Nistel

‘Bind oeër nistels inins tegoei, met ‘nen dobbele knoeëp, aners valde strak nog ever oeër èège viet!’ (Bind je veters ineens goed, met een dubbele knoop, anders val je straks nog over je eigen voeten!)

Een ‘nestel’ of ‘nistel’ is (o.m.) Peerder dialect voor een “(schoen)veter”, een rijgkoord waarmee je je schoenen dichtrijgt door de daartoe voorziene gaatjes en/of haakjes in/op je schoenen. Je hebt ze in alle kleuren en maten. Eigenlijk is een ‘nestel’ het metalen of kunststoffen ringetje of buisje op het uiteinde van een veter dat het rafelen tegengaat, zo blijkt.

Oudere Perenaren zullen ‘vèter’ of ‘veter’ ook nog kennen als “(veiligheids)slot” zoals in ‘Leg mèr ene goeien vèter aan oeëre nauwe vielo, aners zijde ’m mèrrege al kwijt!’ (Maak maar een goed (hang)slot aan je nieuwe fiets, anders ben je hem morgen al kwijt!).

“Veter” betekende vroeger ook boei en ketting, maar bij ons was/is het vooral als ‘sloot’(hang)slot bekend. Ook op een deur was het vroeger de gewoonte een ‘vèter’ te leggen … om ze goed af te sluiten.

Meer ‘nistel’:

https://www.etymologiebank.nl/trefwoord/veter

Eerste publicatie in Blikveld nr. 26 van 1 juli 2022.

Louis Dingenen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *