Fiets

Pas op da ge met oeëre vielo nie ever die fieëts van euze klèène valt! (Let op dat je met je fiets niet over de fopspeen van ons kleintje valt!)

Fieëts’ is een heel oud (o.m.) Peerder dialectwoord voor “fopspeen”, nu beter bekend als ‘tit’, ‘tut’, ‘tutter’ en ‘lo.ts’. De /ie/ in ‘fieëts’ wordt (heel) lang uitgesproken, langer dan in tweewieler “fiets”. En geloof het of niet …er is blijkbaar een verband tussen de woorden “fiets” (‘vielo’) en “fopspeen” (‘tut’).

Fieëts’, met de lange /ie/, zou afgeleid zijn van het Duitse voorvoegsel “vize”, in de betekenis van “(plaats)vervangend”, zoals wij dat kennen in vice-president of vice-voorzitter. Wij schrijven het met een /c/ en de Duitsers met een /z/ die ze als /tz/ of /ts/ uitspreken. In het Duits spreekt men “vize” dus (ongeveer) als /fietze/ of /fietse/ uit … en wij zijn er al bijna! Eerst even terug in de tijd.

In de eerste helft van de 19de eeuw werd het traditionele vervoermiddel “paard” stilaan vervangen door “het stalen ros” (het stalen paard), nl. de fiets. In eerste instantie was dat een “loopfiets”, in 1816 uitgevonden door de Duitser Karl Drais. Klik zeker op de link onder de tekst als je een afbeelding van de man op zijn loopfiets/wandelfiets wil zien.

In het Duits sprak met in die tijd over de fiets als een “plaatsvervanger” voor het paard, een “vize-Pferd” dus, uitgesproken als /fietze-pferd/ of /fietse-pferd/. Later werd dat woord afgekort en werd het voorvoegsel “vize” dus zelfstandig gebruikt als /fietze/ of /fietse/ en daarmee zouden dus de woorden “fiets” en “fietsen” geboren zijn, zo beweerden twee Gentse professoren taalkunde in 2012. Hoe die woorden dan precies bij ons terechtgekomen zijn, is niet echt duidelijk, maar de twee proffen verwezen hierbij o.m. naar wat taalkundig gebeurd is met het woord “automobiel” … waar ook het eerste deel een zelfstandig leven is gaan leiden als “auto”.

Naar analogie hiermee kan je het woord ‘fieëts’ als “fopspeen” ook verklaren, want een “fop-speen” is een “plaatsvervanger” voor een echte speen. Het Duitse voorvoegsel “vize” /fietze/ wordt nu ook zelfstandig gebruikt, net als bij de tweewieler, en je krijgt ‘fieëts’ in ons dialect. Het lijkt op een fiets als je het woord uitgesproken hoort, maar het heeft er dus totaal niets mee te maken … behalve dat het ook een “plaatsvervanger” is. Heel wat Limburgse dialecten hebben overigens veel ontleend en aangepast uit het Duits.

Oh ja, ‘tit’, ‘tut’, ‘tutter’ en ‘lo.ts’ zijn heel waarschijnlijk klanknabootsende woorden en met enige verbeelding hoor je de baby’s en/of de jonge diertjes nog ‘tuttere’ en ’lo.tse’!

Het woord ‘lo.ts’ is in (o.m.) in het Peerder dialect ook een scheldwoord voor iemand die ‘lo.tst’ of ‘zieëvert’ … zoals een baby … m.a.w. het is iemand van wie niet ernstig genomen wordt wat hij zegt of … brabbelt.

Nog ‘fietsen’?

https://historiek.net/woord-fiets-komt-van-vervangingspaard/14900/
https://www.standaard.be/cnt/dmf20120221_174

Eerste publicatie in Blikveld nr. 30 van 28 juli 2023.

Louis Dingenen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *