Belimmelen

‘Wa hadde o.ch nau wieër in oeër haan leute dauwe … jingske, jingske, toch … ge had o.ch wieër leute belimmele!’ (Wat heb je je nu weer in je handen laten duwen … jongen, jongen, toch … je hebt je weer laten bedotten!)

Echt gebeurd: als kind werden we naar de kruidenierswinkel gestuurd en we kregen een winkelbriefje mee, zo ging dat toen. Impulsaankopen? Vergeet het maar! Er stond ook ‘kèès’ op mijn briefje, ‘gesneeë kèès’, 300 gram, de gebruikelijke portie. Toen ik weer thuis kwam met de ‘vlies vol waar’ begon moeder ‘aut te taste’ zoals dat heet(te) en toen ze de kaas zag, schrok ze. ‘Wa hemme ze o.ch nau wieër in oeër haan gedauwd … menneke toch … ge had o.ch leute belimmele!’ Wat had ik fout gedaan? En toen legde moeder uit dat de winkelier mij eigenlijk iets aangesmeerd had ‘wat ‘r nie zeu gedèère hemme as ich er zelf bij geweest waas,’ zei moeder (wat hij niet gedurfd zou hebben als ik er zelf bij geweest was). Wat was er gebeurd? De winkelier had het laatste stuk van de kaas helemaal opgesneden en meegegeven … waardoor er bijna meer kaaskorst dan kaas in het pakje zat! ‘Een echte schaaën!’ zei moeder nog en ‘Tat er wocht!’ (Een echte schande! Dat hij wacht!)

Op dat ogenblik besef je het als kind niet, maar de winkelier had mij eigenlijk liggen gehad, zo bedacht ik zovele jaren later, want dit voorval is mij altijd bijgebleven! Hij had mij bedot, bedrogen, in de/het zak gezet, hij had mij iets aangesmeerd … Al die betekenissen zitten in de Peerder uitdrukking ‘zich leuten belimmele’ die we nog maar zelden meer tegenkomen en dan nog vooral als ‘belummele’. Het aspect “zich laten ompraten of zich iets laten aanpraten” vind je ook terug in ‘belimmele’: ‘Mè, ge gingt toch nie meedoen! Hadde o.ch wieër leute belimmele?’ (Maar, je ging toch niet meedoen! Heb je je weer laten ompraten?)

Het zelfstandig naamwoord ‘limmel’ / ‘lummel’ komt meer voor en heeft de negatieve (bij)betekenis van onnozelaar, sukkel, lomperik. Eigenlijk is het een redelijk zacht scheldwoord. We gebruiken het ook in een zin als: ‘Het scho.lt mèr ‘ne mauzelimmel / hanelimmel!’ waarbij ‘limmel’ staat voor penis(je) van een muis/haan … en de betekenis is duidelijk: het scheelde maar een heel klein beetje! Je kan ook iemand uitschelden voor ‘limmel’, zoals in ‘Ge zijt ‘nen onniezele limmel!’en dan is het duidelijk dat je die persoon echt niet “moet”!

‘Limmele’/ ‘lummele’ kennen we ook in een zin als ‘Hèè stond deu wa te limmele oppe streut, mè hèè stoek giene poeët aut!’ (Hij stond daar wat te lanterfanten op straat, maar hij stak geen hand uit!). ‘Limmele’ betekent hier “rondhangen zonder specifiek doel, lanterfanten, luierend je tijd verdoen …” Ook niet bepaald positief dus!

Het woord zou uit het Duitse komen, lees je in het Limburgs Etymologisch Woordenboek, maar elders lees je dat het begrip uit het kaartspel komt: de “lummel” is de persoon die tijdelijk niet meespeelt, die geen partner heeft. Tja, wat doe je dan … wat ‘limmele’, zeker …

Meer ‘gelimmel’:

https://etymologiebank.nl/trefwoord/lummel; https://etymologiebank.nl/trefwoord/lummelen
https://www.ensie.nl/betekenis/lummel; https://nl.wiktionary.org/wiki/lummel

Eerste publicatie in Blikveld nr. 47 van 17 november 2023.

Louis Dingenen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *