‘Hèè haa wieër veel te hel gereeje met z’n sportkèèr en kiek nau mèr es: hèè zit in e kèèrke!’ (Hij had weer veel te snel gereden met zijn sportauto en kijk nu maar eens, hij zit in een rolstoel!)
‘Een kèèr’ (een kar, met de /èè/ ongeveer zoals in het tweede deel van /Alain/) heeft in het Peerder dialect verscheidene betekenissen. In de eerste plaats natuurlijk de voor de hand liggende betekenis van “kar”, een vervoermiddel op twee of drie wielen dat voortgetrokken wordt door bv. een paard, ossen, een tractor etc. Als het vervoermiddel vier wielen heeft, noemt men het “wagen”, … een hooiwagen, bijvoorbeeld …maar in ons dialect wordt dat ook een ‘hooikèèr’ genoemd, niet? ‘Kèère’ die wij kennen zijn bv. de zandkèèr of èèrdkèèr (zand- of aardekar), de mestkèèr (mestkar), de kroeëtekèèr (bietenkar), maar ook de hooikèèr die we dus ook kennen als ‘hooiwage’, ‘een hoeëg kèèr met botterikke’ op om het hooi of het stro beter vast te kunnen houden. ‘Botterikken’ zijn in deze context dus geen lomperds, maar houten palen of hekkens!
De namen van de hierboven aangehaalde karren duiden aan wat er in die karren vervoerd wordt. Ook een ‘vaulkèèr’ geeft aan wat vervoerd wordt en de vuilniskar van vandaag wordt nog altijd ‘vaulkèèr’ genoemd. In andere dialecten heet die ‘kèèr’ ook wel “askar”. En een ‘winkelkèèr’ … is er voor de klant, om zijn winkelwaar te transporteren. Een ‘hondskèèr’ vervoert geen honden, maar wordt, of liever, werd, getrokken door een of meer honden. Ja, vandaag wordt ook menige hond vervoerd in een hondenkar! Van( taal)evolutie gesproken! Een ‘stoeëtkèèr’ (stootkar) duw je en met een ‘stèèkkèèrke’ hef je zware lasten op om ze te transporteren. Een ‘sportkèèr’, zoals in de voorbeeldzin, is een dialectwoord voor “sportauto”, een ‘haufkèèr’ is een huifkar en … ‘e kèèrke’ uit de voorbeeldzin is een oneerbiedige (verouderde) dialectterm voor een rolstoel. Over de plezierrijtuigen hebben we het nu niet, maar toch even opmerken dat onze ‘kèèr’ ook familie heeft in het Engels, nl. “car” (auto).
We kennen ook enkele uitdrukkingen met ‘kèèr’: ‘de kèèr trèkke’ wil zeggen dat je het voortouw neemt en de boel (op gang) trekt. In dezelfde sfeer zit ‘(aan) de kèèr dauwe’, de zaken doen bollen. ‘Z’n kèèr drèèn’ betekent dat je helemaal van mening of van kant verandert en het ‘pèèrd achter de kèèr spanne’ geeft aan dat je de zaken verkeerd aanpakt.
‘As de as brèkt, vilt de kèèr’ betekent letterlijk dat “de kar (stil)valt als de as breekt” en wordt gebruikt om aan te duiden dat je moet ophouden met excuses te bedenken om niet te moeten werken! (zie ook As – As de as) ‘Rondkèère’ is een werkwoord dat aangeeft dat je (meestal) redelijk doelloos met bv. fiets, motor of auto aan het “rondrijden” bent en in het AN spreekt men dan van “karren”. Onlangs nog een mooi synoniem gehoord: ‘rondsjieze’ met de verwijzing naar ‘sjieës’, een soort paardenkoets die in het AN “sjees” heet en waarin je het verbasterde Franse woord “chaise” (stoel) nog herkent (zie de link naar Wikipedia hieronder).
Het verkleinwoord van ‘kèèr’ is ‘kèèrke’ (zie hierboven) en dat leidt ons naar ‘kèèrkesvolk’, een denigrerende term in ons dialect voor (meestal) wat marginale mensen: ‘Haad o.ch mèr niet te veel op met dè kèèrkesvolk!’ (Hou je maar niet te veel op met die marginale mensen). De verwijzing naar de huifkarren van de rondtrekkende mensen ligt voor de hand.
‘Kèèr’ kennen we ook in uitdrukkingen als ‘een kèèr te groeët’ als je bv. een broek gekocht hebt die echt “veel te groot” is. Je kan in het voetbal de bal ook ‘een kèèr’ langs de goal trappen en dan is hij ver naast het doel gegaan. En als je ‘een kèèr dings vanne zoller gehaald had’ dan heb je een heel grote hoeveelheid spullen van de zolder gehaald, een kar vol!
Nog ‘karren’:
https://nl.wikipedia.org/wiki/Kar
https://www.ensie.nl/jozef-verschueren/askar
https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/karren
https://nl.wikipedia.org/wiki/Sjees
Eerste publicatie in Blikveld nr. 32 van 11 augustus 2023.
Louis Dingenen