Petere en pèèt

‘Pèèt en Petere vertèlde hoe ze mekaner haan lieëre kènne oppe kermis … gewèllig!’ (Grootmoeder en grootvader vertelden hoe ze elkaar hadden leren kennis op de kermis … geweldig!)

Wanneer een kind in de Katholieke Kerk bij ons gedoopt wordt, krijgt het een ‘petere’ en een ‘pèèt’, de (o.m.) Peerder termen voor “(doop)peter” en “(doop)meter”. Vandaag de dag is de keuze van “peter” en “meter” heel vrij, maar vroeger was er een zekere rangorde die gerespecteerd werd. Zo werd bij de geboorte van de oudste kleinzoon dikwijls de grootvader (of ‘groeëte pa) langs vaders kant als ‘petere’ gevraagd en de grootmoeder (of ‘groeëte moen’) langs moeders kant als ‘pèèt’. Meer nog, dikwijls kreeg dat kind dan ook de voornaam van de ‘petere’ mee … en was het niet als eerste naam, dan toch als een van de traditioneel drie voornamen die door de pastoor overigens in het Latijn in de doopakte genoteerd werden.

Grootvader was dus voor dat kind zowel ‘petere’ als ‘opa’ of ‘bompa,’ en daardoor had de naam ‘petere’ eigenlijk een dubbele betekenis: “dooppeter” én “grootvader”. De jongere kleinkinderen, en niet alleen die van de oudste zoon, namen die gewoonte over om de “grootvader” ook ‘petere’ te noemen en de grootmoeder ‘pèèt’. Bij de volgende kleinkinderen werden de ooms en tantes ingeschakeld voor het peter- en meterschap en sprak men ook wel eens over “peetoom” en “peettante”, maar bij ons zijn die termen niet zo courant.

Wie de maffiafilm “The Godfather” kent, weet dat de Nederlandse titel van de film “De Peetvader” was, maar daarmee wordt eigenlijk niet de “(doop)peter” bedoeld, wel de “maffiabaas”, de persoon die het hoofd van de maffiafamilie is en de belangrijkste beslissingen neemt.

Het woord ‘pèèt’ is ook een beladen woord in ons dialect, want als iemand een ‘pèèt’ genoemd wordt, dan is dat niet echt een compliment. ‘Pèèt’ kan positief bedoeld zijn in een zin als ‘Amai, dè is een hel pèèt!’ (Amai, dat is een harde tante!) waarmee men bedoelt dat die ‘pèèt’ veel aan kan. Een negatieve bijklank zit in een zin als: ‘Die? Dè is een lèstige (en/of dikke) pèèt!’ (Die? Dat is een kwade (dikke) tante!). ‘Pèèt’ kan dus zowel de term voor “meter” zijn als een scheldwoord. De herkomst van het woord ‘petere’ en ‘pèèt’ vinden we overigens in het Latijn: pater (vader) en mater (meter).

In België is het de gewoonte dat het zevende kind van hetzelfde geslacht in één ononderbroken rij van kinderen in hetzelfde gezin ofwel de koning ofwel de koningin respectievelijk als peter of meter krijgt. Je kan het peterschap ook figuurlijk op je nemen: zo heeft de Stad Peer sinds 1986 het peterschap over de 10de Wing van de legerbasis in Kleine-Brogel.

Het werkwoord ‘petere’ bestaat ook in ons dialect en het betekent “peuteren”: ‘Zit zoe nie in oeër naas te petere, strak krijgde ‘n oeëre vinger ’t er nie mieë aut!’ (Zit zo niet in je neus te peuteren, straks krijg je je vinger er niet meer uit!). ‘En as ge bove zijt, brengde dan m’n slo.ffe mee?’ (En als je boven bent, breng je dan mijn pantoffels mee?) ’t Schijnt dat ze dat soms tegen een ‘naaspeterèèr’  (neuspeuteraar) zeggen … om te lachen!

Nog ‘petere en pèèt’:

https://nl.wikipedia.org/wiki/Peterschap
https://etymologiebank.nl/trefwoord/peter
https://www.mijnwoordenboek.nl/dialect/peers

Eerste publicatie in Blikveld nr. 12 van 24 maart 2023.

Louis Dingenen

Perzong en zjendèèrme

‘En as ge o.ch nie viegt, dan bel ich de zjendèèrme en dan vliegde ’t perzo.ng in!’ (En als je je niet (goed) gedraagt, dan bel ik de politie en dan vlieg je de gevangenis is!)

De term “gevangenis” kennen wij (o.m.) in het Peerder dialect als ‘perzo.ng’, maar ook als ‘prezo.ng’,prizo.ng’, zeker ook als ‘bak’, af en toe als ‘keshot’ en een zelden keer zelfs als ‘amigo’.  Misschien ken jij nog andere varianten … laat ze maar komen!

Heel wat Vlaamse dialecten gebruiken ‘perzong’ of ‘perzoeng’ voor “gevangenis”, zo blijkt. Deze termen zijn verbasteringen van “prison”, het Franse woord voor gevangenis, en dat komt dan weer uit het Latijn.

Natuurlijk kennen en gebruiken wij in Peer ook nog het Nederlandse woord ‘bak’: kijk maar naar de naam van het Jongerencentrum De Bak op de Markt in Peer. De naam ‘De Bak’ draagt een historische lading justitie met zich mee, want er zou een verband bestaan tussen de Bokkenrijders, een illustratie op de kiosk en de oude “gendarmerie” die nu “De Bak” is. Toerisme Peer weet daar zeker meer over! “Bak” werd in de 17de eeuw al gebruikt om een “ruimte” aan te duiden, bijvoorbeeld het “middenruim in een schouwburg” en een “deel van een schip”, zo lezen we bij Etymologiebank.nl.

De term “amigo” komt uit de tijd dat de Spanjaarden bij ons de baas waren (1556-1715). “Amigo” is Spaans voor “vriend” en is blijkbaar de verkeerde Spaanse vertaling van de Middelnederlandse termen “vreunt” en “vrint” die “gevangenis” betekenden. De Spanjaarden hebben de Nederlandse (Vlaamse) termen dus verkeerd geïnterpreteerd als “vriend”. De “amigo”, je “beste vriend”!

Oh ja, voor alle duidelijkheid en zeker voor de jonge(re) lezers: ‘zjendèèrme’ is de dialectterm voor “rijkswachters”, vandaag ‘polies’, ‘pelies’, ‘plies’ of ‘pliessie’ (politie).

De Rijkswacht was een nationale politiedienst die tot 1992 een onderdeel van het leger was en nadien onder Binnenlandse Zaken en Justitie kwam. De Rijkswacht is in 2001 opgeheven en opgegaan in de geïntegreerde politiedienst die we nu kennen. In het Frans heette onze Rijkswacht “Gendarmerie”, een verbastering van het Franse “gens d’arme” (gewapende lieden) en een ‘zjendèèrm’ was een lid van de ‘Zjendèèrmerei’. In Frankrijk en in sommige andere landen bestaat overigens nog altijd een (semi-)militaire Gendarmerie.

‘Ge moogt doen wagge wilt, as de zjendèèrme mè van ‘t gelèèg blijve!’ … het was een veel gebruikte zin van bekommerde ouders die hun tieners op het goede pad wilden houden. “Je mag doen wat je wil, als de politie maar van het erf wegblijft!”

Nog meer perzong en zjendèèrme’:

https://etymologiebank.nl/trefwoord/prison
https://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/perzoeng
https://nl.wikipedia.org/wiki/Rijkswacht
https://nl.wikipedia.org/wiki/Gendarmerie

Eerste publicatie in Blikveld nr. 35 van 1 september 2023.

Louis Dingenen

Permeteren en lammeteren

‘Zit toch zoe nie den hielen tijd te permeteren en te lammetere, strak dinke de minse nog da ge ’ne siggelèèr zijt! (Zit toch zo niet de hele tijd te klagen en te jammeren, straks denken de mensen nog dat je een sukkelaar bent!)

Permetere’ en ‘lammetere’ zijn twee (o.m.) Peerder dialectwoorden die ongeveer hetzelfde betekenen, maar tegelijk ook heel verschillende betekenissen hebben. Ze komen beide via het Frans uit het Latijn. In de lettergreep ‘-met-’ spreken we de /e/ dof uit!

In de voorbeeldzin betekent ‘permetere’ zoveel als “klagen”, vooral bij pijn. In de zin: ‘Ko.nne vèè eus dit jeur eigelek wel permeteren om op vekansie te geun?’ (Kunnen wij ons dit jaar eigenlijk wel veroorloven om met vakantie te gaan?) betekent ‘(zich) permetere’ “(zich) veroorloven”. Het zelfstandig naamwoord is ‘gepermeteer’ zoals in ‘Zwijg en stop met oeër gepermeteer … doet gewoeën door!’ (Zwijg en stop met je geklaag … en doe gewoon door!)

Als je wil vragen of iets “toegestaan” is, zeg je: ‘Is ’t gepermeteerd?’ En als je toestemming krijgt, krijg je ‘permissie’ om iets te doen. Wie ooit bij ’t leger geweest is, zal het woord (nog) wel heel goed kennen, zeker als de ‘permis’ om in het weekend naar huis te gaan, ingetrokken werd … als straf! En wie Adamo kent, zal “Vous permettez, monsieur?” ook nog wel kennen … een meezinger uit 1964 waarin de zanger een vader de toestemming vraagt om diens dochter mee uit te mogen nemen. Klik op de link naar You Tube hieronder en je ziet een heel jonge Adamo in zwart-wit …

Lammetere’ kennen we ook in de variant ‘lamentere’ zoals het werkwoord overigens in de Van Dale staat met de betekenis “jammeren, weeklagen”. Er staat een opmerkelijke toevoeging in de uitleg bij Van Dale: “jammeren … m.n. over onwerkelijk leed”. ‘Lammetere’ is dus eigenlijk (volgens de toehoorder tenminste) onterecht klagen en jammeren, zeuren over bv. tegenslag. Die gevoelswaarde heeft ‘lammetere’ in ons dialect ook, niet? Het zelfstandig naamwoord is: ‘gelammeteer’ … zoals in ’Is’r wieër deu met ze gelammeteer?’ (Is hij weer daar met zijn geklaag?)

‘Ve geun dus nie mieë zoeveel permeteren en lammetere … ‘ve geun eus van nau aaf aan mieër kontent doen, nie?’ (We gaan dus niet meer zoveel jammeren en klagen … we gaan vanaf nu meer tevreden zijn, niet?) ’t Is maar een suggestie …

Meer ‘permeteren en lammeteren’:

https://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/permeteren
https://www.youtube.com/watch?v=7jECVTHcP00
https://etymologiebank.nl/trefwoord/permitteren
https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/lamenteren
https://etymologiebank.nl/trefwoord/lamenteren

Eerste publicatie in Blikveld nr. 22 van 2 juni 2023.

Louis Dingenen

Pekske

‘Zèrg mè da ge nie met e pekske tauskoomt! En pas op met die kèrels, ze hemme hun geweer altijd bij, hè!’ (Zorg maar dat je niet met een pakje thuiskomt! En let op met die kerels, ze hebben hun geweer altijd bij zich!)

Een ‘pekske’ is het verkleinwoord van een ‘pak’, een “pak, bundel, iets dat verpakt is”, maar in de voorbeeldzin gaat het helemaal niet om de letterlijke betekenis van pakje. Voor alle (o.m.) Peerder meisjes die voor het eerst uit mochten gaan (en lang daarna ook nog) was de boodschap klaar en duidelijk: “Zorg maar dat je niet ongewenst zwanger geraakt!”

Een ‘pekske’ verwijst dus naar het “pakje” dat je als zwangere vrouw met je meedraagt. En dat ‘geweer’ dat die kerels bij zich hebben … daar hoeft ook geen tekening bij! En toch duurde het bij vele jonge meisjes heel lang voor ze echt snapten wat dat geweer dan wel was! OK, ik hoor je al denken: “Wat bedoel je met heel lang?” De interpretatie daarvan is aan de lezer zelf!

Een trouwe lezer vertelde overigens een anekdote over een Linnenaar, geboren in de 19de eeuw, die ooit trots verkondigde dat er een kind in de familie bijgekomen was … ‘en ’t is er iene met e geweerke!’ Een jongetje, dus! ‘Echt gebeerd!’

Eerste publicatie in Blikveld nr. 13 van 31 maart 2023.

Louis Dingenen

Opdoen

‘Allemeul goed en wel da gèè o.ch wilt opdoen, mè doet ieërst oeër klak mèr es op, aners doede nog ‘ne klets op!’ (Allemaal goed en wel dat je kandidaat wil zijn voor de verkiezingen, maar zet eerst je pet op, anders word je nog verkouden!)

In de Van Dale online vinden we drie betekenissen van het werkwoord “opdoen”, maar in ons Peerder dialect kennen we er enkele meer. Van Dale heeft het bv. over opdoen in de zin van “zich verschaffen” zoals in “kennis opdoen” en over “vernemen” zoals in “nieuws opdoen”. Ken jij ‘opdoen’ in die betekenis in ons dialect?

De derde betekenis uit Van Dale kennen we zeker, nl. “krijgen”, zoals in “een ziekte opdoen”, ‘een zikde opdoen’ zoals wij zeggen en in de voorbeeldzin is dat een ‘klets’, een verkoudheid, ook gekend als ‘valling’ of ‘verkaadheid’.  Daarom moet de persoon in de voorbeeldzin zijn ‘klak opdoen’, zijn pet opzetten en straks mag hij ze ‘wieër aafdoen’. Het werkwoord ‘doen’ wordt hier (weer) als een soort passe-partout gebruikt, een woord dat je in plaats van andere woorden kan inzetten. Als je variatie in je taalgebruik wil, kan je meer aangepaste woorden gebruiken, zoals je pet afnemen, afzetten …

Wa drinkde nog? Ich geun er nog ienen opdoen!’ (Wat drink je nog? Ik ga er nog eentje trakteren!) ‘Ah, goed, want ich hem giene frang mie, ich hem a.l opgedeun!’ (Ah, goed, want ik heb geen frank meer, ik heb alles uitgegeven!) ‘Opdoen’ heeft hier de betekenis van “geld uitgeven, spenderen, opmaken, verkwisten …”

Als je vandaag in het Peerder vraagt waar ‘iemed ze lief opgedeun hèèt’ dan klinkt dat nogal neerbuigend en oneerbiedig, niet? Het lijkt een beetje op … ‘een zikde opdoen’… Vroeger had ‘opdoen’ die negatieve bijbetekenis niet of toch veel minder. Taal evolueert.

‘Widde gèè al dè Ties van Lei van Door vanne Rooie zich opdieët?’ De naamgeving van Ties even terzijde gelaten, vraag je “Weet jij al dat Ties zich (bij de verkiezingen) kandidaat stelt?”  We zeggen in Peer ‘dè iemed zich opdieët’ of ‘dè iemet opkimt’: hij stelt zich kandidaat of  hij is kandidaat.. Dat ‘opkome’ verwijst waarschijnlijk naar de 5de betekenis van “opkomen” in Van Dale: ten tonele komen! ‘Ve zijn benauwd wie ‘r volgend jeur allemeul opkimt bij de verkiezinge!’ (We zijn benieuwd naar wie volgend jaar allemaal opkomt bij de verkiezingen!)

De verleiding is groot om ‘opdoen’ in zinnetjes als ‘choco op oeëre boterham doen’ (smeren) en ‘ene plekker op die wo.n doen’ (kleven, plakken) ook in dit stukje op te nemen, maar eigenlijk mag dat niet. Het gaat hier niet om ‘opdoen’, maar om ‘doen op’ … herinner je het passe-partoutwoord ‘doen’ van hierboven! Niet doen, dus!

Nog ‘opdoen’

https://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/opdoen
https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/opdoen#.Yxo_f3bP2Uk
https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/opkomen#.Y4cSSnaZOUk

Eerste publicatie in Blikveld nr. 49 van 8 december 2023.

Louis Dingenen

Ogen – Ogen in de zak

‘Ich ha ‘m nog mèr pas lieëre kènne en eus ma zee al: sleut dèè jo.ng mèr gaai, want dèè hèèt z’n oeëge nie in z’n male zitte!’ (Ik had hem nog maar pas leren kennen en ons ma zei al: draag maar zorg voor die jongen, want hij heeft zijn ogen niet in zijn zakken!)

Wie zijn ogen in zijn zakken heeft zitten, ziet natuurlijk niets en dus ook niet de meest voor de hand liggende dingen. Wie echter veel of alles ziet of gezien heeft, is opmerkzaam en bij uitbreiding ook snugger en slim ‘zegge de minse toch’ (zegt men toch). We zeggen dan (o.m.) in het Peerder dialect ‘dat ‘r z’n oeëge nie in zijn maal/male hèèt zitte’.

Maal’ is dialect voor zak, broekzak, jaszak … en ‘gaaisleun’ (gadeslaan) uit de voorbeeldzin betekent zoveel als “zorg dragen voor, verzorgen …”

En zo zorgt ma er mee voor dat ze straks een voorbeeldige schoonzoon krijgt!

Meer ‘ogen’:

https://www.ensie.nl/spreekwoord/zijn-ogen-in-zijn-zak-of-gat-hebben

Eerste publicatie in Blikveld nr. 43 van 27 oktober 2023.

Louis Dingenen

Mèènes en temèènes

‘Hèè was temèènes keud toen er hieërde dat er nie mee mog meespele!’ (Hij was erg boos toen hij hoorde dat hij niet mocht meespelen!)

Temèènes’ of ‘temeines’ betekent “gemeend, ernstig” en is synoniem met “niet om te lachen”. In ‘temèènes’ herkennen we het dialectwoord ‘mèènes’, in het AN “menens” en ook dat betekent “in ernst, gemeend” zoals we dat gebruiken in ‘Nau is het mèènes met ‘em, past mèr op!’ of ‘Nau is ’t em mèènes!’ (Nu meent hij het ernstig)  ‘Mèènes’ en ‘temèènes’ drukken allebei een gradatie uit. 

https://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/temenis
https://etymologiebank.nl/trefwoord/menens

Eerste publicatie in Blikveld nr. 11 van 17 maart 2023.

Louis Dingenen

Lommelen en klommelen

‘Wa hèèt er mich nau wieër autgehaald … enen hoeëp aa lo.mmele … weg ‘t ermee, want aners giet‘r t’r toch allieën mèr mee klo.mmele!’ (Wat heeft hij nu weer bovengehaald … een hoop oude prullen … weg ermee, want anders gaat hij er toch alleen maar mee prutsen!)

Een ‘lo.mmel’ is in het Peerder dialect een “vod, een prul, rommel, iets dat eigenlijk niets waard is”. Dikwijls wordt het meervoud ‘lo.mmele’ gebruikt, zoals in de voorbeeldzin, en soms wordt het begrip versterkt door een specifieke toevoeging als ‘aa, kepotte, vaul, dieër …’ (oude, kapotte, vuile, dure …). ‘Lo.mmele’ zorgen dikwijls voor een chaotisch boeltje zoals je wel eens aantreft op zolder, in menig tuintje, tuinhuisje of … bij verwoede en dwangmatige verzamelaars die het overzicht kwijt zijn en in het Engels “hoarders” genoemd worden.

Lo.mmel’ gebruiken we ook wel eens om de kleren die iemand draagt te omschrijven: ‘Waffer lo.mmel/lo.mmele hadde nau wieër aan? Doet o.ch toch es iets fetsoenleks aan!’ (Hoe (onverzorgd) loop je er nu weer bij? Trek toch eens iets fatsoenlijks aan!). In Emmaberg, een deelgemeente van de Nederlandse gemeente Valkenburg, lag vroeger de ‘Lommelenberg’, de plaats waar de galg stond en waar de kleren van de gehangenen onder de armen werden uitgedeeld. De ‘Lommelenberg’ komt overigens voor in het heel interessante boek van Ton van Reen over de “De bende van de Bokkenrijders’, een aanrader voor wie zich even in de wereld van de 18de eeuw in onze streken wil inleven.

In de context van “prullen en rommel” situeren we ook de schijnbare tegenspraak ‘dieëre lo.mmel of dieër lo.mmele’ om aan te geven dat iets veel geld gekost heeft, maar toch niet goed functioneert of niets waard is! De ergernis spat er vanaf.

De ‘lo.mmel’ van hierboven heeft overigens niets met de naam van onze naburige gemeente Lommel te maken. De naam Lommel komt van Loemelo: “loem” betekent vochtig, moerassig en “lo” woud of bos. Het gaat dus om een bos bij een moerassig gebied gelegen.

Klo.mmele’ is een werkwoord en betekent in het Peerder iets als “prutsen, aanrommelen, amateuristisch werken” en dan lijkt het erg op ‘klossen’. Er kleeft een negatieve bijbetekenis aan ‘klo.mmele’ en als ze van je zeggen dat je een ‘klo.mmelèèr’ bent, dan is dat niet echt een compliment …  Soms werkt het wel … wat je daar ‘inieën of aanieën geklommeld hat’ … (in of aan elkaar geprutst hebt) … en soms werkt het niet, dan is het echt ‘geklo.mmel’ of ‘klo.mmeles’ (met een doffe /e/ op het einde in -les).

Helemaal hopeloos wordt het natuurlijk wanneer je met ‘kepotte lo.mmele aan ’t klo.mmele zijt, want deu ko.nde nèks goeds mieë van make!’ (kapotte prullen aan het rommelen bent, want daar kun je niets goeds meer van maken!)

Nog ‘(k)lo.mmelen’:

https://etymologiebank.nl/trefwoord/lommel
https://nl.wikipedia.org/wiki/Emmaberg
https://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/klommelen
https://www.encyclo.nl/begrip/klommelen

Eerste publicatie in Blikveld nr. 37 van 15 september 2023.

Louis Dingenen

Lits

Stèkt die doeës mèr o.nnere lits van oeëre vielo, aners valde meschien!’ (Steek die doos maar onder de snelbinder van je fiets, anders val je misschien!)

Een ‘lits’ kan (o.m.) in het Peerder dialect verscheidene betekenissen hebben. Letterlijk kan een ‘lits’ een “snelbinder” zijn, een elastieken band (of meer banden) om iets bv. op het zitje van een fiets vast te maken. Meestal heeft zo’n ‘lits’ aan de uiteinden een metalen oog of haak waarmee je die’ lits’ ter hoogte van de achterste wielas kan vastmaken. Zo’n ‘lits’ noemen we in het dialect ook wel een ‘rèkker’ omdat je de elastieken band kan uitrekken om zo het vastgemaakte item goed tegen het fietszitje aan te drukken.

Een ‘lits’ kan ook een lus of lusje zijn dat zich aan de binnenkant van bv. een jas bevindt, ter hoogte van de kraag, en waarmee je je jas aan een kapstok kan ophangen. Meestal gebruiken we dan ‘litske’ in ons dialect: ‘Hangt oeëre jas es tegoei op … dè litske zit deu nie veer nèks in, hè!’ (Hang je jas eens goed op … dat lusje zit daar niet zomaar in, hè!) In het AN noemen we zo’n ‘litske’ een “(ophang)lusje”.

Een ‘litske’ kan ook gebruikt worden als synoniem van een “elastsiekje”, dat handige rubberen ringetje dat wij in het dialect ook kennen als ‘elastiekske’, ‘lestiekse’ of ‘rèkkerke’. Er zijn allerlei soorten ‘litskes’ en ook in alle kleuren en maten. Recent zijn de elastieken “weerstandsbanden” in het fitnessgebeuren erg in trek geraakt … gigantische ‘litskes’ of ‘lestiekskes’ om bv. rond de bovenbenen te sluiten.

Een ‘lits’ kan in het Peerder dialect ook een ‘flits’ zijn, een “katapult”. Zo’n katapult of ‘flits’ heeft een Y-vormige houdgreep, de gaffel of vork, en daaraan zijn twee elastieken banden verbonden, twee ‘litsen’, in het midden met een (meestal) lederen lapje verbonden om de weg te schieten voorwerpen in vast te houden bij het opspannen van de ‘(f)lits’. Een synoniem in ons dialect is ‘katteprul’ of ‘kattepril’!

Een nylon kous kan in het dialect ook een ‘lits’ of ‘rits’ hebben, een “ladder” die tot stand komt wanneer de kous achter een (al dan niet scherp) voorwerp blijft hangen en uit vorm geraakt.

‘As ge nau nie stopt, scho.p ich o.ch o.nner oeër lits, mènneke!’ In deze dreigende zin wordt met ‘lits’ zeker niet verwezen nar een snelbinder, maar wel naar een ‘rèkker’, maar dan in een heel andere betekenis dan hierboven. ‘Lits’ en ‘rèkker’ zijn dialectische verwijzingen naar het mannelijke geslachtsdeel, maar zeker niet algemeen verspreid en gekend. ‘Stop met dèèn ho.nd te pleuge, sevves hèèt er o.ch met oeër lits!’ (Stop met die hond te plagen, dadelijk heeft hij je te pakken!)

Lits’ kan in het Peerder ook een scheldwoord zijn om iemand aan te duiden. Het is niet altijd duidelijk hoe je zo’n ‘lits’ dan omschrijft, maar kenmerken zijn zeker dat zo’n ‘lits’ volgens de spreker nogal onnozel, flauw, onbeduidend is en er eigenlijk ook maar slap en slungelachtig uitziet. Misschien is er wel een verband met de ‘lits’ van de vorige alinea, wie weet.

Meer lits’?

https://etymologiebank.nl/trefwoord/lus
https://nl.wikipedia.org/wiki/Snelbinder_(fiets)
https://nl.wikipedia.org/wiki/Elastiekje

Eerste publicatie in Blikveld nr. 25 van 23 juni 2023.

Louis Dingenen

Licht – Een groot licht

E groeët licht zijde noeëts geweest, dè wid ich, mè nau steude mich toch echt inne licht, lamptèèn!’ (Een groot licht ben je nooit geweest, maar nu sta je mij toch echt in het licht, lantaarn!)

Wanneer iemand in (o.m.) het Peerder dialect tegen je zegt dat ‘ge gieë groeët licht zijt’, dan is dat geen compliment, want het betekent dat je niet echt snugger bent. Als je dan als ‘lamptèèn’ (lantaarn) iemand in de licht staat, dan ben je zeker niet goed bezig! ‘Lich(t)elijk’ (allicht) ken je nog een aantal andere zegswijzen met het woord “licht” in.

Licht kan verwijzen naar het “zon- of kunstlicht”. In de lente, als de dagen lengen, zeggen de mensen: ‘’t Is al vrigger licht!’ en ‘’t Blijft al langer licht!’ (Het is al vroeger licht/het blijft al langer licht) en in de herfst hoor je het tegenovergestelde. Als het in huis donker is, moet je het ‘licht aandoen’ of met een ‘pitslicht’, ‘pillicht’ of ‘pitslamp’ (zaklamp) ‘bijlichte’ als je iets wil zien. Vroeger gebruikte men een ‘lamptèèn’ (lantaarn), een olielamp of een “kandelaar of kaarsendrager” om licht te maken in huis. Het haardvuur gaf natuurlijk ook licht en buiten gebruikte men soms een toorts. In sommige huizen had je boven de voordeur een ‘everlicht’ waardoor overdag extra licht binnen kon komen. En herinner je je de lange stok met haakje nog om naar het slotje van dat “bovenlicht” te mikken als je het wou openen?

Vandaag steken mensen “theelichtjes” aan als ze het binnen gezellig willen maken. Of we daar een dialectwoord voor hebben … geen idee! Het verkleinwoord is ‘lichtje’ en de “lichtjes van de Schelde” van Bobbejaan Schoepen zijn wereldberoemd in Vlaanderen, niet? En dan hebben we het nog niet over de ‘lichtjes’ die je in de ogen van je geliefde ziet … of is er dit ‘lichtekes ever’ (lichtjes erover)?

Sommige mensen wil je niet tegenkomen ‘tissen licht en do.nker’ en dan bedoel je daarmee dat ze te mijden zijn, zeker in het duister! Soms zijn die lui bezig met zaken die ‘het daaglicht nie ko.nne verdrage’ of ‘gieë licht moge zien’ en dan weten we dat ze met “duistere” zaakjes bezig zijn. Soms moet je zaken ‘bij lichten daag’ kunnen bekijken, overdag dus, om ze heel goed te kunnen beoordelen.

Licht kan ook betekenen dat iets “niet zwaar” is: ‘Dè is licht wèrrek, mè ge moet er ooch niet té licht everhenne geun, hè!’ (Dit is licht werk, maar je moet er ook niet te oppervlakkig overheen gaan!). Als iemand iets ‘(te) licht oppikt’ dan neemt hij het te “licht(zinnig)” op en ‘asser te licht autvilt’, dan voldoet hij niet.

Licht kan ook wijzen op iets dat “niet hard, niet erg” gebeurt: ‘ ’t règent lichtekes’ en dan bedoelen we niet dat er lichtjes uit de lucht vallen, maar dat het “een beetje” regent. Let ook op het betekenisverschil tussen ‘Hè is mèr licht geraakt’ en ‘Hè is lichtgeraakt!’ In de eerste zin is de persoon letterlijk geraakt, in de tweede zin figuurlijk en voelt hij zich snel aangevallen. Als iemand ‘wa licht inne kop’ is, dan heeft hij misschien wel een kater of is hij grieperig. Misschien heeft hij te veel ‘licht bier’ (blond bier) gedronken?

Heel speciaal is het “dwaallicht”, een blauwachtig vlammetje dat boven moerassen kan verschijnen door langzame ontbranding van moerasgassen. Het is een natuurverschijnsel en dwaallichtjes werden in volksverhalen soms geïnterpreteerd als dolende zieltjes van dode, niet gedoopte kinderen die in de nabijheid van hun laatste rustplaats bleven zwerven en mensen in het water lokten. De laatste roman van de Antwerpse schrijver Willem Elsschot (1882-1960) heette “Het dwaallicht”. Kennen wij het verschijnsel van de dwaallichtjes in Peer?

https://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/licht
https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/allicht
https://www.youtube.com/watch?v=CLJbtadvuKM
https://nl.wikipedia.org/wiki/Dwaallicht
https://nl.wikipedia.org/wiki/Het_dwaallicht
https://kro-ncrv.nl/katholiek/encyclopedie/v/voorgeborchte-der-kinderen
https://bekegem.be/gebouwen-2/kerk/grafzerken/de-kinderpot/

Eerste publicatie in Blikveld nr. 6 van 10 februari 2023.

Louis Dingenen