Looi

‘Amai, hèè haa ’t wieër zitte … hèè kreeg zijn goesting nie en hèè keek wieër zoe lielek as ’ne looi!’ (Amai, hij had het weer zitten … hij kreeg zijn zin niet en hij keek weer zo boos als een stier!’

‘Looi’, met uitspraakvarianten ‘luuj’ en ‘loj’, is (o.m.) Peerder dialect voor “stier”, de mannelijke tegenhanger van een koe. Naast ‘looi’ wordt in ons dialect ook de term ‘stier’ gebruikt, met uitspraakvarianten ‘steer’ en ‘stuur’, en ook hier speelt de context weer mee om de betekenis van een woord correct te begrijpen.

Neem nu dat iemand zegt ‘Ich kan nie zonner stier!’ Bedoelt de spreker dan dat hij niet zonder “stier” kan en dat hij dat beest bv. nodig heeft voor zijn koeien? Of bedoelt hij dat hij niet zonder “stuur” kan omdat hij anders niet kan fietsen? In ons dialect heet een “stuur” van bv. een fiets ook ‘stier’ of liever ‘stieër’, met de /ie/ iets langer uitgesproken dan bij het dier… Buitenstaanders horen het verschil in uitspraak overigens niet!

Naast ‘looi’ en ‘stier’ kennen wij in Peer nog de term ‘var’ om een (jonge) stier aan te duiden.

Verkleinwoorden van ‘stier’ zijn ‘stierke’ met de varianten ‘sturke’ en ‘stirke’, die van ‘looi’ zijn ‘looike, luujke en lojke’. En een kleine var … hoe noem je die? Een ‘varke(n)’? Inderdaad, die noem je een ‘varke’ en er is geen vergissing mogelijk: als je een ‘varke’ vraagt, krijg je geen zwijn, want een “varken” heet bij ons ‘vèrke(n)’ of ‘vèrreke(n)’.

Waar komen de woorden ‘looi’ en ‘var’ vandaan? Volgens dialectoloog Weijnen zou ‘looi’ door klanknabootsing (onomatopee) tot stand gekomen kunnen zijn. Een stier loeit … en dat geluid zou in ‘looi’ nagebootst (kunnen) zijn. En ‘var’? In het Middelnederlands is “var(re)” de term voor (jonge) stier en in het Duits is een Farre nu nog een (jonge) stier. Als je nog verder teruggaat in de (taal)tijd, kom je uit bij “farza-, farzôn” en kijk … daar zien we een ‘vèèrs’, een “vaars” opduiken in de taal … de (jonge) vrouwelijke collega van de jonge stier! Beide woorden zouden dus verband hebben met elkaar en zouden taalkundig zelfs uit hetzelfde oud-Griekse woord “paris” stammen … en “paris” betekent “kalf”, zonder geslachtsaanduiding!

En hoe kijkt nu iemand die zo kwaad kijkt als een ‘looi’, het beeld uit onze voorbeeldzin? Tja, zoek eens een stier op en ga eens lang genoeg voor hem staan … en liefst in rode kledij … en neem een foto! Ik ben er zeker van dat je een scherp beeld krijgt … van wat in de voorbeeldzin bedoeld wordt … figuurlijk scherp dan, want als je ook letterlijk een scherp beeld hebt, dan ben je waarschijnlijk een stierenvechter! Laat het ons weten … als je hersteld bent? ‘Stieër’ ons maar een mailtje, en kijk, die betekenis van het woord ‘stier’ hadden we nog niet behandeld … ‘Stier’ is Peerder voor “stuur” in de betekenis van “stuur op, zend”. Varianten zijn ook hier ‘steer’ en ‘stur(t)’. Maar probeer eerst die ‘looi’ maar weer in zijn … wei te krijgen! Veel succes!

Meer ‘looien’:

https://e-wld.nl/lemma/search/?search=stier
http://etymologiebank.ivdnt.org/trefwoord/var1
“Etymologisch dialectwoordenboek” van A. Weijnen (2003), Den Haag.

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 17 van 23 april 2021.

Louis Dingenen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *