Hon(d)sgezèèk(e)

‘Deu isser wieër! Alle ho.n(d)sgezèèke kimt er mich hei vroage wennieë dat ich zenne vielo vèèrig hem!’ (Daar is hij weer! Om de haverklap komt hij mij hier vragen wanneer ik zijn fiets klaar heb!)

Je kan je voorstellen dat de fietsenmaker er niet mee blij mee is dat een klant om de haverklap, telkens weer, voortdurend, heel dikwijls, om de/alle vijf voet … kortom ‘alle ho.n(d)sgezèèk(e)’ of ‘ieder ho.ndsgezeik’ binnenloopt.

Ook in het Peerder dialect is de uitdrukking ‘alle ho.n(d)sgezeike’ of ‘alle ho.n(d)sgezèèke’ bekend. De uitspraak kan variëren: met of zonder /d/ na hond, met of zonder /e/ op het einde en, pardon my French, met een tweede deel dat kan variëren van ‘gezeik’ over ‘gezèèk’ tot ‘gezeikes’ en ‘gezèèkes’.

Van Dale definieert “gezeik” braafjes als “gezanik, gezeur”, maar de combinatie met onze “hond” levert toch een andere betekenis op, al is de ondertoon van “gezeur” wel degelijk aanwezig.

‘Alle ho.n(d)sgezèèk(es)’ betekent dat iets gebeurt met de frequentie waarmee een hond plast of, plat gezegd … zeikt! En ja, dat is dus letterlijk ‘alle ho.ndsgezèèke’ waarmee bedoeld wordt dat het heel, heel dikwijls gebeurt. Vraag het aan een hondenliefhebber die zijn hond(je) uitlaat en hij zal je antwoorden dat zijn huisdier(tje) ongeveer “om de vijf voet” een plasje doet. Niet letterlijk om de vijf voet, natuurlijk, want dat zou (bij benadering) om de anderhalve meter zijn, maar toch bijzonder dikwijls. Meestal is het overigens maar een druppeltje of net iets meer … kwestie van niet alles ineens op te gebruiken bij de afbakening van zijn gebied, niet?

Honden, en ook andere dieren, communiceren blijkbaar (vooral) via geuren en die geuren scheiden zij grotendeels via de urine af, zo lees je o.m. bij Doggo.nl. In verband met die “druppeltjes” heb ik wel eens gehoord dat een ‘hond tritst’ en elke keer ‘een trits’ plast. “Trits” betekent “een drietal” en in de context hierboven zou dat wel kunnen kloppen: elke keer een drietal druppels! En ‘tritsen’, kwam dat ook niet voor bij het met de hand melken, als er maar een dun straaltje of bijna niets meer uit de ‘deemen’ (tepels van de uier) kwam?

Geloof het of niet, zo leert een mens nog eens iets bij, maar ondertussen is die fiets nog niet hersteld … ‘en deu haddem toch wieër nie zeker, de zèèker … alle ho.n(d)sgezèèke kimt er hei aan …’

Meer ‘hondsgezèèk’:

https://www.mijnwoordenboek.nl/dialect/peers
https://www.mijnwoordenboek.nl/dialect-vertaler.php?woord=telkens http://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/hondsgezeik%2C+alle+~
https://www.doggo.nl/artikelen/hondengedrag/waarom-markeert-een-hond-met-urine/
http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/trits

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 8 van 19 februari 2021.

Louis Dingenen

Hooi, strooi

‘Hooi, strooi, hooi, strooi … zoe moeste de boerejonges vrigger lieëre marcheren in ’t leger!’ (Hooi, strooi, … zo moesten de boerenjongens vroeger leren marcheren in ’t leger!)

De titel van dit stukje had ook “Links, rechts” kunnen luiden, want we hebben het over links en rechts, maar wat hebben ‘hooi’ en ‘strooi’ daarmee te maken?

We bespreken ‘hooi en strooi’ en “links en rechts” stap voor stap: bij het marcheren is het de gewoonte met de linkervoet te beginnen, vandaar dus dat een marsbevel in het leger begint met “links”. Niets speciaals, zou je denken, maar waarschijnlijk ken ook jij mensen die het onderscheid tussen links en rechts niet (altijd) kennen of liever, het niet (altijd even) correct toepassen. Soms is dat eigenaardig, soms grappig, soms vervelend, soms levensgevaarlijk. … Als de chirurg je linker- i.p.v. je rechterbeen opereert … of als je de instructie krijgt met de auto links af te draaien terwijl de aangever rechts bedoelt …. Naar links? Neen! Ander links! … (Her)ken je de reactie als iemand naar de verkeerde kant gaat? Het is overigens heel eigenaardig dat wie problemen heeft met het onderscheid tussen links en rechts, meestal geen moeite heeft met het verschil tussen voor en na, in en uit, boven en onder … Dat zou te maken kunnen hebben met het verschijnsel “links geboren en rechts gemaakt” zoals vroeger op school gebeurde bij mensen die als linkshandige toch rechts moesten leren schrijven. Voer voor psychologen en neurologen! 

We keren terug naar het marcheren in het leger, vroeger … Heel wat jonge kerels kenden niet eens het verschil tussen links en rechts en om daaraan te verhelpen, lieten de instructeurs aan de linkervoet een ‘poes’ (een “pluk”) hooi (of ‘huuj’) binden en aan de rechtervoet een ‘poes’ stro (‘strooi’ of ‘struuj’), zo gaat het verhaal. Het onderscheid tussen ‘hooi’ en ‘strooi’ kenden ze allemaal … in tegenstelling tot de jongeren vandaag de dag, maar dat is weer een ander verhaal! Marcheren, dus, en op het commando van hooi, strooi, … slaagden de recruten er dan toch in correct en synchroon te stappen. Dit verhaal vind je overigens ook in andere landen en talen terug. In het Oxford English Dictionary zou een lemma bestaan hebben met de termen “hayfoot” (hooi-voet) en “strawfoot” (stro-voet)! Een recruut in de Amerikaanse burgeroorlog noemde men “strawfoot” en in de Vlaamse film “De Loteling” kun je deze hooi-strooi-instructie ook horen, zo blijkt. En er is meer …

In ons dialect kennen we het gebruik om onze kleren bij het wassen ‘links’ te trekken en dat betekent dat je ze “binnenstebuiten” trekt. De kleren zouden dan minder snel slijten … en sommige kledingstukken zou je ook best ‘links’ strijken omdat dat veiliger is! “Links” heeft als woord voor sommigen ook een negatieve gevoelswaarde omdat het verbonden zou zijn met “slinks” (sluw, achterbaks) … en dan hebben we het niet eens over politiek “links en rechts”.  “Links” en “slinks” stonden in de Middeleeuwen tegenover “rechts” dat “goed” betekende. “Averechts” (in de tegenovergestelde richting) komt van “van de rechte weg af”. Die negatieve bijbetekenis van “links” speelt overigens ook mee in de uitdrukking “iets links laten liggen” (iets geen aandacht geven) en in het Italiaans gebruikt men het woord “sinistra” (“sinister” = dreigend, luguber) voor “links”.

Meer ‘hooi en strooi’: als je “links en rechts” eens rondkijkt of via de onderstaande “links” (of is het rechts? Ha, ha)…

https://www.ensie.nl/soldaten/hooi-strooi
https://www.americanheritage.com/hayfoot-strawfoot
https://languagelog.ldc.upenn.edu/nll/?p=2415#:~:text=hay%2Dfoot%2C%20straw%2Dfoot%3A%20with%20right%20and%20left,right%20foot%20from%20the%20left.
https://www.scriptiebank.be/scriptie/2007/ierse-softshoe
https://www.tipsenweetjes.nl/schoonmaken/is-beter-om-kleding-binnenstebuiten-wassen/
https://onzetaal.nl/uploads/nieuwsbrieven/sinister.html
https://www.nieuwsblad.be/cnt/dmf20150327_01601413
https://www.maxvandaag.nl/sessies/themas/media-cultuur/haalt-u-links-en-rechts-door-elkaar-hier-komt-dat-door/

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 43 van 22 oktober 2021.

Louis Dingenen

Hooien en melken

‘Moede meschien nog geun hooie of geun mèlleke? Ge rijdt zoe hel, ich kan nie vollege!’ (Moet je nog gaan hooien of gaan melken? Je rijdt zo snel, ik kan niet volgen!)

Als je in (o.m.) in het Peerder dialect wil aangeven dat iemand zich blijkbaar haast, dat hij blijkbaar weinig tijd heeft … dan kan je vragen of hij ‘nog moet geun hooien’ of ‘nog moet geun melken’. De jongere generatie en mensen van de stad zullen deze uitdrukkingen waarschijnlijk niet verstaan omdat ze verwijzen naar typische boerenarbeid.

Bij het hooien was het belangrijk dat het hooi op tijd “(om)gedraaid” werd of binnengehaald werd, bv. vόόr de avond en/of vόόr de regen. In dezelfde context hoorde je ook wel eens de vraag ‘Kimt er onwèèr?’ (Komt er onweer?)

En dat melken dan? De koeien moesten ook op tijd gemolken worden, dat kon je niet zomaar uitstellen. Het gaat dus om werk dat dringend gedaan moest worden en dus moest de boer zich haasten …of zoals in “Guus kom naar huus … want de koeien staan op spring’n … en ’t hooi moet van ’t land!”

Klik op de YouTube-link hieronder om de meezinger van Alexander Curly uit 1975 te zien en te horen. De zanger is overigens al in 2012 overleden!

Meer ‘hooien en melken’:

https://www.google.com/search?gs_ssp=eJzj4tVP1zc0TDMyM6koL68yYPQSSi8tLVbIzs9VyEtMLFLIAPIAwH0LgA&q=guus+kom+naar+huus&oq=guus+kom&gs_lcrp=EgZjaHJvbWUqBwgBEC4YgAQyBggAEEUYOTIHCAEQLhiABDIHCAIQABiABDIHCAMQABiABDIHCAQQABiABDIHCAUQABiABDIHCAYQABiABDIHCAcQABiABDIHCAgQABiABNIBDjI3OTU1ODQ1OWowajE1qAIAsAIA&sourceid=chrome&ie=UTF-8
https://nl.wikipedia.org/wiki/Alexander_Curly

Eerste publicatie in Blikveld nr. 43 van 27 oktober 2023.

Louis Dingenen

Hool

‘Brengt mèr genoeg hool mee omme kipkap in te doen!’ (Breng maar genoeg leeggoed mee om de hoofdkaas/kipkap in te doen!)

Geen kat bij ons gebruikt de Algemeen Nederlandse term “hoofdkaas”, maar zo goed als iedereen kent wel het (o.m.) Peerder dialectwoord ‘kipkap’. Als vroeger bv. op de boerderij een varken geslacht werd, dan moest de boer, of liever de boerin, ervoor zorgen dat er voldoende “leeggoed” of ‘hool’ aanwezig was.

Eerst werd het bloed van de ‘steek’ opgevangen in bv. een ‘ko.m of ’nen iemer’ (kom of een emmer) en vloeibaar gehouden door er (meestal) met de hand in te roeren, want bloed stolt redelijk snel. Wanneer later (meestal) de boerin of een helpend familielid klaar was met het klaarmaken van producten zoals ‘kerbout’ (balkenbrij), ‘poeët en oeëre’ (onvertaalbaar … poot en oren) en ‘kipkap’, dan werd ander ‘hool’ ook gebruikt om die lekkernijen in te bewaren: kommen, ketels, kruiken, aarden schotels etc … allemaal ‘hool’.

Bij uitbreiding wordt ‘hool’ ook gebruikt voor alle soorten “leeggoed” dat je bv. meebrengt als je iets komt ophalen: ‘Zèrreg mèr genoeg hool om alles in te doen!’ (Zorg maar voor voldoende leeggoed om alles in te doen!)

Het woord “holte” is verwant met ‘hool’ en ‘hool’ betekent ook “hol, leeg vanbinnen” zoals in ‘Die ton is hool, ge hieërt ‘et as ge ‘r op haut!’ (Die ton is hol, je hoort het als je erop klopt!) En iedereen weet dat holle vaten het hardst klinken, niet?

En nu Pasen in aantocht is, komen de paaseieren weer in de actualiteit. En zo kun je tegenwoordig bij een bakker in Peer lezen dat er weer allerlei chocoladen “paaseieren en holgoed” te koop is: (holle) paashazen, klokken, eieren, kippen etc … Kortom ‘allemeul hool vanbinne’ … en lekker!

Nog ‘hool’:

https://etymologiebank.nl/trefwoord/hol1
https://www.streekproduct.be/weetjes/de-kijker-kipkap-en-kop
https://taaladvies.net/chocolade-letter-of-chocoladen-letter-of-chocoladeletter/

Eerste publicatie in Blikveld nr. 11 van 17 maart 2023.

Louis Dingenen

Hortig

‘Kiek es wat e hortig jo.nk … deu zit lèven in!’ (Kijk eens wat een dartel kind, daar zit leven in!)

‘Hortig’ is een oud Peerder dialectwoord dat blijkbaar weinigen nog kennen. Het betekent “dartel, vrolijk, energiek, levendig, speels, vinnig, beweeglijk …”. ‘Hortig’ wordt niet alleen gebruikt om mensen te beschrijven, in dit geval vooral kinderen en jongeren, maar ook voor jonge dieren, om aan te duiden dat ze erg levendig zijn. ‘Kevits’, een ander oud Peerder dialectwoord, is een synoniem van ‘hortig’ … klopt dat?

Je vindt niet zo heel veel informatie over ‘hortig’ en wat je vindt is nogal uiteenlopend. Bronnen uit het Genkse gebruiken ‘hortig’ zoals wij het kennen: ‘een hortig menneke’ (een speels en levendig mannetje) en dat vind je ook bij Jean Bosmans in zijn Groot Woordenboek van het dialect van Meeuwen. Kiliaan, een taalgeleerde uit de 16de eeuw, omschreef ‘hortig’ in het Latijn als “agilus” waarin we het modern Engelse woord “agile” herkennen en dat betekent “beweeglijk”. Elders betekent ‘hortig’ dikwijls “snel, haastig of gehaast”.

Waar ons ‘hortig’ vandaan komt? Misschien weet jij het … laat het ons dan ook weten, ok.

‘Hortig? E wicht dè op hèèr viertiende al met jonges bezig waas … dè waas een hortige, zoe zeeën ze dè vrigger!’ zo omschreef een jeugdvriend onlangs wat het woord ‘hortig’ bij hem op ‘t Lin opriep. (Een meisje dat op haar veertiende al met jongens bezig was … dat was een hortige, zo zegden ze dat vroeger!) In Nederlands Limburg betekent ‘hortig’ “heftig, onstuimig”, maar de meeste andere bronnen zoeken het in de richting van “haastig/gehaast”, “opvliegend” en zelfs “stijf of harkerig in zijn bewegingen”.

Hortig’ heeft niets te maken met “de hort op” of met “horten en stoten”. “Hort” in de zin “hij was ‘s avonds meestal de hort op” komt van het Middelnederlands huert of hurt, dat “weg” betekent. Als je “de hort op bent”, ben je dus weg en meestal is dat dan voor je plezier. “Hort” in de zin “Hij deed zijn verhaal met horten en stoten” komt van het Middelnederlandse hort of hurt dat “stoot” betekent en aangeeft dat iets dus “niet vlot” verloopt, zoals in de zin hierboven.

In de voorbeeldzin bovenaan deze tekst staat het woord ‘jo.nk’, Peerder dialect voor “kind”, maar het kan ook een bijvoeglijk naamwoord zijn met de betekenis “jong”. Dat is voor een andere keer met een ander verhaal, ok! Een verhaal over een ander ‘hortig jo.nk’, misschien!

Nog hortig’:

http://www.dialectingenk.be/gedicht_tekst.php?id=83&c=1491334999
http://users.telenet.be/heemkringzutendaal.info/plat/p_H.htm
https://www.meertens.knaw.nl/ewnd/boeken/woord/59788
https://www.mijnwoordenboek.nl/dialect-vertaler.php?woord=hortig
https://ivdnt.org/onderzoek-a-onderwijs/webrubrieken/woordbaak-archief/1074-waar-komt-het-woord-hort-vandaan

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 4 van 22 januari 2021.

Louis Dingenen

Ichteren

‘Vrigger ginge de minse dèk ichtere bij de geboeër … gezellig … én ooch goed veer de jo.ng kèrels … veer e lief te zikke!’ (Vroeger gingen de mensen dikwijls buurten en deden ze ’s middags een dutje.)

Ichtere’ en ook variant ‘uchtere’, betekenen “buurten, gezellig met vrienden, kennissen … samen zijn en kletsen in of rond het huis, met of zonder een drankje erbij”. Eerst de radio, later de televisie en nu de computer hebben grotendeels de plaats van het oude dorpsgebruik ‘ichtere’ ingenomen. Tegelijk is de nood aan meer verbondenheid vandaag meer dan ooit aanwezig, zo blijkt: “Terug uchteren, een babbelwandeling” was in september ’21 een initiatief van de gemeente Hechtel-Eksel.

Het ‘ichtere’ was een vast gebruik in de herfst en de winter, als het vroeg en lang donker is, om samen met familie en vrienden, afwisselend in elkaars huis, de lange avonden gezellig door te brengen. De vrouwen brachten hun spingerief mee, de handen stonden niet stil en de tongen nog veel minder … Men bad een ‘tientje’ van de rozenkrans, men vertelde de laatste roddels en er werd ook wel gezongen … zo lezen we in een artikeltje uit 1880 over het ‘ichtere’ in Hasselt waarin ook nog staat dat het ‘ichtere’ “tot aan den ochtend of morgenstond” kon duren … Toch verwonderlijk, zo lang, maar anderzijds … in de winter was er minder werk op de boerderij en mochten de teugels wat gevierd worden.

Onze navraag in Peer levert een andere invulling van ‘ichtere’ in onze streken op: “Het ‘ichtere’ duurde hier zeker niet tot midden in de nacht,” weet een geboren en getogen Perenaar, “meestal maar tot een uur of half elf, omdat iedereen ’s anderendaags vroeg uit de veren moest en ook vooral omdat laat opblijven ‘te kèstelek waas aan stookhout veer de stoof en kèstelek aan kaarse of petrol voor de kinkee, de olielamp! (te kostelijk was aan stookhout voor de kachtel en te kostelijk aan kaarsen of petroleum voor de kinkee, de olielamp!)” Het energieprobleem van onze voorouders! En ‘ichtere’ gebeurde ook blijkbaar alleen op zondag, want de andere zes dagen waren werkdagen!

De herkomst van het woord ‘ichtere’ zou volgens dezelfde bron in de jaren ’60 van de vorige eeuw door toenmalig directeur Schetz van ’t Sint-Lambertuscollege ooit uitgelegd zijn. “Het zou komen van de afspraak dat ‘’t mansvolk ‘ten achter ure’ bij elkaar op bezoek ging.’ Vooral de huwbare jongemannen deden hieraan mee.” Ze trokken dan naar de thuis van de meisjes om er te babbelen en muziek te maken met de ‘trekzak’ (accordeon) of ‘mondharmonica’. De achterliggende doelstelling was natuurlijk een huwbaar meisje te vinden. “Wanneer een jongeman een oogje had laten vallen op zo’n lief meisje … en een boterham aangeboden kreeg van de ouders van dat meisje of van het meisje zelf … dan betekende dit dat de jongeman geen schijn van kans had en dus maar beter kon vertrekken!” zo weet een medewerker van ’t Lin van zijn ouders …die elkaar wél via het ‘ichtere’ leerden kennen. Een uitdrukking met dezelfde betekenis was: ‘Hèè hèèt z’n èèrten oog aut!’ (Hij heeft zijn erwten ook op) … een verborgen toespeling op het feit dat hij geen kans (meer) had!

Er was overigens wel wat keuze met al die kroostrijke gezinnen vroeger, maar op sommige boerderijen werd dat pottenkijken toch niet echt op prijs gesteld en niet alle deuren stonden dus open voor dat ‘jo.nk volk’. Soms werden ook alleen die jongemannen op prijs gesteld ‘die genoeg achter zich haaën’ (die genoeg achter zich hadden), een volks gezegde om aan te geven dat ze later voldoende grond zouden erven om een goede partij te (kunnen) vormen voor de dochter van de betrokken boer. Zo werden een paar jongemannen ooit eens “te min” bevonden ‘omdat ze te weinig achter zich haaën’. De week erna haalden ze wat slingerplanten uit het bos, bonden die slierten aan hun voeten en trokken zo door ‘’t haus’ van de betrokken boer met de vraag: ‘Kiekt nau ‘s, hemme ve nau genoeg achter eus?’ (Kijk nu eens, hebben we nu genoeg achter ons?)

Nog ‘ichtere’:

https://www.limburgnieuws.be/hechtel/1632995538-terug-uchteren-a.html
https://www.dbnl.org/tekst/melc015bokk02_01/melc015bokk02_01_0002.php#003T

Eerste publicatie in Blikveld nr. 14 van 7 april 2023. Louis Dingenen

Jakken

‘Dèè jong van heilangs, dèè dieët nèks as jakke… dèè is noeëts deu, altijd eweg!’ (Die jongen van hiernaast, die is voortdurend de hort op … die is nooit thuis, altijd weg!)

Jakke’ is (o.m.) een Peerder dialectwoord waarvan de betekenis niet zo eenvoudig te omschrijven is. ‘Jakke’ betekent in de dialectliteratuur “gejaagd lopen, snel rijden of lopen, ravotten”, maar bij ons wordt het vooral gezegd van iemand die veel rondhangt en dikwijls afwezig is, uithuizig is, van huis weg is zonder dat je goed weet waar hij naartoe is. Er zit een negatieve bijbetekenis in ‘jakke’ omdat die uithuizigheid niet echt geapprecieerd wordt, want die wordt aanzien als “ledigheid” en “ledigheid is des duivels oorkussen”, zo is ons aangeleerd, niet?

 Ledigheid is een oud woord voor luiheid en de duivel gebruikt luie mensen als “oorkussen”, als hoofdkussen, om op te slapen en … meestal loopt het niet goed af met mensen die lui zijn … zo wil de traditie. Akkoord, zoveel negativiteit straalt het werkwoord ‘jakke’ eigenlijk niet uit, maar als iemand altijd ‘oppe jak’ is, wordt hij een ‘jakker’ of een ‘jak’ genoemd en dat is toch niet bepaald een compliment!

Een mogelijk synoniem van ‘jakke’ is ‘ketse’ in de betekenis van rondlopen, rondlummelen en een ‘ketser’ is iemand die nogal doelloos van de ene naar de andere plaats, gaat, loopt, fietst … ‘Ro.ndketse’ kennen we in het dialect als doelloos rondrijden met de fiets, niet? ‘Ro.ndjakke’ kennen we ook in die betekenis en een ‘jakker’ is dan iemand die weg van thuis, schijnbaar doelloos van de ene plaats naar de andere rondlummelt. Met een beetje verbeelding zouden we over vroegere ‘hangjongere’ kunnen spreken, maar met dat onderscheid dat ze niet op één bepaalde plaats bleven rondhangen.

Het werkwoord ‘jakke’ zou een “intensivum” van het werkwoord “jagen” (“voortjagen”) kunnen zijn en dus een nog intensievere vorm van jagen aanduiden. Als je “iemand veelvuldig opjaagt’, dan ‘jakker je die persoon af’. ‘Aafjakkere’ noemen we dan een frequentatief of iteratief werkwoord van ‘jakke’ en in de Etymologiebank vinden we als betekenis van jakken: een trekdier onbarmhartig voortdrijven.

In dat verband misschien een goede raad voor menig sporttrainer: ‘Ge moet oeër spelers zoe nie aafjakkere, strak zijn ze allemeul gekwetst!’ (Je moet je spelers zo niet afjakkeren, straks zijn ze allemaal geblesseerd!).

Meer ‘jakken’:

https://onzetaal.nl/taaladvies/ledigheid-is-des-duivels-oorkussen/ http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/jakken

Eerste publicatie in Blikveld nr. 37 van 16 september 2022.

Louis Dingenen

Jookselen

‘Stopt nau toch es met dè gejooksel en zit stil!’ (Stop nu toch eens met dat gewriemel en zit stil!)

‘Jooksele’ is een werkwoord dat in het Peeder dialect niet voor iedereen hetzelfde betekent en voor het afgeleide zelfstandig naamwoord ‘gejooksel’ geldt hetzelfde.

Sommige Perenaren (her)kennen ‘jooksele’ als “krabben, schuren of schurken als je jeuk hebt” en ook als “jeuk hebben”. Het ligt voor de hand dat ‘jooksele’ doet denken aan dat kriebelende gevoel dat je hebt bij  ‘jeuke’ of ‘jeke’ (met variant ‘jieëke’) en dat ‘gejooksel’ doet denken aan ‘jeuk(sel)’, ‘jeeksel’ of ‘jieksel’. Een werkwoord op -elen duidt altijd op iets dat veelvuldig, herhaaldelijk gebeurt. Je krabt, schuurt of schurkt meer dan eens als je jeuk hebt. In de Middeleeuwen bestonden “joken” en ‘jookselen’ overigens ook al in de betekenis van “jeuken”.

Andere Perenaren kennen ‘jooksele’, ‘joksele’ en ook ‘juksele’ als “rusteloos, ongedurig, ongeduldig zenuwachtig heen en weer bewegen op bv. een stoel, in een zetel”, “wriemelen”. Een synoniem in het dialect zou dan ‘roaze’ kunnen zijn, in de tweede betekenis van het AN-woord “razen” zoals het in Van Dale uitgelegd staat: “zich heel snel voortbewegen”.

Als je deze tweede betekenis van razen uit Van Dale combineert met de eerste betekenis in Van Dale, nl. “rumoer maken”, dan begrijp je zeker dat een jonge moeder vroeger over haar kinderen zei: ‘Die jing met hun gejooksel, ze maken ene mins nog gek!’ (Die kinderen met hun gewriemel, ze maken een mens nog gek!) Dat ‘gejooksel’ moet echt op de zenuwen gewerkt hebben, maar in de dialectliteratuur is geen verwijzing naar dit ‘jooksele’ te vinden, jammer. We zouden wel een redelijk voor de hand liggend verband kunnen leggen tussen het heen en weer bewegen van je hand of lichaam(sdeel) bij het krabben en het onrustig zitten als je jeuk hebt en de betekenis “onrustig heen en weer bewegen”.

Nog anderen in Peer kennen ‘jooksele’ in de betekenis van “nooit tevreden zijn, altijd twisten” en een ‘jookselèèr’ is dan een “dwarsligger”! Heel zelden en in beperkte (familie)kring blijkt ‘jooksele’ ook gebruikt te worden voor ‘muziek maken’, maar dan vooral in de zin van “lawaai maken”…

Wij zijn benieuwd: ken jij het woord ‘jooksele’ en/of ‘(ge)jooksel’ in het dialect van Peer? Laat ons dan weten in welke betekenis en als het kan … geef er een voorbeeld en/of voorbeeldzin bij! Alvast hartelijk dank!

Nog ‘jookselen’:

http://etymologiebank.ivdnt.org/trefwoord/jeuk
https://archive.org/stream/idioticonvanhet03lettgoog/idioticonvanhet03lettgoog_djvu.txt
https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/razen

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 30 van 23 juli 2021.

Louis Dingenen

Kaarsendomper

‘Hèè stond nie vanachter toen de snauten autgedèèld woorte: hèè ha een snaut gelijk ‘ne ka(a)rsendo.mper!’ (Hij stond niet achteraan toen de neuzen uitgedeeld werden: hij had een grote kromme neus).

Om de hoge kaarsen aan het altaar aan te steken, gebruikte de koster vroeger een lange stok met bovenaan aan de ene kant een wiek en aan de andere kant een metalen kapje in de vorm van een vingerhoed.

Vóór de ‘ieërste mès’ (de vroegmis) stak hij met die brandende wiek de kaarsen aan en na de ‘hoeëgmès’ (de hoogmis) gebruikte hij het metalen kapje om de wiek van de kaars … te doven. Het kapje noemt men “de domper” en de koster plaatste het over de kaarsenvlam zodat die geen zuurstof meer kreeg … en zodat het vlammetje doofde.

De kaarsendover of ‘kaarsendo.mper’ doofde het vuur, letterlijk. Zo ook kan een figuurlijke domper bv. de feestvreugde doven … Figuurlijk is een “domper” iets dat of iemand die de sfeer vergalt of een gebeurtenis verpest.

De vorm van de ‘kaarsendomper’ inspireerde menige scherpe tong ook om de grote neus, haakneus of haviksneus van medeburgers als ‘ka(a)rsendo.mpers’ te betitelen … Vandaag zou zo’n woord niet meer kunnen ontstaan … niet omdat er geen grote neuzen meer zijn, maar omdat er (bijna) geen kosters meer zijn die op de ouderwetse manier de kaarsen aansteken en uitdoven! Onze taal past zich aan de maatschappelijke realiteit aan. 

Meer ‘kaarsendompers’:

https://erfgoedinzicht.be/collecties/detail/7833dac6-528d-5025-9d20-0bc9008990ae/media/43391530-5e88-652f-0dd6-1a95eb170966

Eerste publicatie in Blikveld nr. 38 van 23 september 2022.

Louis Dingenen

Kag en kak

Leut ‘m gewèère, hèè is nog te kag/kak om met de groeëte minse mee te spele! (Laat hem met rust. Hij is nog niet bekwaam om met de grote mensen mee te spelen!)

‘Kag’ (of ‘kach’) wordt meestal gezegd van piepjonge vogels, nestjongen, die nog te jong zijn … en dus ook nog niet bekwaam zijn om te vliegen. Ze zijn meestal nog niet of maar nauwelijks behaard en vallen soms nog uit het nest.

‘Kag ’is verwant met ‘kak’ zoals in ‘kakschool’ waar de jongste kinderen (voor het eerst) naar school gaan, de kleuterschool, ook wel bekend als de ‘papschool’. ‘Kak’ doet natuurlijk meestal meteen aan ‘kaka’ denken, maar betekent ook “heel klein, piepjong, nog heel veel hulp behoevend …”

Van jongeren die willen doen “wat en zoals de grote mensen doen” en daar dan niet in slagen, zegt men wel eens dat ze ‘nog te kag of te kak zijn’, dus nog niet bekwaam genoeg, zoals de vogeltjes die nog niet kunnen vliegen. Bij uitbreiding noemt men het laatstgeboren kind, het troetelkindje ook soms … ‘kak(ke)nest’, niet?

Nog ‘kag en kak’:

https://etymologiebank.nl/trefwoord/kakkenest

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 18 van 6 mei 2022.

Louis Dingenen