activiteiten in hun kerk en we hebben in het Peerder dialect een mooi (figuurlijk gebruikt) woord voor zo iemand: een ‘kerkpilèèr’. In het AN heet zo iemand ook een “kerkpilaar” en het is natuurlijk een spotnaam, net als de term ‘pilèrenbijter’ of “pilarenbijter”, voor deze (dikwijls goed bedoelende) mensen die veel tijd in de kerk doorbrengen. Pilarenbijter is echter ook een scheldwoord voor “schijnheilige mensen”! Heb je nog nooit een “kerkpilaar” gezien, dan kun je er bij bol.com een bestellen, maar dan krijg je een heel dikke stompkaars met wel drie lonten toegestuurd … tenzij ze niet meer leverbaar zijn, natuurlijk. Ja, ‘kerkpilèère’ worden zeldzaam!

Tot slot nog een tip om je blikveld te verruimen: “Pilarenbijter” is ook een Belgisch bier van hoge gisting (of hoge goesting) dat gebrouwen wordt door Brouwerij De Brabandere in Bavikhove, zo weet Wiki. Het wordt gebrouwen in officiële opdracht van het Bisdom Brugge (cum licentia Dioecesis Brugensis) en is als gelegenheidsbier gecreëerd naar aanleiding van de bisdomdag 2002 in Kortrijk. Op het etiket staat de “pilaarbijter” uit het schilderij “De verkeerde wereld” van Pieter Bruegel de Oude, een schitterend doek waarop ten minste 125 Nederlandse (spreek)woorden en uitdrukkingen af- en uitgebeeld zijn … zeker eens opzoeken (zie link onderaan)!

Toch eens aan onze medewerker vragen of zijn blikveld misschien door een of meer godvruchtige of lekkere “Pilarenbijters” verminderd was toen hij die ‘pelaster’ omver reed!

Meer ‘pelasters’:

https://nl.wikipedia.org/wiki/Pilaster
http://etymologiebank.ivdnt.org/trefwoord/pilaar;
https://www.ensie.nl/jozef-verschueren/kerkpilaar
https://www.bol.com/nl/p/extra-grote-kaars-met-3-lonten-kerkpilaar/9300000016776604/?country=BE
https://nl.wikipedia.org/wiki/Pilaarbijter
https://nl.wikipedia.org/wiki/Nederlandse_Spreekwoorden

Eerste publicatie in Blikveld nr. 1 van 7 januari 2022.

Louis Dingenen

Ossekop

In een ander dialectstukje hebben we het gehad over ‘soeëts’ dat o.m. in Peer als spotnaam gebruikt wordt voor hoofd. In dat stukje kwamen spotnamen met het woord ‘kop’ aan bod en zo zagen we toen dat soms een dierennaam toegevoegd werd aan het woord ‘kop’: apekop, pèèrdekop, ezelskop, kalverkop, ho.nskop, scheupskop, vèrrekeskop, kiekekop, … kortom, keuze genoeg, besloten we, maar … de bekendste en misschien interessantste samenstelling waren we wel vergeten, zo meldde een attente lezer: ‘ossekop’.

Ossekop’ kan zeker een scheldwoord zijn, maar de knipoog naar het bekende en ondertussen verdwenen café op de Markt is heel duidelijk! Waarom het café “Ossekop” heette? Waarschijnlijk omdat de eigenaar, Paul Slegten, een veehandelaar was en misschien ook wel omdat de (overigens voortreffelijke) slagerij ernaast familiebanden had met de “Ossekop”.

Zou het ook kunnen zijn dat menig bezoeker ’s morgens wel een ‘ossekop’ leek te hebben als hij weer eens (te) lang op café geweest was?

Eerste publicatie in Blikveld nr. 12 van 25 maart 2022.

Louis Dingenen

(zie ook ‘soets’)

Noster

Bèèd o.ch ‘s euves en zèrg da ge oeëre noster altijd bij o.ch had! (Zeg je gebeden ’s avonds op en zorg dat je altijd je paternoster bij je hebt!)

De goede raad van onze ouders klinkt nog bekend in de oren. Die ‘noster’ is (o.m.) in het Peerder dialect de korte vorm van het woord “paternoster” waarmee het gebedssnoer bedoeld wordt dat wij als ‘roezenkrans’ (rozenkrans) kennen met 6 grote en 53 kleine kralen.

De letterlijke betekenis van (de) “paternoster” is evenwel (het) “Onze Vader”, het bekendste christelijke gebed. Mijn grootvader sprak vroeger zelfs nog over het ‘Vader Ons’, de letterlijke vertaling van “Pater” (vader) en “Noster” (ons/onze).

Met de ‘(pater)noster’ in de hand kun je dus de ‘roezenkrans’ bidden: het volledige “rozenkransgebed” omvat 15 Onze Vaders en 150 Weesgegroetjes (= 3 x de ‘noster’), maar de verkorte versie ervan werd meer gebeden en is bekend als “rozenhoedje” waarbij de ‘noster’ één maal gebeden wordt.

Meer ‘noster’:

https://nl.wikipedia.org/wiki/Onzevader

Eerste publicatie in Blikveld nr. 24 van 17 juni 2022.

Louis Dingenen

Nistel

‘Bind oeër nistels inins tegoei, met ‘nen dobbele knoeëp, aners valde strak nog ever oeër èège viet!’ (Bind je veters ineens goed, met een dubbele knoop, anders val je straks nog over je eigen voeten!)

Een ‘nestel’ of ‘nistel’ is (o.m.) Peerder dialect voor een “(schoen)veter”, een rijgkoord waarmee je je schoenen dichtrijgt door de daartoe voorziene gaatjes en/of haakjes in/op je schoenen. Je hebt ze in alle kleuren en maten. Eigenlijk is een ‘nestel’ het metalen of kunststoffen ringetje of buisje op het uiteinde van een veter dat het rafelen tegengaat, zo blijkt.

Oudere Perenaren zullen ‘vèter’ of ‘veter’ ook nog kennen als “(veiligheids)slot” zoals in ‘Leg mèr ene goeien vèter aan oeëre nauwe vielo, aners zijde ’m mèrrege al kwijt!’ (Maak maar een goed (hang)slot aan je nieuwe fiets, anders ben je hem morgen al kwijt!).

“Veter” betekende vroeger ook boei en ketting, maar bij ons was/is het vooral als ‘sloot’(hang)slot bekend. Ook op een deur was het vroeger de gewoonte een ‘vèter’ te leggen … om ze goed af te sluiten.

Meer ‘nistel’:

https://www.etymologiebank.nl/trefwoord/veter

Eerste publicatie in Blikveld nr. 26 van 1 juli 2022.

Louis Dingenen

Nest

‘Wa ‘ne nèst hei! Ko.mt mèr es aut oeëre nèst en reimt mèr es wat op! Nèstemaker!’ (Wat een rotzooi hier! Kom maar eens uit je bed en ruim maar eens wat op! Vervelend kind!)

Een “nest” is de broedplaats van een vogel, maar in het Peerder dialect kan ‘nèst’ nog meer betekenen. Het ‘Ooievaarsnèst’ in Grote-Brogel is waarschijnlijk wel het bekendste ‘nèst’ van Peer omdat Pieter Brueghel de Oude daar tussen 1515 en 1530 geboren zou zijn. Het gaat hierbij niet letterlijk om een vogelnest, maar wel om het geboortehuis, de geboorteplek.

Een vogel die een ‘nèst begint te maken’ is zich aan het “nestelen” en de uitdrukking is ook van toepassing op (jonge) mensen die zich voorbereiden op hun huwelijk of op een bevalling: ‘nèst maken’. Als je in Peer een ‘nèstemaker’ genoemd wordt, dan is dat heus geen compliment, want dan vindt de spreker dat je veel ‘streek veil hebt’ of ‘nesten veil hebt’, dus veel complimenten of eisen hebt, veel “van je tak maakt” en dus veel drukte maakt.

Heb jij als jongere ook ooit ‘nèsten autgehaald’, d.w.z. eieren uit vogelnesten gestolen? Vandaag is het strafbaar, vroeger was het een kwajongensstreek. Als de vogeleieren uitgebroed werden, had de vogel ‘ene nèst jo.ng’ (een nest vol jongen) die dan in het vogelnestje groot genoeg moesten worden voor ze konden uitvliegen. Als iemand op bezoek gaat bij familie en (figuurlijk) ‘ze’nen hiele nèst meebringt’ dan neemt hij zijn hele gezin mee op bezoek.

Een ander soort “vogelnestje” kennen we van de Vlaamse keuken: een grote gehaktbal met daarin een hardgekookt eitje, dat alles bakken in de frietketel of in de pan, dan in twee (of meer) stukken snijden en … smullen maar.

Als je ‘inne nèste zit’ dan zit je in de problemen en wie gaat je dan komen redden? Misschien een van je kinderen … als die tenminste geen ‘bedorven nèste’ zijn, want dan zijn ze te verwend om je te komen helpen, de ‘verwende nèste’ of kortaf, de ‘nèste’! Misschien liggen ze nog wel ‘in hunne nèst te stinke’ (in hun bed te slapen) zoals in de voorbeeldzin.

‘Nèst’ kan ook een “armzalige woning” betekenen en meestal ligt er dan ook een ‘hoop nèst’, rotzooi en rommel, in zo’n woning. ‘Wa ‘nen aaën nèst hèèt dèè hei nog steun … nèks mee aan te vangen!’ (Wat voor oude rommel heeft die hier nog staan … niets mee te beginnen!) Let wel even op dat je je niet van woordvolgorde vergist als je het over ‘dèèn aa nèst’ hebtwant ‘dèè nèst aa’ is heel wat anders, niet? Voor ‘aa nest’ kun je op de rommelmarkt misschien nog een paar centjes vangen, maar voor ‘’ne nèst aa’ …? Foei!

Meer ‘nèsten’:

https://etymologiebank.nl/trefwoord/nest
https://www.encyclo.nl/begrip/nest

Eerste publicaatie in Blikveld nr. 15 van 15 april 2022.

Louis Dingenen

Nelen

De vraag naar de betekenis van ‘nele(n)’ kwam van een oud-Perenaar die nu in het Brabantse Bierbeek bij Leuven woont. Na de wandeling op zondagmorgen had hij tegen zijn buur gezegd dat die ‘aan het ‘nele’ was. “Niemand wist wat ik bedoelde,” zo mailde de man naar Blikveld. “Ze lachten mij uit en noemden mijn Peerder totaal buitenaards.” Of Blikveld wist wat ‘nele’ betekent en waar het vandaan komt, “want, het staat zelfs niet in het dialectwoordenboek!” zo meldde de lezer nog.

Jee, is het antwoord, ja en nee. Nee, want niet iedereen kent dit (o.m.) Peerder dialectwoord blijkbaar, maar ook ja, want sommigen kennen het wel … én hebben enkele treffende voorbeeldsituaties en -zinnen aangebracht om een en ander te illustreren.

Iemand die geboren is op ’t Lin, in Peer woont en al wat jaren op de teller heeft, kent ‘nele’ en geeft er een mooi voorbeeld bij:  “Wanneer een kind iets vraagt en het niet krijgt, dan gaat het in een hoekje zitten mokken en stilletjes wenen, met tussendoor een korte, maar duidelijke ingeademde snik. De ouder zegt dan: ”En zit deu nie zoe te nele.”  En inspelend op de vraag uit Bierbeek, geeft hij nog een voorbeeldzin: ‘Z’ne geboeër hèèt ‘m es ligge gad, mè dèè kan deu ever blijve doornele.’

In dezelfde lijn ligt ook de bijdrage van een geboren en getogen Perenaar: “’Nele’ wil zeggen “zagen”, meermaals hetzelfde zeggen. Meestal wordt dat gebruikt bij een klein kind dat aan het ‘nele’ is, iets wil hebben en het altijd maar vraagt. Niet met veel geweld, maar steeds maar herhalen. Perenaren moeten dit kennen, zeker Perenaren met kleine kinderen.” “Ook oudere mensen kunnen soms zo nele, zagen en klagen over hun pijntjes,” vult een trouwe lezeres nog aan.

“Zeuren” kan een AN-synoniem van ‘nelen’ zijn, denk je dan en dus tik je “zeuren” + “dialect” in op Google! Je krijgt een kaartje met de spreiding van het gezochte woord in nogal wat Nederlandse en Vlaamse dialecten (zie link hieronder).    

En kijk, net over de grens bij Maaseik, in Susteren, staat ‘neule’. Het is niet ‘nele’ maar we zijn er toch bijna, want als ‘neule’ de Maas oversteekt en tot bij ons komt, dan wordt de ronde klank /eu/ ontrond tot /e/ zoals in ‘nele’, zo brengt een lezer met veel dialectkennis aan!  In het Groot Woordenboek van het dialect van Meeuwen staat ‘neulen’ vermeld met de betekenis zeuren, zaniken, vervelend doen … en de uitspraak is ‘nèle’, dus ook ontrond en met het Duits als herkomsttaal.

We zijn er dus en we checken even bij https://etymologiebank.nl/trefwoord/neulen en ook daar vinden we “neulen” met brommen, zeuren, zaniken als betekenis, met herkomst uit het Duits “nö(h)len” en zelfs met ontronding “nählen” en wij zijn helemaal bij ‘nele(n)’, precies wat we zochten.

Nog ‘nelen’:

https://www.mijnwoordenboek.nl/dialect-vertaler.php?woord=zeuren
https://etymologiebank.nl/trefwoord/neulen

Eerste publicatie in Blikveld nr. 49 van 16 december 2022.

Louis Dingenen

Moer en sletel

‘Zèt de moeër mèr oppe stoof dan blijf ’t water nog wa wèrrem!’ (Zet de ketel maar op de kachel, dan blijft het water nog wat warm!)

‘Ene moeër’ (meervoud: ‘moere’) is in het Peerder dialect een ketel waarin water opgewarmd kan worden. Een ‘moeër’ is geen open pot zoals men van in de oudheid al gebruikte om water te zuiveren door het te verwarmen. Een gewone ‘moeër’ van onze (over)grootouders bestond uit een bol- of rondvormig ijzeren of koperen vat met een handvat aan de bovenkant en een opening met deksel bovenaan om de ‘moeër’ te vullen. Tot op het einde van de 19de eeuw werd zo’n ‘moeër’ aan een “haal” boven een (haard)vuur gehangen … Je kan dat nog zien in een van de huizen in het museum in Bokrijk.

De vlammen die de onderkant van de ‘moeër’ likten, kleurden de bodem (en ook soms een deel van de zijkanten) zwart en waarschijnlijk is daardoor de herkomst van de term ‘moeër’ te verklaren. ‘Moeër’ is namelijk synoniem van ‘moor’ en verwijst daarmee naar de “Mauri”, de donkere, zwarte, Berbersprekende volkeren van Noordwestelijk Afrika, Spanje, Portugal …

Later werd de ‘moeër’ op de ‘stoof’ opgewarmd en toen na WO I de fluitketel, de ‘flèètmoeër’ of ‘flèètketel’ kwam opzetten, produceerde het kokende water door het fluitje op de teut het welgekomen sein voor de gezinsleden om een kopje, een ‘zjat’ of ‘zjetteke’ koffie te drinken. Dat gebeurde “op grootmoeders wijze” door het hete water ‘op te gieten’ in een ‘koffiepot’ met of zonder degelijke filter! De ‘moeër’ werd sinds de jaren ’60 geleidelijk aan vervangen door elektrische waterkokers …

Een ‘moeër’ (nog iets langer uitgesproken dan de waterketel hierboven) betekent in het Peerder ook wat “moer” in het AN betekent: een schroefmoer die je op een (passende) bout of schroefdraad kan draaien, bv. met een sleutel of tang. Je kan daarvoor een ‘krèèbek’ (combinatietang) of ander ‘tengske’ gebruiken, maar een verstelbare ‘moersletel’ of ‘Engelse sletel’ zal de moer sneller helpen vastdraaien. Je kan natuurlijk ook een ‘rinksletel’ (ringsleutel), ‘stèèksletel’ (steeksleutel) of ander geschikt werktuig in huis hebben om de “job te doen” en misschien heb je zelfs een ‘rakkenjak’ (ratelsleutel) van de juiste maat liggen, dat is ook prima materiaal. Een goede ‘aarwetse gaastang’ (pijptang) kan ook nog diensten bewijzen en als je niets anders dan een ‘trèktang’ in huis hebt, dan lukt het misschien ook nog. En als de klus geklaard is, is het tijd om de ‘moeër’ op te zetten, voor een dik verdiend ‘zjetteke koffie’!

Een “moor” kan ook verwijzen naar een zwart paard, of een wijfjeskonijn (‘moijer’) en ook “bezinksel, modder”, maar ik kan me niet herinneren dat wij het in die betekenis in Peer ooit gebruikt hebben. Als jij dat weet, laat het ons dan ook horen. Alvast dank!

Meer ‘moer’:

https://nl.wiktionary.org/wiki/moor 
https://isgeschiedenis.nl/reportage/geschiedenis-van-de-fluitketel https://nl.wikipedia.org/wiki/Moren 
http://etymologiebank.ivdnt.org/trefwoord/moer1http://etymologiebank.ivdnt.org/trefwoord/moer2

Eerste publicatie in Blikveld nr. 29 van 22 juli 2022.

Louis Dingenen

Mins

‘Mè mins toch, as ich dè aan m’ne mins vertèl, dan lacht er mich ooch nog aut!’ (Maar man toch, als ik dat aan mijn echtgenoot vertel, dan lacht hij mij ook nog uit!)(Maar man toch, als ik dat aan mijn echtgenoot vertel, dan lacht hij mij ook nog uit!)

Mins’ (soms als /miens/ uitgesproken) kan (o.m.) in het Peerder dialect “mens” betekenen in de algemene betekenis van het woord zoals in de zin: ‘Ich bin ooch mèr ‘ne mins’ (ik ben ook maar een mens). Het meervoud is ‘minse’ zoals in: ‘Alle minse zijn gelijk veer de wèt, mè sommige zijn e bitske gelijker!’ (Alle mensen zijn gelijk voor de wet, maar sommigen zijn een beetje gelijker!) Dat meervoud kan je ook gebruiken als je een groep toespreekt en daarbij geen onderscheid maakt tussen mannen en vrouwen, zoals in: ‘Sèèch, minse, ’t is tijd om neu  haus te geun!’ (Zeg, mensen, ’t is tijd om naar huis te gaan!)

Mins’ kan ook “echtgenoot, man” betekenen, zoals in: ‘Ich zal het es aan m’ne mins vreuge, dèè hilt zich deumee bezig!’ (Ik zal het eens aan mijn man/echtgenoot vragen, die houdt zich daarmee bezig!)

Mins’ kan ook “man” betekenen, iemand van het mannelijk geslacht, zoals in: ‘Dè is ene rare mins!’ (Dat is een eigenaardige man!) Het meervoud ‘minse’ verwijst niet echt naar “mannen”. ‘Mans’ is meer het dialectische meervoud van ‘man’ en ‘mins’. Het is afkomstig van ‘manslie / mansvolk’: ‘Och, die mans dinke mèr aan ieë dink!’ (Ach, die mannen denken maar aan één ding!). In de zin: ‘Zijt es wa mieër mins!’ verwijst ‘mins’ naar een “echte man” en ook naar iemand die “haar op de tanden heeft”.

Het vrouwelijk van ‘mins’ is een ‘vreumes’ (vrouw-mens, vrouw), soms ook ‘vrames’ of ‘vrommes’: ‘Dè is e raar vreumes!’ (Dat is een eigenaardige vrouw!) Het meervoud is ‘vrouwe’, maar we kennen ook ‘vreulie’, ‘vralie’ of ‘vrullie’ (vrouw-lieden/-lui) waarmee voornamelijk meisjes en ongetrouwde vrouwen bedoeld worden. In het AN heeft “vrouwmens” een negatieve bijbetekenis, zegt Van Dale

Giene mins’ kan twee betekenissen hebben, afhankelijk van de context. Als je zegt ‘Deu waas giene mins te zien’ dan bedoel je dat er niemand (= geen mens, geen levende ziel) te bespeuren was. In de zin ‘Ich bin giene mins vandaag!’ bedoel je dat je je niet goed voelt. In deze zin kan ‘mins’ zowel naar een vrouw als naar een man verwijzen.

Jean Bosmans in zijn “Groot Woordenboek van het dialect van Meeuwen” geeft 21 voorbeeldzinnen met het woord ‘mins’ zoals: ‘De minse van Miève …’ waarmee de bevolking in het algemeen bedoeld wordt. En nog eentje: ‘M’ne leve mins toch!’, “mijn beste kerel” …

Om af te sluiten een goede raad: ‘’s Euves groeëte mins, ’s mèrreges ooch groeëte mins!’: wie ’s avonds laat uitgaat, moet ’s morgens even goed vroeg uit de veren kunnen. En nog een, echt gebeurd: drie “vrouwen” willen gaan kaarten … maar ze zoeken nog een vierde “man”! ‘Minse toch’, weer een heerlijke taalkrul!

Meer ‘mins’:

https://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/mins
https://www.mijnwoordenboek.nl/dialect-vertaler.php?woord=mens
Jean Bosmans, Groot Woordenboek van het dialect van Meeuwen, 2019, p. 925

Eerste publicatie in Blikveld nr. 41 van 14 oktober 2022.

Louis Dingenen

Lielek

‘Hèè is gevallen met de vielo … en hèè hèèt zich lielek pijn gedeun!’ (Hij is gevallen met de fiets en hij heeft zich erg bezeerd!)

Ik dacht dat ik een mooie trui gekocht had, maar toen ik thuis kwam, vond iedereen het ‘ene lieleken trikoo’ (lelijke trui) … ‘Lielek’ (met doffe laatste /e/) betekent (o.m.) in het Peerder dialect “niet mooi … lelijk” zoals in het AN. Je kan in het AN dat “lelijk” nog versterken door er bv. “schreeuwlelijk, spuuglelijk” of “zo lelijk als de nacht” van te maken. Of dat in ons Peerder dialect ook kan, daar ben ik niet zo zeker van … Als jij een voorbeeld kent, geef het dan zeker door!

Je kan bij ons wel zeggen dat iemand ‘te lielek is om te hellepe do.nnere’ wat betekent dat hij “te lelijk is om te helpen donderen” en als dat over iemand gezegd wordt, dan bedoelt men dat die persoon héél erg lelijk is. Je kan ook ‘te sto.m, te lèè, te mottig of te zot zijn om te hellepe donnere’ (te stom, te lui, te vadsig of te zot om te helpen donderen) … en misschien zijn er nog wel uitdrukkingen die hetzelfde betekenen.

Als je “ongelukkig” valt, kun je je ‘lielek pijn doen’, dat is algemeen geweten. ‘Lielek’ wordt in die zin in ons dialect als versterkend bijwoord gebruikt in de betekenis van “erg, zeer, veel”: je kan je dus “erg, zeer, veel pijn doen”. Zo kun je je ook ‘lielek miskieke’ (erg miskijken = vergissen) of kun je een ‘lieleke w.on hemme as ge lielek gevalle zijt’ (een erge wonde hebben als je zwaar gevallen bent). In deze context is ‘vies’ een synoniem van ‘lielek’: ‘een vies petat, ene vieze slaag, ich hem mich vies miskeke’.

Als in ons dialect ‘iemet lielek dieët’, dan is de kans groot dat die persoon “aan het vloeken en/of tieren is” of “zich wild en onbeheerst gedraagt”: ‘Ge moet ‘em lielek hiere doen, ’t giet wieër nie gelijk ‘r ’t gèèr hèèt!’ (Je moet hem horen tieren, het lukt hem weer niet zoals hij het graag heef!). In de 13de eeuw werden scheldwoorden overigens al “lelijke woorden” genoemd!

Als ‘iets of het lielek dieët’ dan blijf je daar best weg, want dan gaat het er bijzonder “hevig en zelfs gevaarlijk aan toe” zoals bij een storm: ‘’t Hèèt lielek/vies gedeun vannenacht, ’t daak is bekans geun wèèën!’ (Het is er hevig aan toe gegaan vannacht, het dak is bijna gaan waaien!) Of nog: ‘Het moet al lielek doen veer dat ich het opgèèf!’ (Het moet al heel erg zijn voor ik het opgeef).

Nog een betekenisnuance van ‘lielek’ lezen we in een zin als: ‘As ge zoe een ongelik meemaakt … jo.ng, dè dieët lielek/vies!’ (Als je zo’n ongeval meemaakt, man, dat is heftig!) Het is duidelijk dat het hier niet alleen om de fysieke, maar ook om de emotionele impact gaat van zo’n ongeval.

Wanneer we het in het Peerder dialect hebben over ‘ene lieleke mins’, dan kan het zijn dat we hem “niet mooi” vinden, maar ook dat wij hem “onaangenaam, niet te vertrouwen, slecht van karakter” vinden. We komen dan ook dicht in de buurt van ‘lielek’ als scheldwoord, zoals in: ‘lieleke vaulerik’, ‘lieleken dievel’ of ‘lieleken aap da ge zijt’. In het laatste geval is het maar een kleine stap naar het bekende spreekwoord: “Al draagt een aap een gouden ring, hij is en blijft … een lelijk ding!”.

Meer ‘lieleks’:

https://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/lelijk%20doen
https://www.encyclo.nl/begrip/lelijk
https://etymologiebank.nl/trefwoord/lelijk

Eerste publicatie in Blikveld nr. 51 van 30 december 2022.

Louis Dingenen

Leguum

‘Toch mèr een zwake leguum, dèè jong! Mieër legumen èten, dè hellept!’ (Toch maar een slappeling, die jongen! Meer groenten eten, dat helpt!)

Leguum’, in het enkelvoud, kan op een “groente” wijzen (‘schoeën leguum’) of op een “slappeling”. ‘Legume’, in het meervoud, verwijst bijna altijd naar “groenten” … tenzij je meer dan één ‘slappe leguum’ wil benoemen, natuurlijk. Steve Stevaert wou indertijd de ‘dikke legume’ aanpakken, ook gekend als de ‘groeëte legume’ en daarmee bedoelt men meestal de “belangrijkste of de meest invloedrijke personen” en ook de “rijkste mensen”.

https://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/legume

Nog ‘leguum’:

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 4 van 28 januari 2022.

Louis Dingenen