Tif en tuf

In de klas: ‘Miester, hè tift mich in m’ne nek! (Meester, hij spuwt mij in mijn nek!)

Het werkwoord ‘tiffe’ of ‘tuffe’ betekent “spugen, uitspuwen” en ‘tif’ of ’tuf’ is “speeksel”. ‘Tuffen’ kan ook een klanknabootsend werkwoord zijn zoals in ‘Kiek dèt ottoke mèr es tuffe!’ (Kijk dat autootje maar eens ‘tuffen’!).

Het zelfstandig naamwoord ‘tuf’/’tif’ kan ook nog een andere betekenis hebben dan “speeksel”, nl. een “motorfiets”, ‘enen tif/tuf’: ‘Ich weu enen tif koeëpen met m’n èègen geld, mè ich moch nie van euze pa … veel te geveurlijk, zee’r!’ (Ik wou een motorfiets kopen met mijn eigen geld, maar ik mocht niet van mijn vader … veel te gevaarlijk, zei hij!)

Volwassenen maken overigens veel gebruik van klanknabootsingen wanneer ze tegen kinderen praten: ‘tuuttuut, tuftuf, tuuttuut, wafwaf’

Nog ‘tiffen’:

https://etymologiebank.nl/trefwoord/tuffen

Eerste publicatie in Blikveld nr. 8 van 24 februari 2022.

Louis Dingenen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *