‘E groeët licht zijde noeëts geweest, dè wid ich, mè nau steude mich toch echt inne licht, lamptèèn!’ (Een groot licht ben je nooit geweest, maar nu sta je mij toch echt in het licht, lantaarn!)
Wanneer iemand in (o.m.) het Peerder dialect tegen je zegt dat ‘ge gieë groeët licht zijt’, dan is dat geen compliment, want het betekent dat je niet echt snugger bent. Als je dan als ‘lamptèèn’ (lantaarn) iemand in de licht staat, dan ben je zeker niet goed bezig! ‘Lich(t)elijk’ (allicht) ken je nog een aantal andere zegswijzen met het woord “licht” in.
Licht kan verwijzen naar het “zon- of kunstlicht”. In de lente, als de dagen lengen, zeggen de mensen: ‘’t Is al vrigger licht!’ en ‘’t Blijft al langer licht!’ (Het is al vroeger licht/het blijft al langer licht) en in de herfst hoor je het tegenovergestelde. Als het in huis donker is, moet je het ‘licht aandoen’ of met een ‘pitslicht’, ‘pillicht’ of ‘pitslamp’ (zaklamp) ‘bijlichte’ als je iets wil zien. Vroeger gebruikte men een ‘lamptèèn’ (lantaarn), een olielamp of een “kandelaar of kaarsendrager” om licht te maken in huis. Het haardvuur gaf natuurlijk ook licht en buiten gebruikte men soms een toorts. In sommige huizen had je boven de voordeur een ‘everlicht’ waardoor overdag extra licht binnen kon komen. En herinner je je de lange stok met haakje nog om naar het slotje van dat “bovenlicht” te mikken als je het wou openen?
Vandaag steken mensen “theelichtjes” aan als ze het binnen gezellig willen maken. Of we daar een dialectwoord voor hebben … geen idee! Het verkleinwoord is ‘lichtje’ en de “lichtjes van de Schelde” van Bobbejaan Schoepen zijn wereldberoemd in Vlaanderen, niet? En dan hebben we het nog niet over de ‘lichtjes’ die je in de ogen van je geliefde ziet … of is er dit ‘lichtekes ever’ (lichtjes erover)?
Sommige mensen wil je niet tegenkomen ‘tissen licht en do.nker’ en dan bedoel je daarmee dat ze te mijden zijn, zeker in het duister! Soms zijn die lui bezig met zaken die ‘het daaglicht nie ko.nne verdrage’ of ‘gieë licht moge zien’ en dan weten we dat ze met “duistere” zaakjes bezig zijn. Soms moet je zaken ‘bij lichten daag’ kunnen bekijken, overdag dus, om ze heel goed te kunnen beoordelen.
Licht kan ook betekenen dat iets “niet zwaar” is: ‘Dè is licht wèrrek, mè ge moet er ooch niet té licht everhenne geun, hè!’ (Dit is licht werk, maar je moet er ook niet te oppervlakkig overheen gaan!). Als iemand iets ‘(te) licht oppikt’ dan neemt hij het te “licht(zinnig)” op en ‘asser te licht autvilt’, dan voldoet hij niet.
Licht kan ook wijzen op iets dat “niet hard, niet erg” gebeurt: ‘ ’t règent lichtekes’ en dan bedoelen we niet dat er lichtjes uit de lucht vallen, maar dat het “een beetje” regent. Let ook op het betekenisverschil tussen ‘Hè is mèr licht geraakt’ en ‘Hè is lichtgeraakt!’ In de eerste zin is de persoon letterlijk geraakt, in de tweede zin figuurlijk en voelt hij zich snel aangevallen. Als iemand ‘wa licht inne kop’ is, dan heeft hij misschien wel een kater of is hij grieperig. Misschien heeft hij te veel ‘licht bier’ (blond bier) gedronken?
Heel speciaal is het “dwaallicht”, een blauwachtig vlammetje dat boven moerassen kan verschijnen door langzame ontbranding van moerasgassen. Het is een natuurverschijnsel en dwaallichtjes werden in volksverhalen soms geïnterpreteerd als dolende zieltjes van dode, niet gedoopte kinderen die in de nabijheid van hun laatste rustplaats bleven zwerven en mensen in het water lokten. De laatste roman van de Antwerpse schrijver Willem Elsschot (1882-1960) heette “Het dwaallicht”. Kennen wij het verschijnsel van de dwaallichtjes in Peer?
https://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/licht
https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/allicht
https://www.youtube.com/watch?v=CLJbtadvuKM
https://nl.wikipedia.org/wiki/Dwaallicht
https://nl.wikipedia.org/wiki/Het_dwaallicht
https://kro-ncrv.nl/katholiek/encyclopedie/v/voorgeborchte-der-kinderen
https://bekegem.be/gebouwen-2/kerk/grafzerken/de-kinderpot/
Eerste publicatie in Blikveld nr. 6 van 10 februari 2023.
Louis Dingenen