Bèèn

‘Vrigger bède de minse veel mieër as nau en ze gingen ooch nog op bèvert!(Vroeger baden de mensen veel meer dan nu en ze gingen ook nog op bedevaart!)

‘Bèèn’ betekent (o.m.) in het Peerder dialect “bidden” en we kennen nogal wat samenstellingen met het werkwoord ‘bèèn’. In een processie of bij het bidden van het rozenhoedje was er iemand die “moest voorbidden” (‘iemed dèè moes veerbèèn’) en die bv. de eerste helft van het Weesgegroet bad. De anderen “baden na” (‘bèède neu’) en zegden het tweede deel. Als je wat treuzelde, hoorde je dat je moest ‘doorbèèn’ (doorbidden, voortmaken met bidden) en je moest zeker ‘meebèèn’ (meebidden).

Op ‘bèverte’ (bedevaarten), meestal om een gunst (van een heilige) te bekomen, werd heel veel gebeden. In het woord ‘bèvert’ herken je in het eerste deel de ‘bè’ van ‘bèèn’. Bekende bedevaartoorden waren (en zijn) Scherpenheuvel, Banneux, ‘Loerd’ (Lourdes) en dichterbij is Koersel met zijn ‘Kepelleke’ erg bekend. ‘’t Heilig Paterke’ in Hasselt heeft ook veel bedevaarders uit Peer mogen verwelkomen en dan hebben we het nog niet over de plaatselijke kapelletjes in Peer, in grotvorm of gemetseld, hoog in de gevel of in het struikgewas. Iemand van ’t Lin heeft een boek geschreven over de “Kapelletjes van Linde”! En in 2022 zijn de ‘Grotfieësten’ op ’t Lin gevierd. Paste overigens mooi in het Mariajaar in Peer!

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 28 van 15 juli 2022.

Louis Dingenen

As – In de assen vallen

‘Ve ware genoeëdigd oppe kèrmis, mè dè volt in d’asse, want ich waas zik toen ve mochte geun!’ (We waren uitgenodigd op de kermis, maar dat is niet doorgegaan, want ik was ziek toen we mochten gaan!)

De betekenis van ‘in d’asse valle’ is duidelijk: wat gepland was, gaat (jammer genoeg) niet door! Assen is het meervoud van as, hetgeen overblijft als je bv. hout of kolen verbrand hebt … verbrandingsrest dus.

De oorspronkelijke uitdrukking blijkt te zijn: “Tussen twee stoelen in de as vallen” met als betekenis: niet kunnen kiezen, de kans missen, in de problemen zitten, maar ook: er bekaaid vanaf komen. Dat laatste element vinden we (enigszins) terug in onze (o.m.) Peerder uitdrukking, want als iets (aangenaams) niet doorgaat, kom je er meestal bekaaid vanaf.

‘Dè vilt in d’èèrd’ (dat valt in de aarde) blijkt ook te bestaan in het Peerder, met dezelfde betekenis als ‘in d’asse valle’. Ze zijn beide dan synoniem van het AN “in ‘t water vallen”.

Nog ‘assen’:

https://etymologiebank.nl/trefwoord/as3

Eerste publicatie in Blikveld nr. 43 van 28 oktober 2022.

Louis Dingenen

As – As de as

‘Gèè met oeëren as dit en as dèt … Widde wa? As de as brèkt, dan vilt de kèèr! Pakt vast en begint eraan!’ (Jij met je als dit en als dat … Weet je wat? Als de as breekt, dan valt de kar! Pak vast en begin eraan!)

Je kent de mensen wel die het ‘groeët ko.nne autlegge’ (goed kunnen uitleggen), maar niet geneigd zijn om zelf aan het werk te gaan of om zelf te werken. Zij maken voorbehoud en uiten veronderstellingen … “als dit en als dat”, soms tot in het oneindige, en ondertussen … nemen ze geen initiatief.

Om daar een einde aan te maken en om tot de orde van de dag te komen, zeggen wij (o.m.) in het Peerder dialect: ‘As de as brèkt, dan vilt de kèèr!’ Als de (dwars)as van de (boeren)kar het begeeft, dan valt de kar door zijn as en op de grond en ‘zijde autgeboerd’ (heb je gedaan).

Deze uitdrukking gebruiken we om te zeggen dat we genoeg hebben van alle uitvluchten en excuses en dat het tijd is om aan de slag te gaan.

Nog van dat soort zegswijzen via de link:

https://www.dbnl.org/tekst/stoe002nede01_01/stoe002nede01_01_0119.php

Eerste publicatie in Blikveld nr. 32 van 12 augustus 2022.

Louis Dingenen

Zwaakspiekig

‘Wa ‘ne zwaakspieëkige stoel! En ich moet deu op steun? Gelieëft ‘t mèr nie, ich bin me lèève nog nie miech!’ (Wat een gammele stoel! En ik moet daar op staan? Geloof het maar niet, ik ben mijn leven nog niet beu!)

‘Zwaakspieëkig’ betekent in het Peerder dialect dat iets “gammel, onstabiel, onzeker, krakkemikkig …” is en dus absoluut niet sterk en stevig is. Iets en ook iemand kan ‘zwaakspieëkig’ zijn of ‘zwaakspieëkig’ geworden zijn. Een pasgeboren kalf kan bv. ‘zwaakspiekig’ op zijn poten staan!

In de dialectliteratuur vind je via https://www.mijnwoordenboek.nl/dialect/Peerszwaakspieëkig’ terug met de betekenis “heel zwak”, maar waar het woord precies vandaan komt, is niet meteen duidelijk. Een ‘spieëk’ is Peerder dialect voor een “spaak” van een wiel, en spaken geven sterkte en stabiliteit aan een wiel, dat weten we.

Als de spaken te zwak zijn (bij de eerste fietsen waren ze blijkbaar van hout), of slecht gemonteerd of te zwak opgespannen of misschien slecht uitgericht, dan zou je van een ‘zwaakspieëkig’ wiel kunnen spreken, een zwak, gammel, onstabiel wiel dat zelfs in elkaar kan stuiken bij een spaakbreuk.

“Zwak” spreken we in het Peerder dialect uit als ‘zwaak’, met een langere /a/ dan in “zwak”. Je kan letterlijk ‘zwaak’ zijn en dan ben je bv. niet krachtig, maar figuurlijk kan iemand ook ‘zwaak’ zijn. Dan komen we bij een “zwakkeling” uit in het AN en in ons dialect bij … ‘slappeling’ … of zoiets … kan dat? Kennen wij ‘zwa(a)k(k)eling’? Laat het maar weten! ‘E zwaak’ figuur, dat kennen we als we het over iemand hebben die figuurlijk (!) niet echt sterk is, of  over ‘e zwaak gestel’ als we het letterlijk over een zwak (en bv. ongezond) lichaam hebben. En een ‘zwake legiem/leguum’, wat stellen we ons daarbij voor?

Als we de (puur) volksetymologische uitleg van ‘spieëk’ en ‘zwaak’ combineren en opentrekken naar andere constructies dan een “spaak’, dan is een ‘zwaakspieëkige stoel’ een stoel met bv. te zwakke poten of/en een te zwakke leuning … en kunnen andere constructies ook ‘zwaakspieëkig’ zijn. ‘Ene zwaakspieëkigen tispel’ is in dat verband een leuke dialectuitdrukking, niet? Een ‘tispel’ is eigenlijk een stapel en als die niet echt stevig opgebouwd is, dan noem je dat een ‘zwaakspieëkigen tispel’.

Is bij jou ondertussen ook het woord ‘gezwa(a)k’ al naar boven gekomen? ‘Gezwa(a)k’ betekent “lenig” bij ons en ‘gezw(a)akop’ wil zeggen dat iets volop, losop, vlot, zonder veel tegenspraak, zonder morren … gebeurt. ‘Toen vèè jo.nk waren, moeste ve van jongsaaf aan mee ’t veld op … gezwaakop …’ (Toen wij jong waren moesten wij mee het veld op, zonder morren !).

Ben je mee met de uitleg van en bij ‘zwaakspieëkig’? Laat het zeker weten, ok … ‘En wa bin ich nau met al dèèn autleg? Ge krijgt mich toch nie op dèè stoel … zoe e zwaakspieëkig gedoen!’ (En wat heb ik nu aan al die uitleg? Je krijgt mij toch niet op die stoel … zo een labiel gedoe!)

Nog ‘zwaakspieëkig’:

http://www.wielersportboeken.nl/docs/Het-ABC-van-wieltjes-spaken.pdf
https://www.encyclo.nl/begrip/spaakwiel
http://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/stokken+in+de+wielen+steken
https://www.neerlandistiek.nl/2018/01/zwak/

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 12 van 19 maart 2021.

Louis Dingenen

Zandmenneke

‘Ich hem het zandmenneke wieër nie gezien … en ich haa m’n oege nog espres zoe lang megelijk ope gehaan!’ (Ik heb het zandmannetje weer niet gezien … en toch had ik mijn ogen nog met opzet zo lang mogelijk open gehouden!)

We nemen aan dat de uitspraak hierboven meer dan eens uit menig kindermondje in Peer genoteerd werd wanneer het kind ’s morgens de slaap uit zijn ogen wreef en nog moe was … van het wakker liggen om het zandmannetje toch maar te zien te krijgen.

Het ‘zandmenneke’ is een dialectvariant, o.m. in Peer, van de sprookjesfiguur “Klaas Vaak”, de kabouter die ’s avonds een soort magisch “slaapzand” in de ogen van de kinderen komt strooien zodat ze goed kunnen slapen en mooie dromen zouden krijgen. “Vaak” is in menig dialect overigens synoniem van “slaap” in de zin van “de neiging tot slaap hebben, slaperig zijn”. In het Duits heet “Klaas Vaak” “Sandmännchen” en de echo daarvan hoor je natuurlijk in ons ‘zandmenneke’

Op de BRT liep in de jaren ’60 het kinderprogramma “Het zandmannetje” en in Duitsland loopt overigens al sinds 1959 een kinderprogramma met de naam “Unser Sandmännchen” dat al van in het begin in Oost- én West-Duitsland uitgezonden werd, dus lang voor het vallen van de Muur en de hereniging van beide landen. De verhalen van het “Sandmännchen” gaan terug op sprookjes van Hoffmann en ook van Andersen … die het zandmannetje in de oorspronkelijke sprookjes melk in de oogjes liet gieten!

Hoe noemen wij de “slaapkorreltjes” die wij ’s morgens in onze ogen vinden en er graag uitwrijven of uitplukken (of is het -pulken)? ‘Sleup’ of ‘sloap’ hoor je in het Peerder dialect zeker, maar volgens mij komen de woorden ‘pips’ (mv: ‘pipsen’) of ‘pups’ en ook wel ‘pi(e)tjes’ voor, maar ik ben er niet heel zeker van. Ken jij Peerder dialectwoorden voor die slaapkorreltjes? Laat maar komen …

In sommige dialecten hoor je het woord ‘prut’ om het slaapzand aan te duiden. “Heb je prut in je ogen?” hoor je wel eens en dan wil de spreker weten of je wel goed wakker bent en of je wel goed ziet! Bij ons hoor je in dat verband ‘hadde gèè zand in oeër oeëge of wa?’ (heb je zand in je ogen, of wat) en als het iets platter en straffer mag, dan zegt men ‘hadde gèè stront in oeër oeëge’ (heb je stront in je ogen?). De bijbedoeling is natuurlijk dat iets zo duidelijk en zichtbaar is dat je het wel gezien moet hebben, tenzij je … (kies maar) in je ogen hebt. Ook in die context is de uitdrukking ‘iemed in sleup doen’ erg bekend in de betekenis van “oplichten, bedriegen” en in het AN heet dat dan “iemand zand in de ogen strooien”!

Nog even wakker blijven, als het kan! Er is nog een verhaal met Peerder zand en een Peerder ‘zandmenneke’ of liever ‘zandman’, nl. dat van volksfiguur en venter Rikus Wans. Deze Perenaar trok heel Peer en omgeving rond met … zijn hondenkar en hij verkocht zand … wit zand (uit Lommel, waarschijnlijk), om de gestampte en stenen vloeren in de huizen mee schoon te maken. Je hoorde hem al van ver aankomen, zo vertelden mijn grootouders, want hij zong altijd en luid: ‘Zand, zand, zand van Rikus Wans …’ en ik ben vergeten hoe het verder ging. Dat wit zand werd ook gebruikt om vlot te kunnen dansen op een stenen vloer, een gebruik dat lang standgehouden heeft. Een hondenkar, waarbij de hond een kar voorttrok, werd al sinds mensenheugenis voor allerlei doeleinden gebruikt, zelfs in WO I. De hond werd ook wel “het trekpaard van de armen” genoemd, vooral omdat hij een goedkoop, gemakkelijk en toch sterk werkdier was, maar het bleef natuurlijk een “hondenbaan”! ‘It’s been a hard days night, and I’ve been working like a dog’, zongen The Beatles in 1964 en zou dat lied met de situatie van die trekhonden te maken hebben? Als je het weet, laat het ons ook weten, ok! Sinds de jaren ’60 mag je een hond overigens niet meer gebruiken om zo’n kar voort te trekken.

Het woord “hondenkar” heeft vandaag de dag trouwens ook een heel andere inhoud gekregen: een hondenkar dient nu om … je hond (en/of je kind) in te zetten als je gaat fietsen of wandelen … En zo zie je dat de wereld verandert en de taal zich aanpast!

Meer ‘zandmenneke’:

https://nl.wikipedia.org/wiki/Slaapzand
https://nl.wikipedia.org/wiki/Klaas_Vaak
https://de.wikipedia.org/wiki/Unser_Sandm%C3%A4nnchen
http://www.vlaamswoordenboek.be/definities/toon/568 http://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/slaap%2C+iemand+in+~+doen
http://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/prut
https://nl.wikipedia.org/wiki/Hondenkar
https://faro.be/sites/default/files/erfgoeddag/Hondenkarren_interview_met_BertWillemen.pdf

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 21 van 21 mei 2021.

Louis Dingenen

Wijsvrouw, baker en min

‘Haalt de wijsvrouw mèr … ich dink dat ’t veer vandaag is! Ich krijg kramp in m’ne bauk!’ (Haal de vroedvrouw maar, ik denk dat het voor vandaag is! Ik krijg krampen in mijn buik).

De vrouw in de voorbeeldzin vermoedt dat ze vandaag zal bevallen en laat de vroedvrouw halen. Weinig Perenaren weten nog dat een vroedvrouw vroeger in het dialect een ‘wijsvrouw’ heette, met de klemtoon op ‘wijs’ en met allerlei varianten zoals ‘wiejsvrauw’ in de uitspraak, zelfs binnen Peer. ‘

‘Wijsvrouw’ is een leenvertaling van het Franse woord voor vroedvrouw, nl. “sage-femme” (wijze vrouw). Deze twee elementen vinden we ook in vroedvrouw terug, nl. vroed (Oudnederlands voor wijs) + vrouw. In het Duits spreekt men ook van “Weisfrau”. In ons omringende dialecten bestaan nog andere termen voor ‘wijsvrouw’ zoals ‘goei vrouw’, ‘goevrouw’ en ‘hevemoeder’.

Ook de term “baker” of  “bakel” situeren we in deze context, al was de taak van de baker uitgebreider dan die van de ‘wijsvrouw’. Een baker was een kraamverzorgster die de ‘wijsvrouw’ begeleidde en hielp, maar vooral de jonge moeder en haar gezin met het pasgeboren kind bijstond. Volgens Wikipedia was de baker overdag aanwezig en nam ze het pasgeboren kind ’s avonds soms mee naar haar huis. Soms woonde zij tijdelijk bij het gezin in.

De term “baker” is algemeen Nederlands en komt van het werkwoord ”(in)bakeren”, d.w.z. de pasgeboren baby met de armpjes tegen het lijfje strak inwikkelen, een gebruik dat blijkbaar weer ingang vindt. De “baker” zat voor de verzorging van de baby in een speciaal gevlochten “bakermand” die meestal dicht bij de kachel stond omdat de baby geen koude mocht lijden. Stond de baby echter te dicht bij het vuur, dan was het ook niet goed, want dan kon het zijn dat hij later “heetgebakerd” was en een opvliegend karakter had. Ook de term “bakermat” (plaats van herkomst) moet je in deze context situeren.

De zwangere vrouw beviel in het ‘kinnerbed’ (kinderbed/kraambed) en bleef na de bevalling een tiental dagen bekomen en uitrusten in het ‘kinnerbed’. Je hoorde wel eens dat de moeder ‘in het kinnerbed gebleve waas’ en dat betekende dat zij bij of kort na de bevalling gestorven was. De baby werd dan door een andere vrouw gezoogd, de ‘min(ne)’, ook bekend als ‘voedster’ of ‘zoogster’ (klemtoon op ‘zoog’). Het gebeurde ook, bv. in adellijke kringen, dat een ‘min’ ingeschakeld werd om de baby te zogen, tegen betaling, omdat de moeder het kind zelf liever niet de borst gaf.

Meer ‘wijsvrouw’:

https://nl.wikipedia.org/wiki/Min_(beroep)
http://www.e-wld.nl/static/dictionary/content/pdf/wld-3/2005_Limburgse%20Dialecten%20III%202,2%20(Familie%20en%20seksualiteit)%20(bd).pdf
http://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/wijsvrouw
http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/wijsvrouw

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 26 van 25 juni 2021.

Louis Dingenen

Wiggel

‘As ge wa aër wèèrd, dan moede aane wiggel blijve, aaners wèèrde stijf!’ (Als je wat ouder wordt, dan moet je aan de gang blijven, anders word je stijf!)

‘Aane wiggel blijve’ is o.m. in het Peerder dialect een wat oudere uitdrukking voor “in beweging blijven, aan de gang blijven, bezig blijven, in de weer blijven”. Het is volgens gezondheidsspecialisten dé uitgesproken remedie tegen de “rust die roest”.

‘Wiggel’ betekent volgens het Limburgs Etymologisch Woordenboek “beweging, gang” en ‘wiggele’ betekent “heen en weer bewegen”. Als je een paal uit de grond moet trekken, dan probeer je eerst of je er een beetje mee kan ‘wiggele’ en als dat lukt, dan kan je hem stilaan losser proberen te krijgen. ‘Wiggele’ is afgeleid van “bewegen, wiegen” en een werkwoord op -elen wijst (meestal) op iets dat herhaaldelijk gebeurt. In het Vlaams Woordenboek vind je als bijkomende (figuurlijke) betekenis van ‘iemand aan de wiggel haaën’ dat je “iemand aan het lijntje houdt, met loze beloften paait’. Ik neem aan dat wij dat in het Peerder niet kennen … of wel? In het Engels kennen we het werkwoord “to wiggle” in de betekenis van “in beweging brengen, wiebelen” zoals wanneer de dokter zegt: “Please, wiggle your toes!” (Beweeg je tenen heen en weer / wiebel met je tenen a.u.b.).

Verwar overigens ‘wiggele’ ook niet met ‘wichele’, want dan ben je (met zogenaamde paranormale krachten) via een “wichelroede” in je handen aan het zoeken naar de aanwezigheid van water of metalen in de grond … “Wichelroedelopen” heet dat ook!

‘Wiggele’ doet ons (heel waarschijnlijk toch) ook denken aan “waggelen”, een AN-woord dat “wankelen” betekent en dat Van Dale omschrijft als “slingerend lopen”. Een gans waggelt en iemand die veel last heeft van pijn aan de heupen of rug, waggelt ook soms. Het lijkt dan wel of hij te veel alcohol op heeft, want zo iemand waggelt ook wel eens, vandaar dat bij een alcoholcontrole de test met het lopen over een rechte lijn soms afgenomen wordt.

Een absolute aanrader om dit stukje ‘wiggelend’ af te sluiten is eens te klikken op https://www.youtube.com/watch?v=hiP14ED28CA . Daar vind je de officiële videoclip uit 2014 van de Amerikaanse zanger Jason Derülo’s “Wiggle” met o.m. Snoop Dogg. Waarschuw alweer eerst je huisgenoten … zet de volumeknop ver open en sta recht. Als de zanger vraagt: “You know what to do with that big fat butt?” dan heb je zelfs geen vertaling of onderschriften nodig, want dan weet je dat het antwoord is: wiggle! Wedden dat je wil ‘meewiggele’, want … een mens moet toch ‘aane wiggel blijven, hè’, dat is gezond! En zoals ze zeggen: ‘Zoe lang as ge aane wiggel ko.nd blijven, zijde ’ne goeie!’

Meer ‘gewiggel’:

http://etymologiebank.ivdnt.org/trefwoord/wiggel
http://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/wiggel
https://www.gezondheidenwetenschap.be/gezondheid-in-de-media/hoe-soepel-en-beweeglijk-blijven-bij-het-ouder-worden
https://www.youtube.com/watch?v=hiP14ED28CA
zeker niet klikken op deze link: https://www.youtube.com/watch?v=QEPekZlm4sw  … 😊!!

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 51 van 24 december 2021.

Louis Dingenen

Wèèrs en stentig

‘Zoe’ne wèèrse mins, ge ko.nt er nie mee kalle en ge krijgt toch noeëts gelijk!’ (Zo’n koppig mens, je kan er niet mee praten en je krijgt toch nooit gelijk!)

Als je in het Peerder dialect iemand als ‘wèèrs’ of ‘dwèèrs’ betitelt, dan vind je hem “koppig, eigenwijs en tegendraads” en zie je hem als een ‘wèèrserik’, ‘wèèrskop’ of ‘dwèèrserik’, een ‘wringer’, een “koppigaard, een dwarskop of dwarsligger”. Het kan zijn dat hij alleen op dat ogenblik ‘wèèrs’ of ‘dwèèrs’ is of doet, maar het is ook mogelijk dat hij dikwijls of (bijna) altijd ‘(d)wèèrs’ is of doet. Hij is meestal knorrig en gaat dan … ‘tege ’t regeer in’ (tegen de regel/afspraak in), waarbij ‘het regeer’ staat voor wat “normaal” is of “de regel, de gewoonte, het gewone, het beleid, het gangbare, het gevraagde …”

In het AN verschillen “dwars” en “wars” duidelijk van betekenis, maar in ons dialect is dat onderscheid niet zo duidelijk. Dwars betekent bij Van Dale in eerste instantie “in een richting loodrecht op een andere” en daarnaast ook “onhandelbaar, weerbarstig” terwijl wars “afkerig van” betekent. In de zin ‘Ich wil nie wèèrs doen, mè ich lig altijd dwèèrs in m’n bed’, gebruik je eerst de figuurlijke betekenis van dwars (wèèrs) en daarna de letterlijke betekenis (dwèèrs) om te zeggen dat je “niet tegendraads wil doen, maar dat je altijd (niet in de lengte maar) in de breedte van je bed ligt”, dus dwars of haaks op de normale ligwijze. Je kan ook zeggen dat je ‘in ’t wèèrs’ ligt. Zo zie je dat wij de dialectvorm ‘wèèrs’ (van wars) gebruiken om de figuurlijke betekenis van ‘dwèèrs’ (dwars) weer te geven.  Meer nog, wij gebruiken ‘wèèrs’ ook om de letterlijke betekenis van ‘dwèèrs’ aan te geven, zoals in ‘de heur van euze pa konde bekan nie schoeën snije, want die is altijd zoe wèèrs’ (de haren van mijn vader kun je bijna niet mooi knippen, want die zijn altijd zo weerbarstig). Bij mijn weten gebruiken we ‘wèèrs’ niet voor “afkerig van”, maar misschien heeft de lezer daar wél weet van … laat het ons dan ook weten, ok?

Als je ‘wèèrs’ bent, lig je dus (figuurlijk) dwars en ben je een “dwarsligger”. Je hoeft dan nooit zonder werk te zitten, want bij de spoorwegen hebben ze altijd (weliswaar letterlijke) dwarsliggers nodig om de treinrails op hun plaats te houden! Iemand die erg ‘wèèrs’ is, noemen we in Peer ook ‘ene wèèrse bo.k’, zoals een (geite)bok kan bokken, en in het Maaslands spreken ze dan van ‘zoe wèèrs as ‘ne reek’ (zo koppig als een … riek). Kennen wij dat ook?

‘As ge oeër goesting nie krijgt, moede nie stentig zijn, he … jo.nk!’ (Als je je zin niet krijgt, moet je niet koppig zijn, he … kind!) ‘Stentig’ is een synoniem van ‘wèèrs’ en de combinatie ‘stentigen ezel’ kennen wij om aan te duiden dat iemand dubbelop koppig is, zoals een steenezel, waarmee je aangeeft dat de ander niet alleen koppig is, maar ook dom! Waar ‘stentig’ precies vandaan komt, is niet duidelijk, maar het zou kunnen dat het woord “weerstaan / weerstand” erin doorschemert. En hoe harder je aan een ezel trekt, hoe harder hij de andere kant op, wil … niet? En dan hebben we het nog niet over hoe een paard kan ‘ezelen’ als het ‘de ko.nt tegen de krib’ gooit, maar dat is weer een ander verhaal! Oh ja, je mag die ezel en dat paard ook figuurlijk nemen … en dan komen we weer bij onze eerste voorbeeldzin aan … met ‘dèè wèèrse mins’!

Nog ‘wèèrs en stentig’:

https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/dwars
https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/wars
https://nl.wikipedia.org/wiki/Dwarsligger_(spoor)

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 40 van 1 oktober 2021.

Louis Dingenen

Vlimmen, vlummen en vlemmen

‘Hèè moet es wa ever ‘vlemme’ schrijven! Da hierde bekan nemie! Ge kent da toch, hè? Wa in ‘ne vis zit, die klèèn groate zoe as ze zeggen! (Hij moet eens iets over ‘vlemme’ schrijven! Dat hoor je bijna niet meer. Je kent dat toch, hè? Wat in een vis zit, die kleine graten, zoals ze zeggen!)

Een trouwe abonnee van Blikveld zette ons op weg naar ‘vlemme’, die kleine visgraten die gevaarlijk vast kunnen zitten in de keel en die je dus best niet opeet. Varianten in het Peerder dialect zijn ‘vlumme’ en ‘vlimme’. Een ‘vlem’, ‘vlum’ of ‘vlim’ kan in ons dialect naast “visgraat” ook nog “vin”, “schub” en zelfs “kieuw” betekenen, zo leert ons het standaardwerk Limburgse Dialecten III. In andere dialecten betekent het ook nog een “stekel van een aar” zoals je die bv. bij gerst en andere granen vindt en ook nog “wimper”.

Een ‘vlim’ is ook een heel scherp mesje, zo’n scalpel waarmee de chirurg of veearts opereert … en meteen duikt het beeld van Peter Faber op die de rol van veearts speelt in de film “Dokter Vlimmen” uit 1977. Een “gerenommeerde” veearts uit Peer kwam in die periode geregeld bij ons op de boerderij en na afloop van zijn medische tussenkomst, praatte hij graag wat over “koetjes en kalfjes” … om in de sfeer van zijn beroep te blijven. Hij was ook een filmliefhebber, maar “Dokter Vlimmen” vond hij geen goede film … omdat de keizersnede in de film niet volgens de regels van de kunst uitgevoerd was. Regisseur Guido Pieters had beter moeten weten!

Het verkleinwoord van ‘vlim’ is ‘vlimmeke’ en in die betekenis kennen wij het ook als term voor “tornmesje” of ‘vlimmesje / vlimmeske’, zo’n werktuigje met een gevorkt uiteinde waartussen een scherp mesje zit om de naden en stiksels van een kledingstuk los te snijden. Let dus op de klemtoon als je ‘vlimmesje / vlimmeske’ uitspreekt!

Een synoniem van ‘vlim’ als “scherp mesje” is ‘vlijm’ … en als iets “zo scherp is als een vlijm”, dan is het “vlijmscherp”. En ja, dat brengt ons naadloos bij “haarscherp” waarmee we twee kanten op kunnen. We kunnen richting ‘hare’, het scherp kloppen van de snijkant van een zeis en dat doe je met een ‘haarhamer’ op een ‘haarspit’. Ik zie mijn grootvader nog op enkele juten zakken op een stuk boomstronk zitten waarin het haarspit verankerd was. Een houten tak met gaffel hielp de zeis rechthouden en geregeld ‘tifde’ (spuwde) hij eens op de zeissnede om beter op het staal te kunnen mikken. ‘Haren’ kan leiden naar “haarscherp”: zo scherp als een gehaarde zeis. In een artikel in ‘Neerlandistiek’ van 2016 beweert de auteur evenwel dat je moeilijk kunt beweren dat iets zo scherp is als een ‘haar’ en daarom moet je richting “hoofdhaar” gaan zoeken. “Haarscherp” (of ‘heur- of hoarscherp’ in het Peerder) wijst erop dat iets een snijkant, een snede, heeft die zo “dun is als een haar”. Wie heeft het bij het rechte eind?

Meer ‘vlimmen’:

https://www.encyclo.nl/begrip/vlim
https://www.encyclo.nl/lokaal/11289
http://etymologiebank.ivdnt.org/trefwoord/vlim1,
http://etymologiebank.ivdnt.org/trefwoord/vlijm
https://nl.wikipedia.org/wiki/Tornmesje
https://www.neerlandistiek.nl/2016/12/etymologie-haarscherp/

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 24 van 11 juni 2021.

Louis Dingenen

Viet – Onnere viet

‘O.nnere viet aut en loeëp mich nie mieë o.nnere viet, want ich kan zoe al nie tegoei o.nnere viet aut!’ (Uit de voeten en loop mij niet meer voor de voeten, want ik ben zo al niet goed te been!)

In de voorbeeldzin hierboven staat drie keer ‘o.nnere viet’ met telkens een betekenisnuance en dat maakt o.m. ons Peerder dialect zo interessant. Voor alle duidelijkheid: ‘viet’ is het meervoud van ‘voet’ zoals ‘pieët’ het meervoud is van ‘poeët’, met dit verschil dat de /ie/ van ‘viet’ korter uitgesproken wordt dan de /ie/ van ‘pieët’! Peerder varianten van ‘viet’ zijn zeker ‘veet’ en ‘vuut’ en misschien ken jij er nog. Laat maar horen!

‘O.nnere’ is dialect voor “onder de” en de combinatie met ‘viet’ is dus ‘o.nnere/onder de viet’, letterlijk “onder de voeten”. Als iemand zegt dat je ‘o.nnere viet aut moet’, dan kan je je beter reppen, want dan moet je oprotten, je uit de voeten maken, wegwezen! Als je ‘iemet nie o.nnere viet moet loeëpe’ dan zorg je er ook best voor dat je weg komt, want je wil niemand “voor de voeten” lopen. Je zou die persoon immers letterlijk kunnen doen struikelen en dus ernstig kunnen hinderen of zelfs pijn doen als hij valt!

Als iemand in Peer tegen je zegt dat hij ‘nie mieë zoe goed o.nnere viet aut kan’ of ‘wa o.nnere viet is’ dan ben je ook best voorzichtig en vriendelijk, want dan wil die persoon zeggen dat hij niet meer zo goed “te been” is, maar hij kan ook ‘wa o.nnere viet’ zijn van een bepaalde situatie of van slecht nieuws of zo … waarvan hij aangedaan is en waardoor hij zich niet zo goed voelt. Je merkt overigens dat ‘viet’ in het dialect “voeten” gebleven is, maar in het AN “been” geworden is.

Bij het zoeken naar de herkomst van het woord “voet” kom je de uitdrukking “op staande voet” tegen zoals in “iemand op staande voet ontslaan” in de betekenis van “met onmiddellijke ingang”. In Etymologiebank.nl (zie ook de link hieronder) kan je lezen dat wie in de 16de eeuw veroordeeld werd en in hoger beroep wilde gaan, dat “staensvoet” of “voetstaens” moest doen, nog voordat hij dus een voet verzette …op staande voet dus.

In hetzelfde artikel lees je meer over waar ‘veerre viet’ (voor de voet) vandaan komt in bv. de zin ‘Hèè scho.bde alle pèèlkes veerre viet om!’ (Hij trapte alle paaltjes voor de voet om, een voor een!). ‘Veerre viet’ zou gevormd zijn naar analogie met “voor de hand (liggend)” dat gezegd werd van zaken die bv. op een markt op een tafel lagen en dus op handhoogte aangeraakt, overgenomen, gekocht … werden mét de bedenking dat ze gekocht moesten worden zonder verder onderzoek, dus … zoals ze er bij lagen. Dingen die op de grond lagen, zoals hout, konden dan “voor de voet” gekocht worden of “voetstoots”, dus ook zonder verder onderzoek en ook “zonder overslaan” … ‘veerre viet’ dus!

‘Amai, mijn viet!’ … ik hoor het je al zeggen … en ja, er zijn nog heel wat uitdrukkingen met ‘viet’ in, maar dat is misschien stof voor een andere keer!

Meer ‘viet’:

http://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/voeten%2C+niet+uit+de+~+kunnen
http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/voet
http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/voetstoots

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 16 van 16 april 2021.

Louis Dingenen