‘Pèèt en Petere vertèlde hoe ze mekaner haan lieëre kènne oppe kermis … gewèllig!’ (Grootmoeder en grootvader vertelden hoe ze elkaar hadden leren kennis op de kermis … geweldig!)
Wanneer een kind in de Katholieke Kerk bij ons gedoopt wordt, krijgt het een ‘petere’ en een ‘pèèt’, de (o.m.) Peerder termen voor “(doop)peter” en “(doop)meter”. Vandaag de dag is de keuze van “peter” en “meter” heel vrij, maar vroeger was er een zekere rangorde die gerespecteerd werd. Zo werd bij de geboorte van de oudste kleinzoon dikwijls de grootvader (of ‘groeëte pa) langs vaders kant als ‘petere’ gevraagd en de grootmoeder (of ‘groeëte moen’) langs moeders kant als ‘pèèt’. Meer nog, dikwijls kreeg dat kind dan ook de voornaam van de ‘petere’ mee … en was het niet als eerste naam, dan toch als een van de traditioneel drie voornamen die door de pastoor overigens in het Latijn in de doopakte genoteerd werden.
Grootvader was dus voor dat kind zowel ‘petere’ als ‘opa’ of ‘bompa,’ en daardoor had de naam ‘petere’ eigenlijk een dubbele betekenis: “dooppeter” én “grootvader”. De jongere kleinkinderen, en niet alleen die van de oudste zoon, namen die gewoonte over om de “grootvader” ook ‘petere’ te noemen en de grootmoeder ‘pèèt’. Bij de volgende kleinkinderen werden de ooms en tantes ingeschakeld voor het peter- en meterschap en sprak men ook wel eens over “peetoom” en “peettante”, maar bij ons zijn die termen niet zo courant.
Wie de maffiafilm “The Godfather” kent, weet dat de Nederlandse titel van de film “De Peetvader” was, maar daarmee wordt eigenlijk niet de “(doop)peter” bedoeld, wel de “maffiabaas”, de persoon die het hoofd van de maffiafamilie is en de belangrijkste beslissingen neemt.
Het woord ‘pèèt’ is ook een beladen woord in ons dialect, want als iemand een ‘pèèt’ genoemd wordt, dan is dat niet echt een compliment. ‘Pèèt’ kan positief bedoeld zijn in een zin als ‘Amai, dè is een hel pèèt!’ (Amai, dat is een harde tante!) waarmee men bedoelt dat die ‘pèèt’ veel aan kan. Een negatieve bijklank zit in een zin als: ‘Die? Dè is een lèstige (en/of dikke) pèèt!’ (Die? Dat is een kwade (dikke) tante!). ‘Pèèt’ kan dus zowel de term voor “meter” zijn als een scheldwoord. De herkomst van het woord ‘petere’ en ‘pèèt’ vinden we overigens in het Latijn: pater (vader) en mater (meter).
In België is het de gewoonte dat het zevende kind van hetzelfde geslacht in één ononderbroken rij van kinderen in hetzelfde gezin ofwel de koning ofwel de koningin respectievelijk als peter of meter krijgt. Je kan het peterschap ook figuurlijk op je nemen: zo heeft de Stad Peer sinds 1986 het peterschap over de 10de Wing van de legerbasis in Kleine-Brogel.
Het werkwoord ‘petere’ bestaat ook in ons dialect en het betekent “peuteren”: ‘Zit zoe nie in oeër naas te petere, strak krijgde ‘n oeëre vinger ’t er nie mieë aut!’ (Zit zo niet in je neus te peuteren, straks krijg je je vinger er niet meer uit!). ‘En as ge bove zijt, brengde dan m’n slo.ffe mee?’ (En als je boven bent, breng je dan mijn pantoffels mee?) ’t Schijnt dat ze dat soms tegen een ‘naaspeterèèr’ (neuspeuteraar) zeggen … om te lachen!
Nog ‘petere en pèèt’:
https://nl.wikipedia.org/wiki/Peterschap
https://etymologiebank.nl/trefwoord/peter
https://www.mijnwoordenboek.nl/dialect/peers
Eerste publicatie in Blikveld nr. 12 van 24 maart 2023.
Louis Dingenen