‘Wa ‘ne nèst hei! Ko.mt mèr es aut oeëre nèst en reimt mèr es wat op! Nèstemaker!’ (Wat een rotzooi hier! Kom maar eens uit je bed en ruim maar eens wat op! Vervelend kind!)
Een “nest” is de broedplaats van een vogel, maar in het Peerder dialect kan ‘nèst’ nog meer betekenen. Het ‘Ooievaarsnèst’ in Grote-Brogel is waarschijnlijk wel het bekendste ‘nèst’ van Peer omdat Pieter Brueghel de Oude daar tussen 1515 en 1530 geboren zou zijn. Het gaat hierbij niet letterlijk om een vogelnest, maar wel om het geboortehuis, de geboorteplek.
Een vogel die een ‘nèst begint te maken’ is zich aan het “nestelen” en de uitdrukking is ook van toepassing op (jonge) mensen die zich voorbereiden op hun huwelijk of op een bevalling: ‘nèst maken’. Als je in Peer een ‘nèstemaker’ genoemd wordt, dan is dat heus geen compliment, want dan vindt de spreker dat je veel ‘streek veil hebt’ of ‘nesten veil hebt’, dus veel complimenten of eisen hebt, veel “van je tak maakt” en dus veel drukte maakt.
Heb jij als jongere ook ooit ‘nèsten autgehaald’, d.w.z. eieren uit vogelnesten gestolen? Vandaag is het strafbaar, vroeger was het een kwajongensstreek. Als de vogeleieren uitgebroed werden, had de vogel ‘ene nèst jo.ng’ (een nest vol jongen) die dan in het vogelnestje groot genoeg moesten worden voor ze konden uitvliegen. Als iemand op bezoek gaat bij familie en (figuurlijk) ‘ze’nen hiele nèst meebringt’ dan neemt hij zijn hele gezin mee op bezoek.
Een ander soort “vogelnestje” kennen we van de Vlaamse keuken: een grote gehaktbal met daarin een hardgekookt eitje, dat alles bakken in de frietketel of in de pan, dan in twee (of meer) stukken snijden en … smullen maar.
Als je ‘inne nèste zit’ dan zit je in de problemen en wie gaat je dan komen redden? Misschien een van je kinderen … als die tenminste geen ‘bedorven nèste’ zijn, want dan zijn ze te verwend om je te komen helpen, de ‘verwende nèste’ of kortaf, de ‘nèste’! Misschien liggen ze nog wel ‘in hunne nèst te stinke’ (in hun bed te slapen) zoals in de voorbeeldzin.
‘Nèst’ kan ook een “armzalige woning” betekenen en meestal ligt er dan ook een ‘hoop nèst’, rotzooi en rommel, in zo’n woning. ‘Wa ‘nen aaën nèst hèèt dèè hei nog steun … nèks mee aan te vangen!’ (Wat voor oude rommel heeft die hier nog staan … niets mee te beginnen!) Let wel even op dat je je niet van woordvolgorde vergist als je het over ‘dèèn aa nèst’ hebt … want ‘dèè nèst aa’ is heel wat anders, niet? Voor ‘aa nest’ kun je op de rommelmarkt misschien nog een paar centjes vangen, maar voor ‘’ne nèst aa’ …? Foei!
Meer ‘nèsten’:
https://etymologiebank.nl/trefwoord/nest
https://www.encyclo.nl/begrip/nest
Eerste publicaatie in Blikveld nr. 15 van 15 april 2022.
Louis Dingenen