Brieëken

Kiekt ‘em deu toch wieër es brieëke … het kan nie zweur en lestig genoeg zijn … hèè meekt z’n èège nog kepot!’ (Kijk hem daar toch weer eens zwoegen … het kan niet zwaar en moeilijk genoeg zijn … hij maakt zich nog kapot!)

‘Brieëke’ betekent in het Peerder “heel hard werken, labeuren, zwoegen, zich afbeulen …” en heeft veel te maken met “breken” (‘brèken) in de zin van “kapotmaken”. Wie constant aan het ‘brieëke’ is, maakt uiteindelijk zichzelf kapot: ‘Hèè brieëkt zich kepot!’. De verwantschap met “breuk” ligt voor de hand: beenbreuk, armbreuk … rug gebroken … liesbreuk …kortom, wat je allemaal kan oplopen als je blijft ‘brieëke (of ‘bruke’ zoals ook in Peer gezegd wordt).

Er is overigens nog een ander ‘brieëke’ in Peer, nl. het verkleinwoord van “brood”, een “broodje”. ‘Brengt strak mèr e klèè brieëke mee … aners hadde mèrrege gieën ète!’ (Breng straks maar een broodje mee, anders heb je morgen geen eten!) Het gaat hier wel degelijk om een “klein brood” en niet om een belegd “broodje” dat je bv. in een snackbar kan kopen. Smakelijk!

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 20 van 20 mei 2022.

Louis Dingenen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *