Pront

‘Jeu, het waas enen hiele pro.nte mins, mij groeëtvader!’ (Ja, het was een heel trotse man, mijn grootvader!)

De zin hierboven is niet alleen een voorbeeldzin, het is ook een pertinente waarheid over mijn grootvader. ‘Pro.nt’ betekent in het Peerder dialect “trots op zichzelf, fier, zelfbewust”. Het woord komt van het Middelnederlandse woord “prompt” dat “vlot, snel, stip, precies” betekende en ook “vlug, vaardig en deugdelijk” en het zou via het Frans terug te voeren zijn tot het Latijnse woord “promptus”, dat “gereed, vlug, zichtbaar” betekent, zo leert ons Debrabandere in het Etymologisch Woordenboek van het Nederlands. Uit “prompt” ontstond dan het bij ons gebruikte ‘pront’ in de betekenissen “netjes, goed, wakker, monter en ook trots”. In het AN betekent het volgens Van Dale “fris en stevig” en het Vlaams Woordenboek omschrijft ‘pront’ als “goed gebouwd, knap van figuur”.

In het Peerder dialect kennen wij ‘pro.nt’ zeker ook in de betekenis van “goed gebouwd en knap van figuur” en niet zelden gaat het dan over vrouwen en meisjes. ‘Pro.nt’ betekent dus ook “trots, fier” en zo herinner ik mij ook mijn grootvader, bouwjaar 1880! Tijdens WO II moest hij zich met vele andere (wat oudere) boeren geregeld in Peer op de markt gaan “presenteren” aan de bezetter en dat gebeurde toen nog in het Frans, zo meen ik mij te herinneren. Hij was telkens trots als hij mij, jonge snaak, … in zijn beste Frans … kon vertellen dat hij “un paysan flamand” was en dat hij “numéro quarante-deux” moest zeggen als hij zich in Peer moest melden bij de Duitsers! Met rechte rug, het hoofd omhoog en de borst vooruit, zo stapte hij, ook op hoge leeftijd nog …, zo was hij en geen bezetter zou dat veranderen. Hoewel hij “maar” een Kempens boertje was, toch was hij ‘pro.nt’ en dat wou hij tonen, zonder in poeha te vervallen. Geen hoogmoed, geen blasé toestanden, maar eenvoudig en echt! (Boeren)wijsheid had hij voldoende in pacht en zo herinner ik mij dat hij mij al heel jong het belang van talenkennis bijbracht: ‘Ge zijt zoeveel kiere mins as da ge tale sprèkt, jingske!’ heeft hij dikwijls ingeprent … “Je bent zo dikwijls mens als je talen spreekt, jongen!”

In het Vlaams Woordenboek vind je ook een confronterende uitdrukking met ‘pront’, nl: ‘van boven pro.nt, van onder stront’. Ze wordt gebruikt om aan te geven dat iemand er langs buiten mooi uitziet, maar onder de kleren vuil is. Dat kun je letterlijk interpreteren, maar ook figuurlijk en dan lees je dat iemand er langs buiten evenwichtig, goed en normaal uitziet, maar dat hij aan de binnenkant bedorven en verdorven is! Het kan ook op situaties en bv. beroepen toegepast worden: ze zien er langs buiten mooi en aantrekkelijk uit, maar als je de zaken van binnenuit bekijkt, dan zie je dat ze niet aantrekkelijk en niet mooi zijn.

Nog ‘pront’:

http://etymologiebank.ivdnt.org/trefwoord/prompt
https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/pront http://www.vlaamswoordenboek.be/definities/geschiedenis/4051  

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 34 van 20 augustus 2021.

Louis Dingenen

Poller en zoller

‘Komaan jing, ’t is laat genoeg! Oeëre poller in!’ (Komaan, kinderen, het is laat genoeg! Je bed in!)

‘Poller’ of ‘polder’ is (o.m.) Peerder dialect voor “polder” in de betekenis van stokken waarop de kippen zich installeren om te slapen. Elke klassieke ‘hinnekooi’ (of ‘-kuuj’) en elk ‘hinnestelleke’ (kippenhok) heeft één of meer houten zitstokken van ongeveer 5 cm diameter die boven de grond van wand tot wand in het hok gemonteerd zijn. Als het donker wordt, “gaan de kippen op stok” en zetten ze zich netjes naast elkaar op die stokken … om te slapen. In ons dialect heet zo’n stok of raamwerk van stokken dus ‘poller’ of ‘hinnepoller’. ‘Oeëre poller in’ zou dus eigenlijk ‘oeëre poller op’ moeten zijn, maar de kans is groot dat hier sprake is van een mix tussen ‘oer bed in’ en ‘oere poller op’. (Heel) vroeger sliepen de kippen in een afgezonderd gedeelte van de zolderruimte in de stal … en het is dan niet verwonderlijk dat het woord ‘poller’ ook gebruikt wordt voor “hooizolder boven de stal of de dorsvloer” en bij uitbreiding ook voor ‘slaapplaats voor de knechten’ op de boerderij.

Kippen gaan slapen als het duister wordt en in de zomer is dat natuurlijk later dan in de winter. De uitdrukking ‘met de hinne geun sleupe’ (met de kippen gaan slapen) betekent dat je heel vroeg gaat slapen en in het AN zeg je dan “met de kippen op stok gaat”. Wist je overigens dat kippen “roesten”, maar wees niet ongerust, want “roesten” is een ander woord voor “het op stok zitten” en “samen slapen en rusten van vogels’. Klinkt hier het Engelse woord voor “haan” door, nl. “rooster” (spreek uit: roester)? En het Engelse “roost” (roest) betekent “kippenstok en kippenslaapplaats” …

Het woord ‘polder’ of ‘poller’ zou in de bovenstaande betekenis overigens afkomstig zijn van het Franse woord “poutre” of “poultre”, wat “balk” betekent en dat vinden we terug in onze ‘petrel’ of ‘poutrel’, de zware ijzeren steunbalk met I-profiel die in de bouw erg populair is.

Volgens dialectoloog Debrabandere betekent ‘poller’ bij uitbreiding ook het “achterste van de broek” en “achterwerk” … ‘Ge krijgt een scho.p onner oeëre poller as ge nie oppast, gèè, degeniet!’ Herken je de ‘poller’ in deze zin als “achterwerk” of “broek”? In het Peerder dialect is ‘een schop o.nner oeëre poller’ synoniem met ‘een schop onner oere zoller’ in de betekenis van (hooi)zolder hierboven. ‘Zoller’ is overigens afgeleid van “zolder” zoals ‘poller’ van “polder” doordat de /d/-klank gelijkgemaakt is met de voorafgaande /l/. We noemen dit progressieve assimilatie omdat de /l/ de /d/ tot een /l/ omvormt … een taalfenomeen dat veel voorkomt, denk aan “maalder” dat uiteindelijk ‘moller’ wordt in ons dialect! Twee gelijke medeklinkers uitspreken “bekt” makkelijker!

Tot slot nog een uitdrukking die zich in de context van ‘poller’ opdringt: ‘Ge moet de stront mét den hinnepoller pakken, hè!’ wat wil zeggen dat je bv. van je partner “het goede én het slechte” moet willen aanvaarden! ‘En aaners … een schop onner oeëre zoller, hè!’

Meer ‘poller en zoller’:

http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/polder2
https://www.encyclo.nl/begrip/roesten

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 18 van 30 april 2021.

Louis Dingenen

Plimpen

‘Hadde’t gezien? Ze hèèt een ieëgske op mich geplimpt … joepie!’ (Heb je het gezien? Ze heeft naar mij geknipoogd …joepie!)

‘Plimpe’ staat (o.m.) in het Peerder dialect voor “met de oogleden knipperen, knipogen”, en ook voor “met de autolichten knipperen”. Het is daarom ook belangrijk dat in de voorbeeldzin ‘een ieëgske’ (een oogje / met Peerder varianten: ‘een uigske’, ‘ugske’ en ‘uugske’) in de zin staat. Daarmee is het duidelijk dat het niet met de “autolampen” was dat ze ‘plimpte’, want dat kan ook. Als je knippert met je autolampen of bv. met een zaklamp, dan ‘plimp’ je ook: je geeft, ook overdag, lichtsignalen. Door je autolichten kort na elkaar uit en aan te zetten of zwak of sterk te laten schijnen zeg je bv. “hé, ik ken je” of “let op, de politie is aan het controleren” …en in dat geval ‘flikker’ je met lichten! ‘Plimpe’ met de ogen gebeurt eigenlijk op dezelfde manier, want iedereen knippert heel dikwijls met de ogen, zonder het te beseffen. Als je zenuwachtig bent, ‘plimp’ je blijkbaar frequenter en als je dwangmatig en ongecontroleerd of oncontroleerbaar snel knippert met je ogen, dan heb je een zogenaamde ‘tic’.

Als je bewust ‘plimpt’ met je ogen, dan gebruik je “lichaamstaal of non-verbale taal”. In plaats van met woorden te “zeggen” dat je iemand wel ziet zitten, kun je je lichaam of een lichaamsdeel gebruiken, in dit geval dus het oog, het ooglid en zeker nog een aantal andere spieren in die buurt, en natuurlijk ook je wenkbrauw. Iedereen kent de uitdrukking “een oogje op iemand hebben”: met een ‘plimp’ of  “knipoog” kan je dat “gevoel” uiten, ondersteunen en beklemtonen. Anderzijds kan zo’n ‘plimp’ ook perfect tegenspreken wat je zegt of toch als spottend of ironisch laten overkomen: als je beweert dat je bv. nog nooit gelogen hebt en als je tegelijk een dikke knipoog geeft … dan weet de ontvanger perfect dat je … aan het grappen bent. Een ‘plimp’ is een sterk communicatiemiddel. Wat blijkt: non-verbaal spreken we meer de waarheid of liegen we harder dan met onze gesproken taal en denk hierbij aan het gebruik van de zogenaamde leugendetectors! Heel boeiend … en als je bv. meer wil weten over oogcontact en flirten, klik dan zeker hieronder op de link met (*)!

Een ‘plimper’ is in het Peerder dialect ook synoniem van “(oog)wimper”. Het Etymologisch Dialectwoordenboek beweert dat ‘plimp’ bij ons een variant is van ‘plump’, maar kennen wij ‘plump’ bij ons? ‘Plimper’ zou een (taalkundig verkeerde) samentrekking zijn van ‘plimp’ en ‘wimper’ zoals “optelefoneren” een contaminatie (verkeerde samentrekking) is van “opbellen” en “telefoneren”. In het Nederlandse Noord-Brabant kennen ze ook ‘plimpe’ en ‘plimper’, maar elders in het Nederlandse taalgebied kent en gebruikt men deze woorden blijkbaar niet. Ook een ‘plimper’ is overigens een onderdeel van de lichaamstaal … “In een oogopslag” kan iemand immers veel over zichzelf vertellen en mascara en kunstwimpers spelen in die “wimpercommunicatie” een belangrijke rol.

Nog ‘plimpen’:

http://etymologiebank.ivdnt.org/trefwoord/plimpen
https://www.dialectloket.be/beeld/taalkaarten/wimpers
(*) https://mens-en-samenleving.infonu.nl/communicatie/141352-flirten-door-middel-van-oogcontact.html
https://nl.wikipedia.org/wiki/Wimper

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 52 van 31 december 2021.

Louis Dingenen

Perdel en parket

‘Hèè liet alles in perdel en liep zoe hel as ‘r kos weg … wa ’nen held!’ (Hij liet alles in de steek en liep zo hard als hij kon weg … wat een held!)

‘In perdel’ laten, betekent o.m. in het Peerder dialect dat je iets of iemand (meestal op een kritiek ogenblik) “in de steek” laat en dat je alles achterlaat zoals het er ligt. Het kan ook betekenen dat je “een afspraak niet nakomt,” zo zegt het Vlaams Woordenboek, maar ik betwijfel of we dat in Peer ook in die betekenis gebruiken. Volgens sommige bronnen zou ‘perdel’ (met een doffe /e/ vooraan) afkomstig zijn van het Franse woord “bordel” (bordeel), maar dat lijkt niet aannemelijk. In het Hageland zegt men wel ‘iemand in bordèl late’, maar de betekenis is dezelfde als die van ‘perdel’, alleen de beginmedeklinker verschilt. De /b/ en de /p/ verschillen overigens maar heel weinig van elkaar in uitspraak en beide klanken worden in sommige dialecten soms met elkaar verwisseld of voor elkaar gebruikt … denk bv. aan de varianten ‘betieën’ en ‘petieën’ van het woord “bijeen” in het Zonhovens.

‘Perdel’ zou volgens andere bronnen afkomstig zijn van het Franse woord “bataille” (strijd), en van de uitdrukking “laisser (quelqu’un) en bataille” wat betekent dat je “iemand in volle gevecht in de steek laat”. Die “steek” zou dan verwijzen naar het gevecht. In het Limburgs Etymologisch Woordenboek gaat Debrabandere akkoord met die herkomst, al vertrekt hij vanuit “en bataille” wat “in wanorde, schots en scheef” betekent en de betekenis “in de steek laten” kan afgeleid worden uit “verward, in wanorde achterlaten”, stelt hij.

Je kunt ook ‘in perdel vallen’ en dus “pech krijgen”. Zo kun je ‘in perdel vallen met oeëren o.to’ en dan heb je autopech’ … en elke machine kan wel eens ‘in perdel vallen’. In ieder geval verkeert degene die ‘in perdel geleuten is’ of in ‘perdel vilt’ in moeilijkheden.

Wij kennen (o.m.) in Peer ook de uitdrukking dat iemand ‘in e lestig perket/parket zit’ en je zou kunnen argumenteren dat deze uitdrukking aansluit bij ‘perdel’. “Parket” betekende in het Middelnederlands “afgeperkte ruimte” en als je ‘iemand in een perket’ bracht, bracht je die al in gevaar of moeilijkheden en die betekenis heeft “een lastig/moeilijk parket” vandaag nog. Kennen wij in Peer ook niet de uitdrukking ‘iemed in perdel brenge’ die (zo goed als) synoniem is met ‘iemed in e lestig parket’ brengen? 

We kennen zeker de uitdrukking ‘met het mes in ’t vèrreke vertrèkke’ waarmee men wil aangeven dat iemand vertrekt zonder zijn werk af te maken. Deze uitdrukking lijkt mij in de richting te gaan van ‘in perdel’ laten …maar de betekenis is toch niet helemaal dezelfde.

In verband met het parket: omdat de vertegenwoordigers van het openbaar gezag in een kleine afgeperkte ruimte zaten, werd deze ruimte in het Frans ook “parquet” genoemd, aldus het Etymologisch Woordenboek, vandaar dat wij vandaag in de gerechtelijke wereld nog over het “parket” spreken .

Meer ‘perdel en parket’:

https://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/parket
https://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/perdel,iemand,in,laten
https://www.etymologiebank.nl/trefwoord/bordeel
https://www.dbnl.org/tekst/stoe002nede01_01/stoe002nede01_01_2253.php
https://etymologiebank.ivdnt.org/trefwoord/parket

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 46 van 19 november 2021.

Louis Dingenen

Pèke

‘Het lèste kèrkpèke van ’t Lin moete ve toch beware, nie?’ (Het laatste kerkpaadje van Linde moeten we toch bewaren, niet?)

Alle wegen leiden naar Rome … en vele paadjes leidden vroeger naar de kerk in het centrum van het dorp, want je moet de kerk in het midden houden, niet? Omdat de mensen meestal te voet naar de kerk gingen, probeerden ze natuurlijk de kortste weg te nemen en dikwijls was dat via een daartoe speciaal gelopen of aangelegd smal wegje, wegeltje of pad, een kerkpad. Lees hierover ook meer via de link hieronder … boeiend!

In het dialect van (o.m.) Peer heet een “pad” een ‘paaëd’ en het verkleinwoord paadje is ‘pèke’, vandaar ook ‘kèrkpèke’ (met de verkorte /è/ zoals in het Franse élève of être). Je vindt ze nog wel, die paadjes, en in Wijchmaal is er zelfs een straatje dat ‘Kerkpad’ heet … maar op ’t Lin hebben ze alarm geslagen: het ‘lèste kèrkpèke’ dreigt daar te verdwijnen en dat mag niet gebeuren, want het ‘pèke’ is landelijk erfgoed en moet dus gered worden. In “De Zeven Torens”, het tijdschrift van de Heemkundige Kring Peer, stond in juni 2014 het artikel “Het pèke, laatste kerkpaadje in Linde?” met daarin de oproep om dat ‘pèke’ als erfgoed te rehabiliteren door restauratie en naamgeving. Het biedt het toerisme in Peer bovendien een kans om bv. een nieuwe wandelroute te creëren. Het ‘pèke’ ligt ter hoogte van de bocht waarin de Cremerdijk overloopt in Nieuwdorp, haaks op de Mgr. Morisstraat en de dijk “Panhoven” en is in alle seizoenen zeker een wandeling waard!

‘Paaëd’ kan in het Peerder ook een fietspad zijn, een ‘vielopaaëd’ of ‘fietspaaëd’, en in ’t klein of smal, een ‘vielopèke’ of ‘fietspèke’. En er zijn nog ‘pèkes’. Als je je hoofdharen in het midden scheidt, dan heb je een (haar)pad in het midden. Je kan je ‘heur-/hoarpaaëd’ ook opzij leggen. En iemand die aan een of andere tocht begint, ‘dè gieët op pad’ (met korte /a/). 

In het Peerder kent men ook het werkwoord ‘pèke’, “pekelen”. Als vroeger bv. een varken geslacht werd, dan werd het vlees “gepekeld” of “ingezouten” zodat het langer bewaard kon worden. Dat noemde men ‘pèkele of ‘pèke’ en ook ‘inzaaëte’. Het vlees werd dan in een ton of gemetselde kuip in de kelder bewaard. Als het te sterk ‘gepèèkt’ was, dan bewaarde het misschien wel langer, maar dan smaakte het wel heel erg zout en sterk. In Peer kan je ‘het pèke ’ of ‘het hem pèke’ in de figuurlijke betekenis en dat betekent dat je het erg bont maakt. Meestal is dat geen lovende commentaar!

Ach, we hebben allemaal wel een aantal “pekelzonden” op ons geweten … de ene al wat meer gepekeld dan de andere! Het gaat daarbij volgens de enen om een “zonde die in de pekel gelegd is” en dus een oude zonde is. Anderen menen dat “pekelzonde” niets met pekelen te maken heeft, maar wel met het Latijnse verkleinwoord van “peccatum” (zonde), nl. “peccatillum” … een kleine zonde. Het zou overigens geen kleine, maar een heel grote zonde zijn als ’t Pèke op ’t Lin niet gered zou worden. Allen daarheen!

Meer ‘pèke’:

http://etymologiebank.ivdnt.org/trefwoord/paadje
“Het pèke, laatste kerkpaadje in Linde?” Een artikel van Rik Lenaerts in “De Zeven Torens”, tijdschrift van de Heemkundige Kring van Peer, juni 2014;
https://nl.wikipedia.org/wiki/Kerkpad
https://www.ensie.nl/typisch-vlaams/pekelzonde
https://www.ensie.nl/van-aalmoes-tot-zwijntjesjager/pekelzonde

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 20 van 14 mei 2021.

Louis Dingenen

Palaberen en palaveren

‘Hèè hèèt deu een oeër zitte te palabere met dèè vanne bank, mè hèè kreeg toch wel gieën lieëning veer z’n haus vast!’ (Hij heeft daar een uur zitten discussiëren met die van de bank, maar hij kreeg toch geen lening voor zijn huis vast!)

Naast ‘palabere’ kennen wij in het Peerder dialect ook ‘palaveren’ in de betekenis van (lang) praten, overleggen, discussiëren, kletsen …, kortom ‘zieëvere’ zeggen ze in Peer. Let op: de klemtoon ligt in beide woorden op de “la”! In het AN kennen we volgens Van Dale alleen de spelling “palaveren” met de uitleg “langdurig onderhandelen”. We kennen in het AN ook het afgeleide zelfstandig naamwoord “gepalaver”, maar in ons dialect gebruiken we naast ‘palabere’ en ‘palavere’ ook ‘gepalaber’ en ‘gepalaver’.

Journalist en taalkenner Ludo Permentier definieert in Ensie “gepalaver” als “geouwehoer, eindeloos gepalaver” en verwoordt daarmee hoe wij in Vlaanderen het woord blijkbaar het best kennen en gebruiken. “Gepalaver” is in Vlaanderen dus niet meteen synoniem voor “constructief” en “productief” gepraat, integendeel, “gepalaver” brengt niets op! “Beuzelpraat en zever” zijn synoniemen die je in het Vlaams Woordenboek vindt.

Het Etymologisch Woordenboek van het Nederlands leert ons dat “palaver” afkomstig is vanuit het Spaans/Portugees waarin “palabra” (Spaans) en “palavra” (Portugees) de betekenis “woord, boodschap” hebben. Gaan we nog een stapje terug, dan komen we bij het Franse “palabre” en het Latijnse “parabola” (vergelijking, betoog) uit en met enige goede wil herken je dezelfde woordstam ook in “parabel” en zelfs in “parlement”.

In hetzelfde woordenboek lezen we dat “palabber” (woord) oorspronkelijk gebruikt werd voor woordenwisseling of onderhandeling en dat het later ook voor rechtsgeding gebruikt werd.

Ook het Engels en Duits kennen het woord “palaver” in dezelfde betekenis als wij en in het Duits sprak men vroeger ook over “palaber”, zoals wij nu nog in het dialect!

Misschien nog een weetje … Wikipedia, de meest bekende internet-encyclopedie … die in 2021 overigens 25 jaar bestond en waar onze informatietocht dikwijls begint … heeft ook een Nederlandstalige tegenhanger, nl. Ensie. Ensie is ook een online encyclopedie maar verschilt van Wikipedia o.m. hierin dat de auteurs van de artikels in Ensie bekend zijn en die in Wiki niet! Ensie is de afkorting van “Eerste Nederlandse Systematisch Ingericht Encyclopaedie” die voor het eerst in 1946 in boekvorm uitgegeven werd door een aantal professoren en om die nalatenschap niet verloren te laten gaan, werd Ensie opgericht, zo lees je in https://www.ensie.nl/codebreakers/ensie.

Tot slot … “Palaber” is ook nog de naam van een KSA-tijdschrift voor de leden tussen 14 en 16 jaar … Genoeg ‘gepalaverd’ of ‘gepalaberd’? Of wil je nog meer … Zoek dan via een of meer van de links hieronder …

Meer ‘palaveren en palaberen’:

http://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/palaber http://etymologiebank.ivdnt.org/trefwoord/palaver
https://www.ensie.nl/typisch-vlaams/gepalaver https://nl.wikipedia.org/wiki/Ludo_Permentier

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 35 van 27 augustus 2021.

Louis Dingenen

Oorsgaat

Een ‘oorsg(a)at’ met de varianten ‘hoorsg(a)at’, ‘horesga(a)t’ en ‘oorsch(a)at’ is een heel speciaal Peerder dialectwoord. Het betekent “inrit” en “vaargat” waarmee een toegangs(gat) tot een akker of weide bedoeld wordt. Heel specifiek gaat het hierbij om een stuk grond (akker, weiland …) dat door een houtkant, houtwal of houtgracht omgeven is en dat alleen maar via dat gat in die houtkant of -wal bereikt kan worden. In https://www.mijnwoordenboek.nl/dialect/peers vind je als synoniem voor “inrit” de woorden ‘oorschaat’ en ‘schoor’ terug.

De term ‘schoor’ is dus blijkbaar ook een synoniem van ‘(h)oorsga(a)t’. ‘Schoor’ stamt uit de bouwkunde en betekent steun- of stutbalk, meestal schuin aangebracht als ondersteuning van een constructie en een synoniem zou ‘strever’ zijn. Bij uitbreiding betekent het soms ook een rechte (soms metalen) steunpaal, ook bekend als ‘stut’, ‘stijl’ of ‘stijp’ die in de metalen versie korter en langer gemaakt kan worden omdat de delen in elkaar schroeven. ‘Stut’ herkennen we ook in het werkwoord ‘stutte’ (steunen) en ‘schoor’ vinden we terug in het werkwoord ‘schore’ (steunen, stutten). ‘Schoor’ en ‘schore’ vond men in het Middelnederlandse “score” al met de betekende van “stut(ten)”. In sommige Duitse dialecten betekent “Schore” ook “steunpaal” en vandaag vertaal je het Engelse “to shore (up)” ook nog  met “(onder)steunen”.

Doorheen de tijd is ‘schoor’ vooral, en niet alleen in Peer, gebruikt om een overbrugging van een smalle of brede gracht aan te duiden, bijvoorbeeld om via een ‘(h)oorsga(a)t’ op het veld te geraken. Vroeger waren dat vooral houten constructies met nogal wat schuin aangebrachte balken erin. Later werden ook betonnen buizen van allerlei formaat gebruikt om in de gracht te leggen zodat het water door de gracht kon blijven stromen en de bovenkant werd dan opgevuld zodat men via dat ‘schoor’ het veld kon bereiken. Het procedé is bekend als “inbuizing” en wordt veel toegepast bij baangrachten.

Misschien kunnen wij dat ‘schoor’ ook taalkundig gebruiken om bij dat ‘(h)oorsga(a)t’ te geraken, want je vindt in de dialectliteratuur nergens een uitleg voor ‘(h)oorsga(a)t’. In de taalevolutie kennen we het verschijnsel “methatesis” dat betekent dat klanken binnen een woord verspringen en van plaats veranderen of wisselen. Een bekend voorbeeld is “kerstmis” dat in het Engels “Christmas” is en waarbij je ziet dat de /r/ van plaats veranderd is. In plaatsnamen kennen we bv. “Born” en “bron” en in de kindertaal en de taalverwerving komt dit verschijnsel veelvuldig voor. “Mijn auto is pakot” zegt de peuter/kleuter die natuurlijk bedoelt dat zijn auto “kapot” is. Bij het opgroeien vervangen de kinderen die vormen wel door de correcte vormen, maar sommige volwassenen gebruiken die verwisseling dan weer met opzet. Dichters en cabaretiers, bijvoorbeeld, zoeken naar speciale effecten in hun teksten en dan spreken we over “spoonerisme”. Leuke voorbeelden vind je op internet en dit zijn er enkele van: “schanalenbil” (bananenschil), heter boren” (beter horen) en om in de buurt van ons ‘schoor’ te blijven: “schoorduiven” (doorschuiven). Klik zeker eens op de link hieronder, je vindt er een hele lijst van.

Als we van het woord ‘schoor’ vertrekken en weten dat letters doorheen de tijd wel eens van plaats kunnen verspringen … dan is het best denkbaar dat we van ‘schoor’ bij ‘oors(ch)’ kunnen geraken. Als we dit “nieuwe” woord combinatie met het ‘ga(a)t’ in de houtkant, dan leidt ons dat naar ‘oorsga(a)t’. In sommige varianten wordt er nog een /h/ bij “aangeblazen”  … en wij zijn er.  Ben jij er ook nog?

Op ’t Lin is of was het kruispunt van Hoogeng met het Achterstraatje (tegenover bouwmaterialen Paesen) bekend als ‘Aan de zeven hoorsgaten’, zo vertelde een vroegere buurjongen-jeugdvriend. Hij had het verhaal van zijn grootmoeder die zich herinnerde dat daar blijkbaar zeven toegangen naar velden lagen … via openingen in de houtgrachten. En weet je wat? Het spookte daar ’s nachts … zelfs in de jaren ’50 en ’60 nog!

Meer ‘(h)oorsgaten’:

https://www.mijnwoordenboek.nl/dialect-vertaler.php?woord=oprit https://nl.wikipedia.org/wiki/Schoor_(bouwkunde)
https://www.encyclo.nl/begrip/schoor
http://etymologiebank.ivdnt.org/trefwoord/schoor2
https://nl.wikipedia.org/wiki/Metathese
https://nl.wikipedia.org/wiki/Spoonerisme

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 13 van 26 maart 2021.

Louis Dingenen

Maul en maulen

‘Deu stiet er nau met z’n groeëte maul! Hè haa mèr nie moete tegemaule!’ (Daar staat hij nu met zijn grote mond! Hij had maar niet moeten tegenspreken!)

‘Maul’ (met varianten ‘moel’ en ‘muul’) is Peerder dialect voor “muil”, de bek van een groot dier, aldus Van Dale en ook het informele woord voor “mensenmond”. Het is in die tweede betekenis dat wij ‘maul’ hier even onder de loep nemen.

Wanneer we van iemand zeggen dat hij een ‘groeëte maul’ heeft in plaats van “een grote mond”, dan geven wij een ongunstige en negatieve gevoelswaarde in onze uitspraak mee. Wij “ontmenselijken” die persoon ‘met een maul’ als het ware en maken er weer (een beetje) een dier van. Als iemand ‘de maul vo.l hèèt’ wil dat zeggen dat hij zijn mond helemaal vol van iets heeft, letterlijk, maar ook soms figuurlijk en dan noemen we hem ook een ‘groeëtmaul’‘Haad’oeër maul!’ is een heel zwaar en onbeleefd bevel! Als je ‘maule trèkt’ achter de rug van iemand, wil dat zeggen dat je gekke bekken trekt, maar in dit geval is zo’n ‘schieëf maul’ meestal niet om mee te lachen! En iemand die veel en snel weent, is een ‘beekmaul’!

Het werkwoord ‘maule’ heeft ook een negatieve bijklank en betekent dat iemand luidop, al of niet verstaanbaar, gepaste of ongepaste commentaar geeft. In bepaalde Vlaamse regio’s betekent “muilen” ook tongzoenen en via schrijvers als Brusselmans en allerlei media is het woord ook in die betekenis bij ons bekend geraakt. Of ‘maule’ ook in ons dialect in die betekenis gebruikt wordt, is mij niet echt bekend. En dan hebben we het natuurlijk ook niet over die Donald die zo dikwijls in zijn televisiespots komt … pardon my French … “Muyle” over zijn keukens! Of over die andere Donald ‘mauleman’ Trump!

Als iemand ‘mault’, kan iemand anders ‘tegemaule’ in de zin van “tegenspreken”, maar dan grof gebekt. En iemand die nogal veel praatjes verkoopt en een grote mond opzet, wordt wel eens een ‘mauleman’ genoemd, iemand met een ‘groeëte maul’ of ook met een ‘vlake maul’, een brutale mond! Iemand kan ook beledigende taal gebruiken of roddelen en dus ‘een vaul maul’ hebben! Als hij daarin te ver gaat en ‘z’n maul nie op tijd hilt’, dan bestaat de kans dat hij ‘op z’n maul’ krijgt. In het ergste geval krijg hij symbolisch een ‘maulband’ aangemeten zoals bij gevaarlijke honden die alleen met een “muilband” of “muilkorf” buiten mogen.

Hierboven hebben we aangehaald dat ‘moel’ een variant kan zijn van ‘maul’, maar ‘moel’ kan ook “kneed- of baktrog” betekenen en wij noemen of noemden dat dan een ‘bakmoel’. Meestal ging het daarbij om een houten kuip van bv. 120 cm x 60 cm en 50 cm diep die op 4 houten poten gemonteerd was met een werkhoogte van ongeveer 1 meter.  In de ‘moel’ lag het ‘bakmèèl’ dat in de juiste verhouding gekneed werd om er bv. brood mee te bakken. En als je een ‘groeëte moel’ had, kon je er veel meel in kwijt, maar daarom was je nog geen ‘groeëtmaul’, he!

Meer ‘maul’:

http://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/muilen http://etymologiebank.ivdnt.org/trefwoord/muil1
https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/muilen https://cagnet.be/item/00012334

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 22 van 18 mei 2021.

Louis Dingenen

Looi

‘Amai, hèè haa ’t wieër zitte … hèè kreeg zijn goesting nie en hèè keek wieër zoe lielek as ’ne looi!’ (Amai, hij had het weer zitten … hij kreeg zijn zin niet en hij keek weer zo boos als een stier!’

‘Looi’, met uitspraakvarianten ‘luuj’ en ‘loj’, is (o.m.) Peerder dialect voor “stier”, de mannelijke tegenhanger van een koe. Naast ‘looi’ wordt in ons dialect ook de term ‘stier’ gebruikt, met uitspraakvarianten ‘steer’ en ‘stuur’, en ook hier speelt de context weer mee om de betekenis van een woord correct te begrijpen.

Neem nu dat iemand zegt ‘Ich kan nie zonner stier!’ Bedoelt de spreker dan dat hij niet zonder “stier” kan en dat hij dat beest bv. nodig heeft voor zijn koeien? Of bedoelt hij dat hij niet zonder “stuur” kan omdat hij anders niet kan fietsen? In ons dialect heet een “stuur” van bv. een fiets ook ‘stier’ of liever ‘stieër’, met de /ie/ iets langer uitgesproken dan bij het dier… Buitenstaanders horen het verschil in uitspraak overigens niet!

Naast ‘looi’ en ‘stier’ kennen wij in Peer nog de term ‘var’ om een (jonge) stier aan te duiden.

Verkleinwoorden van ‘stier’ zijn ‘stierke’ met de varianten ‘sturke’ en ‘stirke’, die van ‘looi’ zijn ‘looike, luujke en lojke’. En een kleine var … hoe noem je die? Een ‘varke(n)’? Inderdaad, die noem je een ‘varke’ en er is geen vergissing mogelijk: als je een ‘varke’ vraagt, krijg je geen zwijn, want een “varken” heet bij ons ‘vèrke(n)’ of ‘vèrreke(n)’.

Waar komen de woorden ‘looi’ en ‘var’ vandaan? Volgens dialectoloog Weijnen zou ‘looi’ door klanknabootsing (onomatopee) tot stand gekomen kunnen zijn. Een stier loeit … en dat geluid zou in ‘looi’ nagebootst (kunnen) zijn. En ‘var’? In het Middelnederlands is “var(re)” de term voor (jonge) stier en in het Duits is een Farre nu nog een (jonge) stier. Als je nog verder teruggaat in de (taal)tijd, kom je uit bij “farza-, farzôn” en kijk … daar zien we een ‘vèèrs’, een “vaars” opduiken in de taal … de (jonge) vrouwelijke collega van de jonge stier! Beide woorden zouden dus verband hebben met elkaar en zouden taalkundig zelfs uit hetzelfde oud-Griekse woord “paris” stammen … en “paris” betekent “kalf”, zonder geslachtsaanduiding!

En hoe kijkt nu iemand die zo kwaad kijkt als een ‘looi’, het beeld uit onze voorbeeldzin? Tja, zoek eens een stier op en ga eens lang genoeg voor hem staan … en liefst in rode kledij … en neem een foto! Ik ben er zeker van dat je een scherp beeld krijgt … van wat in de voorbeeldzin bedoeld wordt … figuurlijk scherp dan, want als je ook letterlijk een scherp beeld hebt, dan ben je waarschijnlijk een stierenvechter! Laat het ons weten … als je hersteld bent? ‘Stieër’ ons maar een mailtje, en kijk, die betekenis van het woord ‘stier’ hadden we nog niet behandeld … ‘Stier’ is Peerder voor “stuur” in de betekenis van “stuur op, zend”. Varianten zijn ook hier ‘steer’ en ‘stur(t)’. Maar probeer eerst die ‘looi’ maar weer in zijn … wei te krijgen! Veel succes!

Meer ‘looien’:

https://e-wld.nl/lemma/search/?search=stier
http://etymologiebank.ivdnt.org/trefwoord/var1
“Etymologisch dialectwoordenboek” van A. Weijnen (2003), Den Haag.

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 17 van 23 april 2021.

Louis Dingenen

Lijved

‘Ich moeget lijved nog binnehale, want sevves gieget rengere!’ (Ik moet het wasgoed nog binnenhalen, want dadelijk gaat het regenen!)

‘Lijved’ of ‘lijvend’ is Peerder dialect voor het “linnengoed” en bij uitbreiding het hele “wasgoed” of de “was”. Varianten in het Peerder dialect zijn o.m. ‘liejvet’ en ‘liejvent’ en als je er nog kent, dan mag je die zeker doorgeven. Alvast dank.

Afgeleid van ‘lijved’ is ‘lijfke’ (een onderhemdje, ook regionaal gekend als ‘onnerlijfke’, ‘marcelleke’ of “single en singletje”). Samenstellingen met ‘lijved’ zijn o.m. ‘lijved(s)maan of lijvesmaan’ (linnenmand), ‘lijved(s)pel/lijvesspel’ (wasspeld), ‘lijved(s)-/lijveskist en -kast’ (linnenkist/linnenkast), ‘leive(d)(s)dreut’(waslijn/wasdraad), ‘ene lijve(d)sdo.k’ (een linnen doek), en op zaterdag trok men vroeger ‘proper of zeiver lijved’ aan … meestal, toch!

‘Lijved’ komt van “lijnwaad” … en ‘lijn’ in de betekenis van linnen is blijkbaar voor het eerst aangetroffen in 1285. Het ging dan om een soort textiel dat uit vlas vervaardigd werd. Zowel de textielvezel als het uiteindelijke textiel dat uit vlas gemaakt wordt, worden aangeduid als ‘linnen’, lees je inWiki. In “lijnwaad” herkennen we lijn (= van vlas gemaakte stof) + gewaad (= kleed, kledij). De woorden “lijnwaad”, “lijwaad” en later ook “lijwand” waren synoniemen en werden na verloop van tijd in allerlei dialecten uitgesproken als ‘lieved’ of ‘lijved’, vandaar ons ‘lijvedt’ of ‘lijved’, lees je bij F. Debrabandere (2011), Limburgs etymologisch woordenboek: de herkomst van de woorden uit beide Limburgen (zie ook link Etymologiebank hieronder).

Linnen wordt overigens niet alleen gebruikt om kledij te maken: in de boekbinderij heb je linnen nodig … om stevige boekenruggen te maken, in de kunstwereld werden er schildersdoeken van vervaardigd en in de designwereld vind je natuurlijk ook linnen gordijnen etc. Linnen blijkt zelfs in de vliegtuigbouw gebruikt te zijn en heel dikke linnen naaidraad wordt ook wel eens “ijzergaren” genoemd … precies omdat het bijzonder sterk is.

En dat “marcelleke” … dat zou zijn naam te danken hebben aan Marcel Cerdan, bekend Frans bokskampioen uit de jaren ’30-’40 en minnaar van Edith Piaff. Hij zou de mouwen van zijn sportoutfit afgeknipt hebben omdat hij anders te veel zweette … Fabeltje? Het kan, want anderen beweren dat het “marcelleke” al geboren werd op het einde van de 19de eeuw toen de “Etablissements Marcel” zo’n ‘lijfke’ in serie fabriceerden. En zo zijn we terug bij ons uitgangspunt: ‘lijved’ en ‘lijfke’ enz …

Wie meer wil weten over vlas en de vlasteelt, ook in onze streken, kan o.m. bij de Opoeterse heemkundige kring een mooi verhaal lezen via http://utersjank.be/wp-content/uploads/2016/09/vlas.pdf.

Meer lijved’:

 http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/lijnwaad
https://www.alurvs.nl/aluminium/nieuws/aluminium-als-bouwsteen-in-de-vliegtuigbouwindustrie-tussen-linnen-ijzeren-buis-en-vezel-versterkte-kunststof-vliegtuigrompen_12431/
https://books.google.be/books?id=U_uhKdtr19sC&pg=PA11&lpg=PA11&dq=lijnwaad+dialect&source=bl&ots=7iKptaeUS3&sig=ACfU3U1nNussyufqEGn5fFQ_RE0Lq-NfaA&hl=nl&sa=X&ved=2ahUKEwi02NHPofDoAhUDPewKHTCQAmwQ6AEwBXoECAwQPQ#v=onepage&q=lijnwaad%20dialect&f=false

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 3 van 15 januari 2021.

Louis Dingenen