Haushaan

‘Ge moet o.ch nie moeie met aner minse hun haushaan!’ (Je moet je niet bemoeien met het huishouden van andere mensen!)

‘Haushaan’ heeft (o.m.) in het Peerder dialect verscheidene betekenissen. Als zelfstandig naamwoord verwijst “huishouden”, zoals in de voorbeeldzin hierboven, naar “gezin en wat daarmee te maken heeft”. Je bemoeit je niet met de manier waarop anderen hun gezin organiseren. Als je spreekt over ‘Hèè kwam aaf met z’n hieël haushaan’ dan bedoel je ook “gezin” als geheel: “Hij kwam op bezoek met zijn hele gezin!”

Hoe in een gezin het werk en de zaken geregeld worden, noemen we in ons dialect ook wel eens ‘het haushaan’. Vroeger hoorde je menig man zeggen: ‘Ich haan mich bezig met de baute, zij dieget haushaan!’. Daarmee bedoelde de man dan dat zijn vrouw de taken binnen in het huis op zich nam, meestal inclusief de opvoeding van de kinderen, en dat hij verantwoordelijk was voor de zaken buiten het huis, lees: de tuin, het onderhoud van de woning e.d.

‘Haushaan’ kan ook een werkwoord zijn: ‘Amai, hèè hèèt deu lielek hausgehaan: hèè hèèt al kepotgehaud!’ (Amai, die is daar vreselijk tekeergegaan: hij heeft alles kapotgeslagen!) “Tekeergaan, schade aanrichten” betekent ‘haushaan’ hier dus en we kennen die betekenis zowel in het dialect als in het AN. Meestal heeft ‘haushaan’ in deze context een negatieve bijbetekenis.

‘Haushaan’ in de zin ‘Met dèè jo.ng is gieën haus te haan!’ betekent dat er met die jongen “geen huis te houden valt”, “niets aan te vangen” is en dat er dus ook “niet mee samen te wonen is”. Wat de precieze reden van deze situatie is, wordt niet expliciet gezegd, maar impliciet komt het erop neer dat de jongen in kwestie onhandelbaar is. We kennen dat in het Peerder ook als ‘Deu is nie mee te hauze’, daar is niet mee te “huizen”, niet mee “samen te leven”.

Met enige creativiteit kun je ‘haushaan’ ook gebruiken in een zin als ‘Ge moet oeër jing aan ‘n haus haan inne plak van ze zoe mèr oppe streut te leute ketse!’ maar je hebt natuurlijk al lang door dat het hier over een ander ‘haushaan’ gaat, nl. “aan huis / thuis houden”: twee woorden en een andere klemtoon. (Je moet je kinderen thuis/aan huis houden in plaats van ze zomaar op straat te laten rondhangen!)

Meer ‘haushaan’:

https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/huishouden
https://etymologiebank.nl/trefwoord/huishouden
https://etymologiebank.nl/trefwoord/huizen1

Eerste publicatie in Blikveld nr. 10 van 10 maart 2023.

Louis Dingenen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *