Kaarsendomper

‘Hèè stond nie vanachter toen de snauten autgedèèld woorte: hèè ha een snaut gelijk ‘ne ka(a)rsendo.mper!’ (Hij stond niet achteraan toen de neuzen uitgedeeld werden: hij had een grote kromme neus).

Om de hoge kaarsen aan het altaar aan te steken, gebruikte de koster vroeger een lange stok met bovenaan aan de ene kant een wiek en aan de andere kant een metalen kapje in de vorm van een vingerhoed.

Vóór de ‘ieërste mès’ (de vroegmis) stak hij met die brandende wiek de kaarsen aan en na de ‘hoeëgmès’ (de hoogmis) gebruikte hij het metalen kapje om de wiek van de kaars … te doven. Het kapje noemt men “de domper” en de koster plaatste het over de kaarsenvlam zodat die geen zuurstof meer kreeg … en zodat het vlammetje doofde.

De kaarsendover of ‘kaarsendo.mper’ doofde het vuur, letterlijk. Zo ook kan een figuurlijke domper bv. de feestvreugde doven … Figuurlijk is een “domper” iets dat of iemand die de sfeer vergalt of een gebeurtenis verpest.

De vorm van de ‘kaarsendomper’ inspireerde menige scherpe tong ook om de grote neus, haakneus of haviksneus van medeburgers als ‘ka(a)rsendo.mpers’ te betitelen … Vandaag zou zo’n woord niet meer kunnen ontstaan … niet omdat er geen grote neuzen meer zijn, maar omdat er (bijna) geen kosters meer zijn die op de ouderwetse manier de kaarsen aansteken en uitdoven! Onze taal past zich aan de maatschappelijke realiteit aan. 

Meer ‘kaarsendompers’:

https://erfgoedinzicht.be/collecties/detail/7833dac6-528d-5025-9d20-0bc9008990ae/media/43391530-5e88-652f-0dd6-1a95eb170966

Eerste publicatie in Blikveld nr. 38 van 23 september 2022.

Louis Dingenen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *