Hèèrd

‘Wa ligde gèè zoe laat nog in ’nen hèèrd? Ge moest al lang in oeëre nèst ligge?’ (Waarom ben je nog zo laat op? Je moest al lang in je bed liggen!)

‘Hèèrd’ is Peerder dialect voor “haard”, de stookplaats in huis zoals in “open haard” en bij uitbreiding ook voor “bodem”, “vloer” en zelfs voor “het huis, de thuis en het gezin”. Letterlijk betekent ‘hèèrd’ dus ook “vloer” en die bestond vroeger uit gestampte aarde, daarna werden dat stenen vloeren en dan kwamen de vloertegels (“plaveien”) en het marmer, al zijn ook de houten vloer en de parketvloer altijd in trek gebleven!

‘Oppe ’n hèèrd’ en ‘in ’nen hèèrd’ betekenen “in huis” of “op de vloer” zijn, in tegenstelling tot “niet (meer) op de vloer” en dus aan het slapen of afwezig zijn. Als je tegen iemand zegt dat hij niet meer ‘ever d(n hèèrd maaëg kome’ dan bedoel je dat hij niet meer welkom is in jouw huis: ‘Van mijnen hèèrd aaf!’. En je mag ook zomaar niet iedereen ‘ever den hèèrd brèngen’ in die zin dat je niet om het even wie mee naar (t)huis mag brengen, want je weet niet ‘wie ge dan ever d’n hèèrd krijgt’ (over de vloer krijgt).

‘Hèèrd’ is ook dialect voor “haard” als haard, bron, middelpunt van … bv. een besmetting. In het Duits zegt men “Herd” en de verwantschap met ‘hèèrt/haard’ ligt voor de hand.

‘Hèèrd’ komt van het Middelnederlandse woord “hert”, stookplaats, dat ook voorkwam in de samenstelling “eertstede”, wat “thuis, domicilie” betekende en later “haardstede” geworden is. De stookplaats in een huis lag vroeger, op vastgestampte bodem, centraal in de woonruimte en was het middelpunt van de huiselijke activiteit, lezen we in het Etymologisch Woordenboek van het Nederlands. De uitdrukking “eigen haard is goud waard” wijst op het belang dat gehecht werd, en nog wordt, aan een eigen woonst als onderdeel van de “vrijheid” en “onafhankelijkheid” die men heeft.

In 1798 vochten de boeren in de Boerenkrijg “voor outer en heerd” waarbij “outer” stond voor “altaar, geloof, Kerk” en “heerd” voor “haard, familie, gezin”, symbolen van de belangrijkste levenswaarden van de boeren. Als herdenking aan die Boerenkrijg schreef de Kempense dichter Jozef Simons tussen WO I en WO II het gedicht “Voor outer en heerd” en Perenaar Armand Preud’homme heeft het getoonzet. De leuze “Voor outer en heerd” werd door de Vlaamse Beweging “omarmd” (of gekaapt) en het lied van Simons en Preud’homme werd in WO II door de Sturmbrigade Langemarck van de Waffen-SS als strijdhymne gezongen. Het ging om Vlaamse vrijwilligers die als Oostfronters met nazi-Duitsland meevochten en het lied heeft daardoor een erg negatieve reputatie gehad, zo lees je in Wikipedia.

“De vrouw (de moeder) aan de haard” is lang het adagio geweest in het doorsnee brave katholieke Vlaamse gezin waarbij de vader (uit) ging werken en “moeder thuis als “huisvrouw” aan de haard” bleef om voor het gezin, het eten en het huis te zorgen. “Bij de haard” was van 1949 tot 1987 het populaire tijdschrift van eerst de Boerinnenbond (1911-1971) en daarna de KVLV. In 1987 veranderde het tijdschrift van naam in “Eigen Aard” en sinds 2005 heet het “Vrouwen met Vaart”, uitgegeven door de katholieke Vlaamse vrouwenorganisatie Ferm. 

Nog ‘hèèrd’:

http://etymologiebank.ivdnt.org/trefwoord/haard10
https://nl.wikipedia.org/wiki/Jozef_Simons
https://nl.wikipedia.org/wiki/Voor_outer_en_heerd
https://nl.wikipedia.org/wiki/Ferm

Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 27 van 2 juli 2021.

Louis Dingenen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *