Everschoot

‘Vrigger mocht de geboër soms oppe ’n everschoot geun as ’t fieëst geweest waas …! (Vroeger mochten de buren soms op de overschot gaan als het feest geweest was…!)

Everschoot’ betekent “overschot, rest, wat overblijft” en kan in allerlei contexten gebruikt worden. In (o.m.) het Peerder dialect kennen we ‘everschoot’ van allerlei materialen zoals bouwmaterialen, stoffen etc. In de voorbeeldzin gaat het over ‘den everschoot van ’t ète’ (de kliekjes, de overschot van het eten). Die werd vroeger nooit weggeworpen, maar altijd tot de dag erna bewaard en als er feest geweest was, zoals een bruiloftsfeest (meestal aan huis) of een kermisfeest, dan mochten de buren, de kinderen en/of andere familieleden soms ‘oppe ‘n everschoot kome’ … Zij werden dan uitgenodigd om te komen genieten van de lekkere restjes van de feestmaaltijd … ‘den everschoot’ … als er ten minste nog wat ‘ever schoot’ … als er nog wat “over was”, natuurlijk!

Vandaag kennen we in het AN het woord “kliekje” voor “rest(je), overschot” en wanneer het kliekjesdag is, worden de etensrestjes van de voorbije dagen verwerkt in een creatieve maaltijd. In de Etymologiebank lees je dat “kliek” door klanknabootsing tot stand gekomen kan zijn … naar het geluid van iets (etensresten, dus) dat met een klets weggegooid of weggesmeten werd.

Nog een beetje een lugubere betekenis van het woord “overschot: datgene wat van een afgestorvene overblijft” … Je leest het vaak: “Het stoffelijk overschot …”, maar in die betekenis gebruiken wij ‘everschoot’ niet in het dialect, meen ik. Of wel?

Nog ‘everschoot’:

https://etymologiebank.nl/trefwoord/kliek1

Eerste publicatie in Blikveld nr. 47 van 2 december 2022.

Louis Dingenen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *