‘Hèè is gevallen met de vielo … en hèè hèèt zich lielek pijn gedeun!’ (Hij is gevallen met de fiets en hij heeft zich erg bezeerd!)
Ik dacht dat ik een mooie trui gekocht had, maar toen ik thuis kwam, vond iedereen het ‘ene lieleken trikoo’ (lelijke trui) … ‘Lielek’ (met doffe laatste /e/) betekent (o.m.) in het Peerder dialect “niet mooi … lelijk” zoals in het AN. Je kan in het AN dat “lelijk” nog versterken door er bv. “schreeuwlelijk, spuuglelijk” of “zo lelijk als de nacht” van te maken. Of dat in ons Peerder dialect ook kan, daar ben ik niet zo zeker van … Als jij een voorbeeld kent, geef het dan zeker door!
Je kan bij ons wel zeggen dat iemand ‘te lielek is om te hellepe do.nnere’ wat betekent dat hij “te lelijk is om te helpen donderen” en als dat over iemand gezegd wordt, dan bedoelt men dat die persoon héél erg lelijk is. Je kan ook ‘te sto.m, te lèè, te mottig of te zot zijn om te hellepe donnere’ (te stom, te lui, te vadsig of te zot om te helpen donderen) … en misschien zijn er nog wel uitdrukkingen die hetzelfde betekenen.
Als je “ongelukkig” valt, kun je je ‘lielek pijn doen’, dat is algemeen geweten. ‘Lielek’ wordt in die zin in ons dialect als versterkend bijwoord gebruikt in de betekenis van “erg, zeer, veel”: je kan je dus “erg, zeer, veel pijn doen”. Zo kun je je ook ‘lielek miskieke’ (erg miskijken = vergissen) of kun je een ‘lieleke w.on hemme as ge lielek gevalle zijt’ (een erge wonde hebben als je zwaar gevallen bent). In deze context is ‘vies’ een synoniem van ‘lielek’: ‘een vies petat, ene vieze slaag, ich hem mich vies miskeke’.
Als in ons dialect ‘iemet lielek dieët’, dan is de kans groot dat die persoon “aan het vloeken en/of tieren is” of “zich wild en onbeheerst gedraagt”: ‘Ge moet ‘em lielek hiere doen, ’t giet wieër nie gelijk ‘r ’t gèèr hèèt!’ (Je moet hem horen tieren, het lukt hem weer niet zoals hij het graag heef!). In de 13de eeuw werden scheldwoorden overigens al “lelijke woorden” genoemd!
Als ‘iets of het lielek dieët’ dan blijf je daar best weg, want dan gaat het er bijzonder “hevig en zelfs gevaarlijk aan toe” zoals bij een storm: ‘’t Hèèt lielek/vies gedeun vannenacht, ’t daak is bekans geun wèèën!’ (Het is er hevig aan toe gegaan vannacht, het dak is bijna gaan waaien!) Of nog: ‘Het moet al lielek doen veer dat ich het opgèèf!’ (Het moet al heel erg zijn voor ik het opgeef).
Nog een betekenisnuance van ‘lielek’ lezen we in een zin als: ‘As ge zoe een ongelik meemaakt … jo.ng, dè dieët lielek/vies!’ (Als je zo’n ongeval meemaakt, man, dat is heftig!) Het is duidelijk dat het hier niet alleen om de fysieke, maar ook om de emotionele impact gaat van zo’n ongeval.
Wanneer we het in het Peerder dialect hebben over ‘ene lieleke mins’, dan kan het zijn dat we hem “niet mooi” vinden, maar ook dat wij hem “onaangenaam, niet te vertrouwen, slecht van karakter” vinden. We komen dan ook dicht in de buurt van ‘lielek’ als scheldwoord, zoals in: ‘lieleke vaulerik’, ‘lieleken dievel’ of ‘lieleken aap da ge zijt’. In het laatste geval is het maar een kleine stap naar het bekende spreekwoord: “Al draagt een aap een gouden ring, hij is en blijft … een lelijk ding!”.
Meer ‘lieleks’:
https://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/lelijk%20doen
https://www.encyclo.nl/begrip/lelijk
https://etymologiebank.nl/trefwoord/lelijk
Eerste publicatie in Blikveld nr. 51 van 30 december 2022.
Louis Dingenen