Arig

 ‘Ich vielde mich vannemerrege inins zoe arig en ich bin toen ooch arig hel gevalle!’ (Ik voel mij vanmorgen ineens zo raar en ik ben toen ook erg hard gevallen!)

‘Arig’ (aardig) is een ‘arig’ (eigenaardig) woord in (o.m.) het Peerder dialect want je kunt er ‘arig wa’ (nogal wat) kanten mee op!

De tweede betekenis van “aardig” in Van Dale, is “vrij groot” en die kennen we in combinaties zoals ‘een arig groeët haus’, een vrij groot huis. Ook in de betekenis van “nogal, erg” gebruiken wij ‘arig’ zoals in: ‘Hèè kan arig wa voetballe!’

De eerste betekenis uit Van Dale vind je evenwel niet terug in ons dialect. Wij gebruiken ‘arig’ namelijk niet in de zin van “vriendelijk, een aangename indruk makend”, integendeel zelfs, er zit nogal eens een negatieve, pejoratieve, bijbetekenis in ons ‘arig’. Misschien toch een uitzondering in de afleiding ‘arighè(i)d’ in de zin ‘altijd moete wèrreke, dè is gieën arighè(i)d’ (altijd moeten werken, dat is niet leuk). In het AN kennen we een “aardigheidje” in de zin van een cadeautje, grapje, lolletje etc. Je zou dus onze dialectische ‘arighè(i)d’ ook als cadeautje of lolletje kunnen interpreteren: “Altijd moeten werken, is geen lolletje!” 

Ons ‘arig’ is meer verwant met “eigenaardig” zoals in de zin ‘een arig woord’, een “eigenaardig” woord. Van Dale legt in “eigenaardig” de klemtoon op het speciale karakter van de zaken die “eigen-aardig” zijn: je komt ze niet vaak tegen, ze zijn typisch, apart, merkwaardig en je moet eraan wennen. ‘’nen arige mins’ voldoet aan al die kenmerken, maar in ons dialect zit er toch een bijklank in die afhangt van de context en de wijze waarop de zin uitgesproken worden. Het aspect “verwondering” zit er zeker in als je ‘arig’ neutraal of positief opvat zoals in ‘’t Is ‘ne lieve, mè toch ‘nen arige!’ Anderzijds kan je de aspecten ‘zonderling, vreemd, eng, angstaanjagend’ er ook in vinden als je ‘arig’ als negatief ervaart zoals in: ‘’t Is zoe’nen arige mins, ich wit nie wa’ch moet dinke!’ (’t Is zo een vreemde man, ik weet niet wat ik moet denken!)

In die laatste betekenis is ‘arig’ synoniem van “raar” in Van Dale waar “raar” naast merkwaardig ook nog “onpasselijk, misselijk” betekent. Precies die betekenis heeft ‘arig’ ook in de zin ‘ich vielde mich zoe arig wèère’ (ik voelde mij zo misselijk worden). We zoeken in de richting van “eigenaardig” met de specifieke inhoud van “raar, ongewoon, onpasselijk, draaierig in het hoofd, …”

De combinatie van de betekenissen van ‘a(ë)rig’ die hierboven behandeld zijn, kan leiden tot gekke zinnen zoals: ‘Toch arig dat die van Blikveld nie hei zijn, want deu is aaners toch al arig wa arig volk hei vandaag!’ (Toch eigenaardig dat die van Blikveld niet hier zijn, want er is anders toch al nogal wat zonderling volk hier vandaag!)

Nog ‘arig’:

https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/aardig
https://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/arig
https://etymologiebank.ivdnt.org/trefwoord/aardig

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 42 van 14 oktober 2021.  

Louis Dingenen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *