‘Sus van Siska is van ze’ne sus gevalle …’ (Sus van Siska is flauwgevallen … )
De voornaam “Sus” klinkt misschien niet echt modern, maar er lopen toch veel ‘susse’ rond in Vlaanderen, in de letterlijke én in de figuurlijke betekenis. De voornaam “Sus” betekent “kerel, jongen, brave man” en is een verkorting van de populaire Latijnse naam Franciscus.
Bij velen zal de heilige Franciscus wel een belletje doen rinkelen … Zijn reputatie als “vrolijke Frans” in zijn jeugdjaren is bekend, want als zoon van een rijke handelaar had hij een stevige feestreputatie, zo vertelt de legende tenminste. Rond zijn 20ste kwam hij na een gevangenschap van een jaar tot het inzicht dat hij een “ledig leven” leidde en koos hij voor een arm bestaan in dienst van de arme mensen. Hij leefde in Assisi (Italië) van 1182 tot 1226 en werd kort na zijn dood heilig verklaard.
Menig scholier uit Peer heeft op de traditionele Rome- of Italiëreis na het middelbaar een bezoek gebracht aan de wereldberoemde Basiliek van Sint-Franciscus in Assisi, de basiliek met de drie verdiepingen die in 1997 zwaar beschadigd werd door een aardbeving. De schokkende beelden met de spectaculaire instorting van het plafond vind je via deze link… en, als je zou kijken, besef dat er toen vier mensen omgekomen zijn: https://www.youtube.com/watch?v=V6DcZaaVnso .
Ons dialectwoord ‘pe(r)sjonkele/porsjonkele’ heeft ook rechtstreeks verband met de heilige Franciscus omdat de Portiuncula-kapel zijn geliefdkoosde bidplaats was. Als je vroeger met Allerheiligen en Allerzielen in de kerk zes Onze Vaders, zes Weesgegroetjes en zes keer Glorie-zij-de-Vader bad, kon je een aflaat verdienen waardoor een zieltje van het vagevuur naar de hemel verhuisde. Als je dan de kerk verliet en weer binnenkwam, kon je nog zo’n aflaat verdienen en zo kon je bezig blijven. ‘Pe(r)sjonkele/porsjunkele’, “het aflaten bidden” is in onbruik geraakt en daarmee ook het woord, zo gaat dat!
Ben je er nog? En ja, wat een aanloop, ik hoor het je al denken, om toch weer terug naar “Sus” te komen, de voornaam die in het spoor van de heilige Franciscus heel populair geworden was. Tussen 2011 en 2021 zijn er echter maar 50 Sussen in Vlaanderen geboren en geen enkel Suske (behalve die van Wiske, natuurlijk) of Siske en slechts 7 Sisses. Er zijn bij ons ook weinig vrouwelijke Sussen ter wereld gekomen: geen Suska, 69 Siska’s en 14 Ciska’s. Zou het meespelen dat “sus” (zeg: soes) in het Latijn “varken” betekent?
Als je in ons dialect iemand ‘’ne sus’ noemt, dan heeft dat een enigszins sympathieke, maar ook een meewarige bijklank … je neemt die persoon niet echt ernstig, hij is wat te naïef en te braaf en ook wat onbeholpen. Misschien ook een reden voor het geringe aantal nieuwe ‘Sussen’.
De bekendste uitdrukking met ‘sus’ in (o.m.) het Peerder dialect is zeker ‘van ze’ne sus valle of geun/goan/guun’ wat “flauwvallen” betekent. Varianten zijn ‘van ze stekske valle, van ze’n èège/zelve geun, van ze’ne klot valle…’ en misschien nog enkele andere. Deze ‘sus’ heeft niets met de voornaam “Sus” te maken, maar blijkbaar komt het woord van het Latijnse “de suis cadere” waarbij die “suis” (zeg: soewies) “zichzelf” betekent en “cadere” vallen … Dat beweert taalhistoricus Frans Peeters in zijn boek “Vergeelde woorden” … en wie zijn wij om zo iemand tegen te spreken!
Meer ‘sus’:
http://etymologiebank.ivdnt.org/trefwoord/franciscus
https://nl.wikipedia.org/wiki/Franciscus_van_Assisi
http://etymologiebank.ivdnt.org/trefwoord/sus
https://nl.wikipedia.org/wiki/Frans_(voornaam)
Eerste publicatie in Blikveld nr. 39 van 30 september 2022.
Louis Dingenen