Vlimmen, vlummen en vlemmen

‘Hèè moet es wa ever ‘vlemme’ schrijven! Da hierde bekan nemie! Ge kent da toch, hè? Wa in ‘ne vis zit, die klèèn groate zoe as ze zeggen! (Hij moet eens iets over ‘vlemme’ schrijven! Dat hoor je bijna niet meer. Je kent dat toch, hè? Wat in een vis zit, die kleine graten, zoals ze zeggen!)

Een trouwe abonnee van Blikveld zette ons op weg naar ‘vlemme’, die kleine visgraten die gevaarlijk vast kunnen zitten in de keel en die je dus best niet opeet. Varianten in het Peerder dialect zijn ‘vlumme’ en ‘vlimme’. Een ‘vlem’, ‘vlum’ of ‘vlim’ kan in ons dialect naast “visgraat” ook nog “vin”, “schub” en zelfs “kieuw” betekenen, zo leert ons het standaardwerk Limburgse Dialecten III. In andere dialecten betekent het ook nog een “stekel van een aar” zoals je die bv. bij gerst en andere granen vindt en ook nog “wimper”.

Een ‘vlim’ is ook een heel scherp mesje, zo’n scalpel waarmee de chirurg of veearts opereert … en meteen duikt het beeld van Peter Faber op die de rol van veearts speelt in de film “Dokter Vlimmen” uit 1977. Een “gerenommeerde” veearts uit Peer kwam in die periode geregeld bij ons op de boerderij en na afloop van zijn medische tussenkomst, praatte hij graag wat over “koetjes en kalfjes” … om in de sfeer van zijn beroep te blijven. Hij was ook een filmliefhebber, maar “Dokter Vlimmen” vond hij geen goede film … omdat de keizersnede in de film niet volgens de regels van de kunst uitgevoerd was. Regisseur Guido Pieters had beter moeten weten!

Het verkleinwoord van ‘vlim’ is ‘vlimmeke’ en in die betekenis kennen wij het ook als term voor “tornmesje” of ‘vlimmesje / vlimmeske’, zo’n werktuigje met een gevorkt uiteinde waartussen een scherp mesje zit om de naden en stiksels van een kledingstuk los te snijden. Let dus op de klemtoon als je ‘vlimmesje / vlimmeske’ uitspreekt!

Een synoniem van ‘vlim’ als “scherp mesje” is ‘vlijm’ … en als iets “zo scherp is als een vlijm”, dan is het “vlijmscherp”. En ja, dat brengt ons naadloos bij “haarscherp” waarmee we twee kanten op kunnen. We kunnen richting ‘hare’, het scherp kloppen van de snijkant van een zeis en dat doe je met een ‘haarhamer’ op een ‘haarspit’. Ik zie mijn grootvader nog op enkele juten zakken op een stuk boomstronk zitten waarin het haarspit verankerd was. Een houten tak met gaffel hielp de zeis rechthouden en geregeld ‘tifde’ (spuwde) hij eens op de zeissnede om beter op het staal te kunnen mikken. ‘Haren’ kan leiden naar “haarscherp”: zo scherp als een gehaarde zeis. In een artikel in ‘Neerlandistiek’ van 2016 beweert de auteur evenwel dat je moeilijk kunt beweren dat iets zo scherp is als een ‘haar’ en daarom moet je richting “hoofdhaar” gaan zoeken. “Haarscherp” (of ‘heur- of hoarscherp’ in het Peerder) wijst erop dat iets een snijkant, een snede, heeft die zo “dun is als een haar”. Wie heeft het bij het rechte eind?

Meer ‘vlimmen’:

https://www.encyclo.nl/begrip/vlim
https://www.encyclo.nl/lokaal/11289
http://etymologiebank.ivdnt.org/trefwoord/vlim1,
http://etymologiebank.ivdnt.org/trefwoord/vlijm
https://nl.wikipedia.org/wiki/Tornmesje
https://www.neerlandistiek.nl/2016/12/etymologie-haarscherp/

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 24 van 11 juni 2021.

Louis Dingenen

Want

‘’t Is schoeë wèèr baute!’ zegt de man. (’t Is mooi weer buiten!) ‘Want ich dè nie zien!’ antwoordt de vrouw. (Alsof ik dat niet zie!)

Het gebruik van ‘want’ in de betekenis van “alsof” is echt oud Peerder dialect, maar je hoort het nog wel eens in een zin als ‘Hèè dieët want er van nèks wit!’ (Hij doet alsof hij van niets weet!) Straffer nog, soms hoor je nog Of want er van nèks wit!en eigenlijk is dit dubbelop in ons dialect, heel eigenaardig, maar ook weer niet uniek!

Die ‘of’ kennen wij ook in het AN (hier kort voor “alsof”), maar die ‘want’ wordt in het AN nooit gebruikt zoals die hier in ons dialect gebruikt wordt. “Want” is een redengevend voegwoord is … en aangeeft dat de spreker zal uitleggen waarom iets gezegd/gebeurd/gedaan … is.

Een ‘want’ kan overigens ook een ‘haaës zo.nner vinger(s)’ zijn, een handschoen zonder vingers, ook gekend als ‘pij’ of ‘pij-haaës’ in het Peerder. Het meervoud is ‘wante’ en als je “van wanten weet” ben je goed op de hoogte. Die uitdrukking komt uit de scheepstaal (zie de link hieronder).

https://www.mijnwoordenboek.nl/dialect/Overpelts
https://onzetaal.nl/schatkamer/lezen/uitdrukkingen/van-wanten-weten

Eerste publicatie in Blikveld nr. 18 van 28 april 2023.

Louis Dingenen

Weer – Het wèèr hèèt mich onner

‘Ich bin vandaag nèks wèèrd, het wèèr hèèt mich o.nner, dink ich!’ (Ik ben vandaag niets waard, het is te warm, denk ik!)

Dat het weer invloed kan hebben op hoe wij ons voelen, dat is niet nieuw. De meesten onder ons kennen dat gevoel wel. Als het buiten erg warm is, eigenlijk te warm, en je voelt je slapjes, loom en lusteloos, alsof je geen energie hebt en je tot niets in staat bent … dan zeggen we (o.m.) in het Peerder dialect in het algemeen ‘het wèèr hèèt mich o.nner’ of specifiek in het geval van hitte: ‘de hitst hèèt mich onner’! Het valt niet mee om deze dialectische zinswending in het AN weer te geven … Misschien iets in de zin van “het weer is mij te machtig”, “ik ben overmand door” ….

In het Peerder betekent ‘iets of iemand o.nner hemme’ letterlijk dat je over iets of iemand de baas bent en dat de betrokkene onder je ligt, zoals bij een worstelgreep of een lijf-aan-lijf gevecht: iets of iemand onder hebben. Wie onder ligt, moet het onderspit delven, heeft de strijd verloren en is te licht bevonden.

‘O.nnere knei hemme’ is familie van ‘o.nner hemme’ … Als “je iets onder de knie hebt” dan beheers je iets, ben je het meester, bv. een taal, een techniek, een vak.

Het is niet alleen de ‘hitst’ (hitte) die een mens parten kan spelen, bijvoorbeeld als de ‘hitst binnen zit’ (als het binnen heel warm is). Ook de ‘kaa’ (koude) en meer bepaald de ‘vreer’ (vorst) kan iemand de adem afsnijden of aan het rillen brengen, al zijn die weersomstandigheden op zich niet ongezond.

En hoe zeggen we in het Peerder dat het heel droog is? De ‘drieëgt’ zoals in de zin: ‘Die drieëgt diet de mais gieë goed!’ (die droogte doet de maïs geen goed)! En als het (te) nat is? Hebben we daar een specifiek woord voor? In het AN kennen we het “vocht”, in het Peerder denken we eerder aan ‘natighèd’ (nattigheid, in de letterlijke betekenis dan) … Hopelijk ken jij een meer passende dialectische term … en wil je hem dan doorsturen aub?

In het Peerder dialect zijn er veel en interessante zinswendingen waarin het weer een rol speelt. Kent je er? Stuur ze zeker door, liefst met een voorbeeldzin en de betekenis erbij … alvast dank en later zullen we daar dan zeker op terugkomen.

Meer weer’:

https://plusmagazine.knack.be/gezondheid/6-manieren-waarop-het-weer-je-gezondheid-beinvloedt/article-normal-880147.html 
https://www.warmedagen.be/gezondheidsklachten  https://etymologiebank.nl/trefwoord/onderspit 

Eerste publicatie in Blikveld nr. 17 van 29 april 2022.

Louis Dingenen

Weer – Wa wèèr – bratselen – donderschoor – houwmouw

Het “weer” is een van de favoriete onderwerpen om over te praten bij het aangaan van nieuwe of het onderhouden van bestaande sociale contacten. In het Peerder dialect bestaan in die context nogal wat varianten op de vraag “Welk weer gaat het worden?” ‘Wa wèèr wèèrt ‘et? Wa wèèr gève z’aut? Waffer wèèr gieget wèère? Wa gieget wèèr doen?’… en zo kennen we er zeker nog een aantal. De vraag ‘Wa wèèr gève z’aut?’ verwijst naar de weersverwachting zoals die door bv. de weerman uitgesproken is. Ten onrechte worden de weerman of weervrouw overigens als “weersvoorspeller” aanzien, maar dat zijn zij absoluut niet … Zij voorspellen niets … zij verwachten een weersgesteldheid die opgemaakt wordt op basis van allerlei weerkundige modellen, maar dat terzijde.

‘Goed wèèr’ is een heel subjectief begrip, want wat voor de ene goed is, kan voor de andere heel slecht weer zijn. Denk hierbij aan een ‘bijs’ of ‘règenbijs’ (regenbui / regenvlaag): in de zomer kan die een feest of festival in de open lucht ‘verknalle’, maar voor de boer kan het de redding van zijn oogst betekenen.

Als het bratselt’ in Peer, dan regent het aanhoudend (weliswaar) lichtjes, zo blijkt, maar toch genoeg om er nat van te worden. Als er af en toe een ‘goei zwaars aut de lo.cht vilt’ dan wil dat zeggen dat er af en toe een zware plensbui valt. Als er bij de zware regenvlaag ook donder (en/of bliksem) bijkomt, dan spreekt men in Peer over een ‘donderschoor’ of donnerschoër’ alsof de hemel openscheurt (schoor = scheur). Als men in Peer spreekt over ‘dikke lo.cht’ dan is de kans groot dat het gaat regenen, want dan is het “zwaar bewolkt”.

Zo zijn er tientallen uitdrukkingen om de nuance in het weer en de weersverwachting aan te geven, niet alleen voor de neerslag, maar ook voor de andere weersgesteldheden. Hoeveel soorten neerslag zijn er? Vraag eens aan de Inuit (zeg niet Eskimo’s, maar Inuit!) of het zal sneeuwen! Zij kennen meer dan 20 soorten sneeuw en zeg daar dus nooit gewoon: het sneeuwt! Misschien komen we daar later nog eens op terug … en als je suggesties hebt, laat ze maar komen.

Ook even stilstaan bij een nog zelden gebruikt Peerder dialectwoord dat ons aangereikt is door een ijverige lezer: een houwmouw’, een “wervelwind of windhoos”. Tornado is een veel te zwaar begrip voor een ‘houwmouw’, want echte tornado’s komen bij ons niet dikwijls voor … een 3 tot 5 per jaar, zo lezen we in HLN. Een ‘houwmouw’ veroorzaakt ook wel een draaikolk of hoos waarin veel stof, hooi en losliggende zaken omhoog gezogen worden en soms … komt er ook wel eens een dak los … zoals enkele jaren geleden in Grote-Brogel. Een miniversie van een windhoos, zo reikt een trouwe lezer ons aan. Een ‘roesbos’ (met het werkwoord ‘roesboezen’?) zou een synoniem kunnen zijn, zo heeft iemand ons ook ingefluisterd. Kan dat kloppen? Laat het ons zeker weten!

 Meer ‘wèèr’:

https://nl.wikipedia.org/wiki/Weersvoorspelling https://nl.wikipedia.org/wiki/Sneeuwwoordenverhaal  https://etymologiebank.nl/trefwoord/houwmouw
https://www.hln.be/weernieuws/tweede-tornado-op-korte-tijd-raast-over-belgie-uitzonderlijk-maar-ook-weer-niet~a7a7d076/

Eerste publicatie in Blikveld nr. 33 van 19 augustus 2022.

Louis Dingenen

Wèèrs en stentig

‘Zoe’ne wèèrse mins, ge ko.nt er nie mee kalle en ge krijgt toch noeëts gelijk!’ (Zo’n koppig mens, je kan er niet mee praten en je krijgt toch nooit gelijk!)

Als je in het Peerder dialect iemand als ‘wèèrs’ of ‘dwèèrs’ betitelt, dan vind je hem “koppig, eigenwijs en tegendraads” en zie je hem als een ‘wèèrserik’, ‘wèèrskop’ of ‘dwèèrserik’, een ‘wringer’, een “koppigaard, een dwarskop of dwarsligger”. Het kan zijn dat hij alleen op dat ogenblik ‘wèèrs’ of ‘dwèèrs’ is of doet, maar het is ook mogelijk dat hij dikwijls of (bijna) altijd ‘(d)wèèrs’ is of doet. Hij is meestal knorrig en gaat dan … ‘tege ’t regeer in’ (tegen de regel/afspraak in), waarbij ‘het regeer’ staat voor wat “normaal” is of “de regel, de gewoonte, het gewone, het beleid, het gangbare, het gevraagde …”

In het AN verschillen “dwars” en “wars” duidelijk van betekenis, maar in ons dialect is dat onderscheid niet zo duidelijk. Dwars betekent bij Van Dale in eerste instantie “in een richting loodrecht op een andere” en daarnaast ook “onhandelbaar, weerbarstig” terwijl wars “afkerig van” betekent. In de zin ‘Ich wil nie wèèrs doen, mè ich lig altijd dwèèrs in m’n bed’, gebruik je eerst de figuurlijke betekenis van dwars (wèèrs) en daarna de letterlijke betekenis (dwèèrs) om te zeggen dat je “niet tegendraads wil doen, maar dat je altijd (niet in de lengte maar) in de breedte van je bed ligt”, dus dwars of haaks op de normale ligwijze. Je kan ook zeggen dat je ‘in ’t wèèrs’ ligt. Zo zie je dat wij de dialectvorm ‘wèèrs’ (van wars) gebruiken om de figuurlijke betekenis van ‘dwèèrs’ (dwars) weer te geven.  Meer nog, wij gebruiken ‘wèèrs’ ook om de letterlijke betekenis van ‘dwèèrs’ aan te geven, zoals in ‘de heur van euze pa konde bekan nie schoeën snije, want die is altijd zoe wèèrs’ (de haren van mijn vader kun je bijna niet mooi knippen, want die zijn altijd zo weerbarstig). Bij mijn weten gebruiken we ‘wèèrs’ niet voor “afkerig van”, maar misschien heeft de lezer daar wél weet van … laat het ons dan ook weten, ok?

Als je ‘wèèrs’ bent, lig je dus (figuurlijk) dwars en ben je een “dwarsligger”. Je hoeft dan nooit zonder werk te zitten, want bij de spoorwegen hebben ze altijd (weliswaar letterlijke) dwarsliggers nodig om de treinrails op hun plaats te houden! Iemand die erg ‘wèèrs’ is, noemen we in Peer ook ‘ene wèèrse bo.k’, zoals een (geite)bok kan bokken, en in het Maaslands spreken ze dan van ‘zoe wèèrs as ‘ne reek’ (zo koppig als een … riek). Kennen wij dat ook?

‘As ge oeër goesting nie krijgt, moede nie stentig zijn, he … jo.nk!’ (Als je je zin niet krijgt, moet je niet koppig zijn, he … kind!) ‘Stentig’ is een synoniem van ‘wèèrs’ en de combinatie ‘stentigen ezel’ kennen wij om aan te duiden dat iemand dubbelop koppig is, zoals een steenezel, waarmee je aangeeft dat de ander niet alleen koppig is, maar ook dom! Waar ‘stentig’ precies vandaan komt, is niet duidelijk, maar het zou kunnen dat het woord “weerstaan / weerstand” erin doorschemert. En hoe harder je aan een ezel trekt, hoe harder hij de andere kant op, wil … niet? En dan hebben we het nog niet over hoe een paard kan ‘ezelen’ als het ‘de ko.nt tegen de krib’ gooit, maar dat is weer een ander verhaal! Oh ja, je mag die ezel en dat paard ook figuurlijk nemen … en dan komen we weer bij onze eerste voorbeeldzin aan … met ‘dèè wèèrse mins’!

Nog ‘wèèrs en stentig’:

https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/dwars
https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/wars
https://nl.wikipedia.org/wiki/Dwarsligger_(spoor)

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 40 van 1 oktober 2021.

Louis Dingenen

Wèkken en wecken

‘Vrigger, toen ze nog gieën diepvriezen haën, woorte freit, grienten en ooch vlieës ingemaakt in wèkpotte, widde dè nog?’ (Vroeger, toen ze nog geen diepvriezers hadden, werden fruit, groenten en ook vlees ingemaakt in weckpotten, weet je dat nog?)

Zowel in het AN als in het (o.m.) Peerder dialect kennen we de werkwoorden ‘inmake’ en ‘wèkke’(wecken) als synoniemen, al kennen we in ons dialect ook nog de variant ‘wèkse’ (wecksen). Ook ‘oplegge’ wordt gebruikt in deze context, maar kennen we die term ook in Peer?

Toen er nog geen diepvriezers en koelkasten waren, werd het vlees gepekeld bewaard en was het maar beperkte tijd houd- en eetbaar. Napoleon was in zijn tijd bv. ook ijverig op zoek naar een methode om voedsel voor zijn leger langere tijd te kunnen bewaren, want proviand was cruciaal voor zijn manschappen. Rond 1900 kwam de Duitser Johann Weck (1841-1914) met het procedé op de markt om levensmiddelen te conserveren en vanaf dan werd het mogelijk om fruit, groenten en ook vlees intact en lang te bewaren door het steriel te maken in glazen potten die geruime tijd in kokend water ondergedompeld werden: steriliseren heet dat of zoals wij in Peer zeggen: ‘sterelezere’.

In een krantenartikel van 10 februari 2023 lezen we het verhaal van iemand die op zolder “opgelegde groenten en fruit” vindt van zijn grootmoeder en die groenten en dat fruit zijn zeker 80 jaar eerder gesteriliseerd of “opgelegd”. Hij wil proeven van zijn vondst en een professor levensmiddelen zegt dat de man “niets te vrezen heeft, want als er een bacterie in de bokalen zou gezeten hebben, dan waren de tomaten al in de eerste maanden bedorven geweest! Dus doet het er niet toe of ze nu een jaar dan wel 80 jaar zijn bewaard!” En inderdaad, de tomaten waren weliswaar tot een soort pasta geworden, maar smaakten heerlijk, aldus nog het artikel.

Door de industrialisatie van de voedselproductie zijn het ‘inmake’ en ‘wecke’ in de loop van de 20ste eeuw in populariteit gedaald, maar blijkbaar is het ‘wecke’ in eigen huis vandaag weer erg “in” … Economische crisis? Duurzaamheidsbesef?

De glazen potten om in te wekken noemen we in ons dialect ‘wèkpèt’ en ‘wèkpotten’ en de term ‘wèkke / wecke’ komt van de naam Weck die op de  bokalen stond, zo herinnerde mijn buurman zich. Het steriliseren gebeurde in een grote ‘wèkketel’. Herinner je je ook nog de rode ‘litsen’, de dichtingsringen die tussen pot en deksel geperst werden met een klemhaak over het deksel heen? En heb je van die ‘litsen’ ook ooit een primitieve ‘flits’ (katapult) gemaakt?

Nog ‘wèkke’:

https://etymologiebank.nl/trefwoord/wecken
https://www.nieuwsblad.be/cnt/dmf20230209_96878309*
https://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/opleggen

Eerste publicatie in Blikveld nr. 15 van 14 april 2023.

Louis Dingenen

Wiggel

‘As ge wa aër wèèrd, dan moede aane wiggel blijve, aaners wèèrde stijf!’ (Als je wat ouder wordt, dan moet je aan de gang blijven, anders word je stijf!)

‘Aane wiggel blijve’ is o.m. in het Peerder dialect een wat oudere uitdrukking voor “in beweging blijven, aan de gang blijven, bezig blijven, in de weer blijven”. Het is volgens gezondheidsspecialisten dé uitgesproken remedie tegen de “rust die roest”.

‘Wiggel’ betekent volgens het Limburgs Etymologisch Woordenboek “beweging, gang” en ‘wiggele’ betekent “heen en weer bewegen”. Als je een paal uit de grond moet trekken, dan probeer je eerst of je er een beetje mee kan ‘wiggele’ en als dat lukt, dan kan je hem stilaan losser proberen te krijgen. ‘Wiggele’ is afgeleid van “bewegen, wiegen” en een werkwoord op -elen wijst (meestal) op iets dat herhaaldelijk gebeurt. In het Vlaams Woordenboek vind je als bijkomende (figuurlijke) betekenis van ‘iemand aan de wiggel haaën’ dat je “iemand aan het lijntje houdt, met loze beloften paait’. Ik neem aan dat wij dat in het Peerder niet kennen … of wel? In het Engels kennen we het werkwoord “to wiggle” in de betekenis van “in beweging brengen, wiebelen” zoals wanneer de dokter zegt: “Please, wiggle your toes!” (Beweeg je tenen heen en weer / wiebel met je tenen a.u.b.).

Verwar overigens ‘wiggele’ ook niet met ‘wichele’, want dan ben je (met zogenaamde paranormale krachten) via een “wichelroede” in je handen aan het zoeken naar de aanwezigheid van water of metalen in de grond … “Wichelroedelopen” heet dat ook!

‘Wiggele’ doet ons (heel waarschijnlijk toch) ook denken aan “waggelen”, een AN-woord dat “wankelen” betekent en dat Van Dale omschrijft als “slingerend lopen”. Een gans waggelt en iemand die veel last heeft van pijn aan de heupen of rug, waggelt ook soms. Het lijkt dan wel of hij te veel alcohol op heeft, want zo iemand waggelt ook wel eens, vandaar dat bij een alcoholcontrole de test met het lopen over een rechte lijn soms afgenomen wordt.

Een absolute aanrader om dit stukje ‘wiggelend’ af te sluiten is eens te klikken op https://www.youtube.com/watch?v=hiP14ED28CA . Daar vind je de officiële videoclip uit 2014 van de Amerikaanse zanger Jason Derülo’s “Wiggle” met o.m. Snoop Dogg. Waarschuw alweer eerst je huisgenoten … zet de volumeknop ver open en sta recht. Als de zanger vraagt: “You know what to do with that big fat butt?” dan heb je zelfs geen vertaling of onderschriften nodig, want dan weet je dat het antwoord is: wiggle! Wedden dat je wil ‘meewiggele’, want … een mens moet toch ‘aane wiggel blijven, hè’, dat is gezond! En zoals ze zeggen: ‘Zoe lang as ge aane wiggel ko.nd blijven, zijde ’ne goeie!’

Meer ‘gewiggel’:

http://etymologiebank.ivdnt.org/trefwoord/wiggel
http://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/wiggel
https://www.gezondheidenwetenschap.be/gezondheid-in-de-media/hoe-soepel-en-beweeglijk-blijven-bij-het-ouder-worden
https://www.youtube.com/watch?v=hiP14ED28CA
zeker niet klikken op deze link: https://www.youtube.com/watch?v=QEPekZlm4sw  … 😊!!

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 51 van 24 december 2021.

Louis Dingenen

Wijsvrouw, baker en min

‘Haalt de wijsvrouw mèr … ich dink dat ’t veer vandaag is! Ich krijg kramp in m’ne bauk!’ (Haal de vroedvrouw maar, ik denk dat het voor vandaag is! Ik krijg krampen in mijn buik).

De vrouw in de voorbeeldzin vermoedt dat ze vandaag zal bevallen en laat de vroedvrouw halen. Weinig Perenaren weten nog dat een vroedvrouw vroeger in het dialect een ‘wijsvrouw’ heette, met de klemtoon op ‘wijs’ en met allerlei varianten zoals ‘wiejsvrauw’ in de uitspraak, zelfs binnen Peer. ‘

‘Wijsvrouw’ is een leenvertaling van het Franse woord voor vroedvrouw, nl. “sage-femme” (wijze vrouw). Deze twee elementen vinden we ook in vroedvrouw terug, nl. vroed (Oudnederlands voor wijs) + vrouw. In het Duits spreekt men ook van “Weisfrau”. In ons omringende dialecten bestaan nog andere termen voor ‘wijsvrouw’ zoals ‘goei vrouw’, ‘goevrouw’ en ‘hevemoeder’.

Ook de term “baker” of  “bakel” situeren we in deze context, al was de taak van de baker uitgebreider dan die van de ‘wijsvrouw’. Een baker was een kraamverzorgster die de ‘wijsvrouw’ begeleidde en hielp, maar vooral de jonge moeder en haar gezin met het pasgeboren kind bijstond. Volgens Wikipedia was de baker overdag aanwezig en nam ze het pasgeboren kind ’s avonds soms mee naar haar huis. Soms woonde zij tijdelijk bij het gezin in.

De term “baker” is algemeen Nederlands en komt van het werkwoord ”(in)bakeren”, d.w.z. de pasgeboren baby met de armpjes tegen het lijfje strak inwikkelen, een gebruik dat blijkbaar weer ingang vindt. De “baker” zat voor de verzorging van de baby in een speciaal gevlochten “bakermand” die meestal dicht bij de kachel stond omdat de baby geen koude mocht lijden. Stond de baby echter te dicht bij het vuur, dan was het ook niet goed, want dan kon het zijn dat hij later “heetgebakerd” was en een opvliegend karakter had. Ook de term “bakermat” (plaats van herkomst) moet je in deze context situeren.

De zwangere vrouw beviel in het ‘kinnerbed’ (kinderbed/kraambed) en bleef na de bevalling een tiental dagen bekomen en uitrusten in het ‘kinnerbed’. Je hoorde wel eens dat de moeder ‘in het kinnerbed gebleve waas’ en dat betekende dat zij bij of kort na de bevalling gestorven was. De baby werd dan door een andere vrouw gezoogd, de ‘min(ne)’, ook bekend als ‘voedster’ of ‘zoogster’ (klemtoon op ‘zoog’). Het gebeurde ook, bv. in adellijke kringen, dat een ‘min’ ingeschakeld werd om de baby te zogen, tegen betaling, omdat de moeder het kind zelf liever niet de borst gaf.

Meer ‘wijsvrouw’:

https://nl.wikipedia.org/wiki/Min_(beroep)
http://www.e-wld.nl/static/dictionary/content/pdf/wld-3/2005_Limburgse%20Dialecten%20III%202,2%20(Familie%20en%20seksualiteit)%20(bd).pdf
http://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/wijsvrouw
http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/wijsvrouw

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 26 van 25 juni 2021.

Louis Dingenen

Witten en witte

‘Ge moet de stalmieëren op tijd witten’, zee m’ne bompa vrigger, ‘dan haade de ziktes aut de stal!’ (Je moet de stalmuren op tijd wit kalken,’ zei mijn grootvader vroeger, ‘dan houd je de ziektes uit de stal!)

Weet je (nog) dat de boeren vroeger de onderste helft van de stallen beschilderden met wit kalk? Hetzelfde deden ze soms ook met een aantal kamers van hun (meestal nog lemen) woonhuis. ‘Witten’ noemden ze dat, ook in het Peerder dialect, en het betekent in deze context gewoon “wit maken met witte kalk”. Waarom ze dat deden, de boeren? Om hun stallen en woning proper en mooi te maken, en zeker ook om ze te ontsmetten. De kalk op zich was al ontsmettend en het ongedierte had het dan veel moeilijker om zich tegen of in de muren te nestelen. Oh ja, het meervoud van ‘stal’ is ‘stel’ (umlaut ä), zoals ‘bal – bel’, kam – kem).

In dit verband is het interessant de bijbelse uitdrukking “witgekalkte graven” er even bij te nemen. Het gebeurt dat zogenaamd “slechte mensen” hun levenswandel “zogezegd” wijzigen en schijnbaar normaal of zelfs voorbeeldig “goed” gaan leven. Dan hoor je wel eens dat het “witgekalkte graven” zijn: van buiten mooi en goed, maar binnenin even slecht, corrupt, lelijk … als voordien.

Witten” kan ook betekenen dat je zwart of crimineel geld witwast … maar ik vermoed dat in het Peerder dialect het werkwoord witten niet in die context gebruikt wordt.

Een derde betekenis van “witten” vind je in de context van de Tweede Wereldoorlog waarin je de “witten” en de “zwarten” kende, afkortingen van de “Witte Brigade” en de “Zwarte Brigade”. De “Zwarte Brigade” was een groepering van mensen die sympathiseerden en collaboreerden met de Duitse bezetters en kortweg de “Zwarten” werden genoemd. De “Witte Brigade” was de verzamelnaam van een aantal verzetsleden en groepeerde dus de “Witten”. De “Witten” en de “Zwarten” stonden, zeker ook na de oorlog, lijnrecht tegenover elkaar en het is zeker de moeite om daarover een en ander op te zoeken.

Tenslotte kennen we ook in het Peerder dialect zeker de bijnaam voor een blonde jongen of blond meisje: “de witte”. Auteur Ernest Claes heeft er een populair boek over geschreven, “De Witte” (1920). Het werd verfilmd in 1934, de eerste Vlaamse geluidsfilm, overigens, en in 1980 maakte Robbe De Hert er een nieuwe versie van met als titel “De Witte van Sichem”.  In de BRT-televisieserie “Wij, Heren van Zichem” (1969-1971) speelde de Witte ook een belangrijke rol.

Echt gebeurd: een jonge vader uit Peer noemt zijn jongste spruit liefkozend ‘euze Witte’ omdat het kind blond en speels is. Hij merkt op dat hij wel moet opletten met wat hij zegt, want het ‘zeu wel es ko.nne dat ze straks allemeul Witte geun zegge!’ En zie, meer dan 30 jaar later … noemt iedereen het jongetje van toen ‘Witte’ … met veel sympathie, overigens!

Nog ‘witte’:

https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/WITTEN https://www.woorden.org/woord/witten
https://www.ensie.nl/anw/een-witgekalkt-graf
https://nl.wikipedia.org/wiki/Witte_Brigade
https://nl.wikipedia.org/wiki/De_Witte_(film)

Eerste publicatie in Blikveld nr. 44 van 4 november 2022.

Louis Dingenen

Zandmenneke

‘Ich hem het zandmenneke wieër nie gezien … en ich haa m’n oege nog espres zoe lang megelijk ope gehaan!’ (Ik heb het zandmannetje weer niet gezien … en toch had ik mijn ogen nog met opzet zo lang mogelijk open gehouden!)

We nemen aan dat de uitspraak hierboven meer dan eens uit menig kindermondje in Peer genoteerd werd wanneer het kind ’s morgens de slaap uit zijn ogen wreef en nog moe was … van het wakker liggen om het zandmannetje toch maar te zien te krijgen.

Het ‘zandmenneke’ is een dialectvariant, o.m. in Peer, van de sprookjesfiguur “Klaas Vaak”, de kabouter die ’s avonds een soort magisch “slaapzand” in de ogen van de kinderen komt strooien zodat ze goed kunnen slapen en mooie dromen zouden krijgen. “Vaak” is in menig dialect overigens synoniem van “slaap” in de zin van “de neiging tot slaap hebben, slaperig zijn”. In het Duits heet “Klaas Vaak” “Sandmännchen” en de echo daarvan hoor je natuurlijk in ons ‘zandmenneke’

Op de BRT liep in de jaren ’60 het kinderprogramma “Het zandmannetje” en in Duitsland loopt overigens al sinds 1959 een kinderprogramma met de naam “Unser Sandmännchen” dat al van in het begin in Oost- én West-Duitsland uitgezonden werd, dus lang voor het vallen van de Muur en de hereniging van beide landen. De verhalen van het “Sandmännchen” gaan terug op sprookjes van Hoffmann en ook van Andersen … die het zandmannetje in de oorspronkelijke sprookjes melk in de oogjes liet gieten!

Hoe noemen wij de “slaapkorreltjes” die wij ’s morgens in onze ogen vinden en er graag uitwrijven of uitplukken (of is het -pulken)? ‘Sleup’ of ‘sloap’ hoor je in het Peerder dialect zeker, maar volgens mij komen de woorden ‘pips’ (mv: ‘pipsen’) of ‘pups’ en ook wel ‘pi(e)tjes’ voor, maar ik ben er niet heel zeker van. Ken jij Peerder dialectwoorden voor die slaapkorreltjes? Laat maar komen …

In sommige dialecten hoor je het woord ‘prut’ om het slaapzand aan te duiden. “Heb je prut in je ogen?” hoor je wel eens en dan wil de spreker weten of je wel goed wakker bent en of je wel goed ziet! Bij ons hoor je in dat verband ‘hadde gèè zand in oeër oeëge of wa?’ (heb je zand in je ogen, of wat) en als het iets platter en straffer mag, dan zegt men ‘hadde gèè stront in oeër oeëge’ (heb je stront in je ogen?). De bijbedoeling is natuurlijk dat iets zo duidelijk en zichtbaar is dat je het wel gezien moet hebben, tenzij je … (kies maar) in je ogen hebt. Ook in die context is de uitdrukking ‘iemed in sleup doen’ erg bekend in de betekenis van “oplichten, bedriegen” en in het AN heet dat dan “iemand zand in de ogen strooien”!

Nog even wakker blijven, als het kan! Er is nog een verhaal met Peerder zand en een Peerder ‘zandmenneke’ of liever ‘zandman’, nl. dat van volksfiguur en venter Rikus Wans. Deze Perenaar trok heel Peer en omgeving rond met … zijn hondenkar en hij verkocht zand … wit zand (uit Lommel, waarschijnlijk), om de gestampte en stenen vloeren in de huizen mee schoon te maken. Je hoorde hem al van ver aankomen, zo vertelden mijn grootouders, want hij zong altijd en luid: ‘Zand, zand, zand van Rikus Wans …’ en ik ben vergeten hoe het verder ging. Dat wit zand werd ook gebruikt om vlot te kunnen dansen op een stenen vloer, een gebruik dat lang standgehouden heeft. Een hondenkar, waarbij de hond een kar voorttrok, werd al sinds mensenheugenis voor allerlei doeleinden gebruikt, zelfs in WO I. De hond werd ook wel “het trekpaard van de armen” genoemd, vooral omdat hij een goedkoop, gemakkelijk en toch sterk werkdier was, maar het bleef natuurlijk een “hondenbaan”! ‘It’s been a hard days night, and I’ve been working like a dog’, zongen The Beatles in 1964 en zou dat lied met de situatie van die trekhonden te maken hebben? Als je het weet, laat het ons ook weten, ok! Sinds de jaren ’60 mag je een hond overigens niet meer gebruiken om zo’n kar voort te trekken.

Het woord “hondenkar” heeft vandaag de dag trouwens ook een heel andere inhoud gekregen: een hondenkar dient nu om … je hond (en/of je kind) in te zetten als je gaat fietsen of wandelen … En zo zie je dat de wereld verandert en de taal zich aanpast!

Meer ‘zandmenneke’:

https://nl.wikipedia.org/wiki/Slaapzand
https://nl.wikipedia.org/wiki/Klaas_Vaak
https://de.wikipedia.org/wiki/Unser_Sandm%C3%A4nnchen
http://www.vlaamswoordenboek.be/definities/toon/568 http://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/slaap%2C+iemand+in+~+doen
http://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/prut
https://nl.wikipedia.org/wiki/Hondenkar
https://faro.be/sites/default/files/erfgoeddag/Hondenkarren_interview_met_BertWillemen.pdf

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 21 van 21 mei 2021.

Louis Dingenen