Fezelen, f(r)iezelen en kazelen

‘Wa zijn ze deu wieër aan ’t kazele? Stil kalle en hel liege, ich zeg het o.ch!’ (Wat zijn ze daar weer aan ’t roddelen? Stil praten en hard liegen, ik zeg het je!)

Stil kalle’ (stil praten, fluisteren) kennen wij (o.m.) in het Peerder dialect als ‘fezele’ of als ‘fiezele’. Dikwijls heeft ‘fezele’ een negatieve bijbetekenis omdat al snel gedacht wordt aan geheimzinnig of heimelijk (kwaad) spreken achter iemands rug, “achterklap” noemen we dat, maar ‘fezele’ hoeft niet noodzakelijk achterklap in te houden. In verband met ‘fezele’ hoor je wel eens zeggen “fezelaars zijn kwezelaars” en “fezelaars komen niet in de hemel” met weer een duidelijke verwijzing naar de achterklap. ‘Fiezele’ betekent overigens ook nog iets anders dan ‘fezele’. Als het lichtjes regent, motregent, miezert … dan spreken we over ‘fiezele’ en sommigen hebben het dan zelfs over ‘friezele’.

Kazele’ houdt ook soms wel achterklap in, want het betekent “roddelen, achterklap verkopen, kwaad spreken achter de rug van iemand”. ‘Kazele’ wordt ook gebruikt voor “met elkaar staan te kletsen”, “wartaal en onzin verkopen” en ook voor “zwammen” (zonder kennis van zaken praten). In het AN hebben we geen echt equivalent voor ‘kazele’ en dus houden we het maar op “achterklap verkopen”.

De herkomst van het woord ‘fezele’ is waarschijnlijk te zoeken in de klanknabootsing van wat je hoort als mensen heel zachtjes (met elkaar) spreken … Je hoort de klanken ffff … ssss …. zzzww … en met een beetje verbeelding en creativiteit kom je zo aan ‘fezele’ (in het Middelnederlands “vezelen”) en zelfs “fluisteren”.

De herkomst van ‘kazele’ is ook onduidelijk, maar het woord werd al in 1846 gebruikt. “Kazelen is een limburgsch woord en wordt vertaeld door het fransch jaser” schrijft Pieter Ecrevisse in een voetnoot van een boek over De Drossaert Clercx. “Jaser” is oud-Frans voor “praten”. 

In een Limburgs dialectwoordenboek lezen we ook dat ‘kasele’ in Peer en Grote-Brogel gebruikt wordt voor “kaatselen”, een verbastering van het Franse spelrijmpje “Un, deux, trois, qui a la balle?” Het spel bestond erin dat iemand, met de rug naar de andere spelers gekeerd stond en een bal over het hoofd naar achter wierp. Een van de spelers ving de bal op en verstopte hem achter de rug … en de werper moest raden wie de bal had. Zou het kunnen dat het betekenisaspect “achterklap, achter de rug praten” uit dit spel en met deze naam overgenomen is?

Nog ‘fezelen, fiezelen, friezelen of kazelen’:

https://etymologiebank.nl/trefwoord/vazelen1
https://etymologiebank.nl/trefwoord/kazelen
https://www.dbnl.org/tekst/mole002refe01_01/mole002refe01_01_0004.php
https://e-wld.nl/static/dictionary/content/pdf/wld-3/2008_Limburgse%20Dialecten%20III%203,2%20(feest%20en%20vermaak)%20(bd).pdf

Eerste publicatie Blikveld nr. 2 van 13 januari 2023.

Louis Dingenen

Reactie en aanvulling:

Vanuit Grote-Brogel ontvingen we een heel interessante reactie op het (vorige) dialectstukje over Fezelen en kazelen’:

Kazele’ is perfect Brogels. In verband met de verwijzing naar het Franse werkwoord “jaser” (praten)ging er bij mij een lichtje branden. Vanop de jongenspeelplaats in Grote-Brogel hoorde je vanuit de belendende meisjesspeelplaats regelmatig luid weerklinken: “Wè deid er mèè jasère?”

Dat was een lied/oproep ter uitnodiging om collectief aan een of ander spel te beginnen, mogelijk het balspel dat in het stukje over ‘Fezelen en kazelen’ beschreven wordt.’

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *