Jakken

‘Dèè jong van heilangs, dèè dieët nèks as jakke… dèè is noeëts deu, altijd eweg!’ (Die jongen van hiernaast, die is voortdurend de hort op … die is nooit thuis, altijd weg!)

Jakke’ is (o.m.) een Peerder dialectwoord waarvan de betekenis niet zo eenvoudig te omschrijven is. ‘Jakke’ betekent in de dialectliteratuur “gejaagd lopen, snel rijden of lopen, ravotten”, maar bij ons wordt het vooral gezegd van iemand die veel rondhangt en dikwijls afwezig is, uithuizig is, van huis weg is zonder dat je goed weet waar hij naartoe is. Er zit een negatieve bijbetekenis in ‘jakke’ omdat die uithuizigheid niet echt geapprecieerd wordt, want die wordt aanzien als “ledigheid” en “ledigheid is des duivels oorkussen”, zo is ons aangeleerd, niet?

 Ledigheid is een oud woord voor luiheid en de duivel gebruikt luie mensen als “oorkussen”, als hoofdkussen, om op te slapen en … meestal loopt het niet goed af met mensen die lui zijn … zo wil de traditie. Akkoord, zoveel negativiteit straalt het werkwoord ‘jakke’ eigenlijk niet uit, maar als iemand altijd ‘oppe jak’ is, wordt hij een ‘jakker’ of een ‘jak’ genoemd en dat is toch niet bepaald een compliment!

Een mogelijk synoniem van ‘jakke’ is ‘ketse’ in de betekenis van rondlopen, rondlummelen en een ‘ketser’ is iemand die nogal doelloos van de ene naar de andere plaats, gaat, loopt, fietst … ‘Ro.ndketse’ kennen we in het dialect als doelloos rondrijden met de fiets, niet? ‘Ro.ndjakke’ kennen we ook in die betekenis en een ‘jakker’ is dan iemand die weg van thuis, schijnbaar doelloos van de ene plaats naar de andere rondlummelt. Met een beetje verbeelding zouden we over vroegere ‘hangjongere’ kunnen spreken, maar met dat onderscheid dat ze niet op één bepaalde plaats bleven rondhangen.

Het werkwoord ‘jakke’ zou een “intensivum” van het werkwoord “jagen” (“voortjagen”) kunnen zijn en dus een nog intensievere vorm van jagen aanduiden. Als je “iemand veelvuldig opjaagt’, dan ‘jakker je die persoon af’. ‘Aafjakkere’ noemen we dan een frequentatief of iteratief werkwoord van ‘jakke’ en in de Etymologiebank vinden we als betekenis van jakken: een trekdier onbarmhartig voortdrijven.

In dat verband misschien een goede raad voor menig sporttrainer: ‘Ge moet oeër spelers zoe nie aafjakkere, strak zijn ze allemeul gekwetst!’ (Je moet je spelers zo niet afjakkeren, straks zijn ze allemaal geblesseerd!).

Meer ‘jakken’:

https://onzetaal.nl/taaladvies/ledigheid-is-des-duivels-oorkussen/ http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/jakken

Eerste publicatie in Blikveld nr. 37 van 16 september 2022.

Louis Dingenen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *