‘Och, hè kan bekan nèks mieë, het is toch ‘ne siggelèèr, hè … geut ‘em es evvekes hellepe!’ (Ach, hij kan bijna niets meer, het is toch een sukkelaar, hè … ga hem eens even helpen!)
Iedereen kent er wel een, maar niemand wil er een zijn … een “sukkel” of een “sukkelaar” bedoelen we. “Sukkelen” noemen we (o.m.) in het Peerder dialect ‘siggelen’ en een “sukkel” is een ‘siggelèèr’ (meestal mannelijk) of een ‘siggel’ (meestal vrouwelijk). Mensen kunnen ‘aan of oppe siggel zijn’, maar ook organisaties of voetbalploegen, zoals op het einde van 2021 te lezen was in Het Belang van Limburg: “Tandeloos Genk blijft sukkelen” waarmee duidelijk gemaakt werd dat het toen, in tegenstelling met 2023, niet goed ging met voetbalclub KRC Genk. Het verkleinwoord van ‘siggel’ is ‘siggelke’ en dit woord heeft een wat meewarige bijklank omdat de persoon in kwestie blijkbaar medelijden opwekt. Soms gebruiken we ‘siggelèèr’ ook met een grimlach zoals in ‘En gèèf dèè siggelèèr ooch ’n pint!’
‘Siggelen’ kan verscheidene betekenissen hebben, maar de basisbetekenis blijft wel aanwezig, nl. dat het niet zo goed lukt, dat het niet vooruitgaat. Wanneer iemand met een klus of actie bezig is en het lukt niet zo best, om welke reden dan ook, dan spreken we over iemand die aan het sukkelen is, aan het ‘siggelen’. Dat ‘siggelen’ kan aan de onhandigheid van de persoon in kwestie liggen, maar ook aan andere zaken.
Heel dikwijls gaat “sukkelen” over de gezondheidstoestand van iemand … “Alles goed?” of ‘Hoe is ’t?’ of ‘Hoe gieget?’ of ‘Hoe gieget met o.ch?’ (Hoe gaat het met je?) zijn gewone (beleefdheids)vragen waarop we dikwijls zelfs geen antwoord verwachten. Het zijn eigenlijk vriendelijke manieren om sociaal contact tot stand te brengen … met mensen die we kennen. Vergelijk die vragen met de Engelse introductievragen “How do you do?” of “How are you?” waarop men echt geen gezondheidsbulletin als antwoord verwacht. De Engelsen vragen dat zelfs aan mensen die ze niet kennen, maar wij vragen (voorlopig nog) niet naar de gezondheid van mensen die we niet kennen.
Wanneer iemand met zijn gezondheid “sukkelt” zeggen wij in Peer dat hij ‘(wa) siggelt’ of ‘oppe siggel is’ of ‘ane siggel’ of ‘aan ’t siggelen’ is. Soms zegt men expliciet dat het om de gezondheid gaat zoals in ‘Hè siggelt wa met z’n gezondheid, met z’n bieën of met z’n lo.nge’, want het blijkt dat je bv. ook een “parkeersukkel” kan zijn, of een “computersukkel”. In het Antwerps noemen ze een sukkel een “koekenbakker”.
Je kan ook zeggen dat iemand ‘siggelechtig’ (sukkelachtig) is en dat ‘gesiggel’ (gesukkel) is ook niet bepaald bevorderlijk voor de geestelijke gezondheid van de betrokken persoon, zeker wanneer hij niet echt meer ‘oppe gang’ (op gang) geraakt. ‘ ’t Is ‘n echte siggelko.nt gewo.re ’t lèste jeur … ‘ en daarmee vat je de toestand van iemand mooi samen: geen knoeier, geen sukkelaar, maar een “sukkelkont”, een term die het nodige medeleven inhoudt.
Onze wens en hoop is ‘daffe dit jeur gezond moge blijve en nie te veel moete siggele!’
Meer ‘gesiggel’:
https://etymologiebank.nl/trefwoord/sukkel
https://gtb.ivdnt.org/iWDB/search?actie=article&wdb=WNT&id=M067396
https://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/sukkel
https://ewnd.ivdnt.org/boeken/woord/96073
https://onzetaal.nl/taaladvies/koekepan-koekenpan
Eerste publicatie Blikveld nr. 1 van 6 januari 2023.
Louis Dingenen