‘Wa lieëpt ‘r mich deu nau wieër te vesperen … ich wèèr er zelf zenevenechtig van!’ (Wat loopt hij daar nu weer te ijsberen … ik word er zelf zenuwachtig van!)
De vespers zijn het voorlaatste dagelijkse gebed van de officiële breviergebeden in de rooms-katholieke kerk en worden rond 17 u samen gezegd door bv. de leden van een kloostergemeenschap.
‘Vespere’ komt van “vesper(a)”, het Latijnse woord voor “avond”. Met ‘vespere’ wordt in het Peerder dialect eigenlijk verwezen naar de breviergebeden die de priesters en kloosterlingen ook dagelijks moesten lezen. Daarbij hadden ze hun gebedenboek, hun brevier, in de hand en stapten ze (stil)lezend en biddend heen en weer door bv. de gangen van het klooster of door de tuin. Dat heen en weer lopen is ook als “brevieren” gekend.
Wanneer iemand heen en weer loopt te “ijsberen”, dan spreekt men in het dialect van ‘vespere’. Wanneer bij een vrouw de onderrok onder de rok uitkomt, spreken we in Peer blijkbaar ook van ‘vespere’. Misschien toch een uitspraaktip: de middenste /e/ moet je dof uitspreken.
Nog ‘vesperen’:
https://etymologiebank.nl/trefwoord/vesperen
Eerste publicatie in Blikveld nr. 14 van 8 april 2022.
Louis Dingenen