Klieër

‘Ich hem een nau klieëd gekocht en nog wa aner klieër … m’n klieërkas giet te klèèn zijn! (Ik heb een nieuwe jurk gekocht en nog wat andere kleren… mijn kleerkast gaat te klein zijn!)

Als je in het Peerder dialect over kleren praat, dan heb je het over ‘klieër’, de algemene term voor kleren. Het werkwoord is ‘(zich) klieën’ en als een vrouw zich wil ‘opklieë’ dan koopt ze misschien een nieuwe “jurk”, een ‘klieëd’. In Vlaanderen kennen wij dat begrip over het algemeen ook als “kleed”, maar als je in Nederland een kleed draagt, is de kans groot dat je met een tafelkleed rondloopt … een ‘teufellake/toafellake’ of ‘teufelklieëd’ zoals wij zeggen. Het verkleinwoord van ‘klieëd’ is ‘klieëke’ en het meervoud is … ‘klieër’.

Je hebt allerlei soorten kleren: ‘goei klieër’ voor speciale gelegenheden, ook wel ‘sonnigse klieër’ genoemd (“zondagse kleren”) en in de week draag je je ‘werrekedaagse of wellekedaagse klieër’, ook ‘werkklieër’ genoemd. Een “overall” staat symbool voor de “werkkledij” en wie in het midden van de vorige eeuw de kans kreeg om te studeren, werd na het derde middelbaar wel eens voor de keuze geplaatst: de ‘kloon / kloeën’ (overall) of het ‘klieëd’! Daarbij stond ‘kloon’ symbool stond voor het “werk” (op de boerderij meestal) en ‘klieëd’ was de term voor het “pastoorskleed”. Koos je voor de ‘kloon’ dan kreeg je dikwijls de raad te stoppen met studeren. Wilde je priester worden, dan mocht je verderstuderen.

Voor het echt vuile werk zijn er je ‘ko.j klieër’ waarbij je /koj/ iets langer rekt dat de /oi/ in de bekende vissoort. ‘Ko.j’ betekent in ons dialect ook “boos, kwaad”, maar alleen als je ‘ko.j’ vóór het zelfstandig naamwoord zet, zoals in ‘’ne ko.jen ho.nd’ (een kwade hond). Met Pasen kreeg je wel eens ‘nau klieër en nau schoen’, nieuwe kleren en nieuwe schoenen, en de ‘klieërmaker’ en de schoenmaker kwamen dan zelfs aan huis langs met een aantal kledingstukken en schoenen in jouw maat. Het was ook heel gewoon dat moeder de vrouw een aantal kledingstukken van de winkel meebracht om ze thuis door man en/of kinderen te laten passen. Was je het oudste kind, dan had je meer kans op ‘nau klieër’ dan wanneer je een oudere broer of zus had, want dan moest je hun ‘klieër aafdrage’ en als er iets aan mankeerde, dan werden de ‘klieër wel genèèd, hersteld of versteld’. Duurzaamheid avant la lettre! In de “Nèèschool” in Peer en later in het St.-Lutgardinstituut hebben veel meisjes en vrouwen uit Peer geleerd hoe ze zelf kleren moesten naaien, zelfs hun eigen ‘trauklieër met slèèp en vwal’ (trouwkleren met sleep en voile)!

Als iemand tegen je zegt “Krijg de klere!” dan hoef je niet te verwachten dat je kleren krijgt, maar wel dat je “naar de maan” kunt lopen of kunt “stikken”. Die “klere” komt van het Franse “colère” (boosheid, woede) dat op zijn beurt stamt van de heel besmettelijke ziekte “cholera” en dat is op zijn beurt verwant met het Latijnse “colera” (toorn, woede en gal(kwaal)). Dat iemand je een heel erge ziekte toewenst, is nu afgezwakt tot “rot op”.

‘Klier’ (korter dan klieër hierboven) betekent in het Peerder ook wat het in het AN betekent: een klier, zoals in alvleesklier. En er is nóg een (bekende) Klier in Peer … de huiscartoonist van ’t Belang!

Nog ‘klieër’:

https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/kleed
http://etymologiebank.ivdnt.org/trefwoord/klere1
https://www.facebook.com/kliercartoons/  

Eerste publicatie in Blikveld nr. 21 van 27 mei 2022.

Louis Dingenen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *