‘As ge vrigger weud trouwe, dan woorde drei wèke teveere al inne hoeëgmès aafgero.pe!’ (Als je vroeger wou trouwen, dan werd je (naam) drie weken vooraf al in de hoogmis afgeroepen!)
Het huwelijk is heel lang een bijna exclusieve kerkelijke aangelegenheid geweest, in die mate zelfs dat het burgerlijk huwelijk schijnbaar weinig belang had: het huwelijk in en voor de Kerk was het enige dat echt telde voor de gemeenschap. In grote steden was dat enigszins anders, maar toch … de “perceptie”, hè …
Een belangrijk onderdeel van de kerkelijke huwelijksprocedure was het nagaan of er geen bezwaren of beletsels waren tegen het bedoelde huwelijk. Daartoe werd ongeveer 40 dagen voor de eigenlijke trouw de ‘o.nnertrouw’ georganiseerd met de trouwers, de pastoor en twee getuigen. Op die manier werd de trouw ook voor de gemeenschap aangekondigd.
Daarna werden de namen van de trouwers tijdens de hoogmis van de drie zondagen voor de trouwdag vanop de ‘prèèkstoel’ door de pastoor ‘aafegro.pe’ in de kerken van de aanstaande bruid én bruidegom. In ons dialect werd dan gezegd dat bv. Jef van Thieu van Pier ‘ooch vanne prèèkstoel gevalle waas’.
Wie een bezwaar tegen het huwelijk had, moest dat dan bij de parochiepriester melden. Die drie ‘aafro.pe’ of ‘aafro.pinge’ werden ook gewoon ‘ro.pe’ (roepen) of “bannen” genoemd. Som mocht de trouw ondanks bepaalde beletsels toch doorgaan en gebruikte de pastoor in de trouwakte de Latijnse uitdrukking “cum dispensatione in bannis”, beter gekend als trouwen “met dispensatie”. De bezwaren werden dus “verbannen” zoals bv. bij het hertrouwen van een weduwe of weduwnaar of als de bruid zwanger was.
Van de trouwers werd verwacht dat ze tijdens die hoogmissen niet in de kerk aanwezig waren. Vandaag de dag worden huwelijksintenties ook nog ‘autgehange’ aan de valven van het gemeente- of stadhuis, maar het ‘aafro.pe’ bestaat niet meer. Of wel?
“Afroepen” en “afroep” kennen wij ook in het AN zoals in “de name vanne spelers woorte aafgero.pe’ (de namen van de spelers werden afgeroepen) en in “ik heb een vakantiejob op afroep”. We kennen ook “de roep om betere werkomstandigheden” en “de roep van de uil”. In het Peerder dialect kennen we ook de ‘ro.p’ van iemand in de betekenis van de faam of reputatie van iemand: ‘dè’s iemed met ‘ne slechte ro.p’ (dat is iemand met een slechte reputatie). Als iemand ‘een ro.ping’ heeft, dan wil dat zeggen dat hij of zij zich geroepen voelt om bv. priester of kloosterzuster te worden …
Niet alleen in de kerk was er een speciale plaats om info “om te roepen” of “af te roepen”, nl. de preekstoel of de kansel, maar ook buiten de kerk had je daarvoor speciale plaatsen. Dat kon een “roepsteen” zijn, naast of in de buurt van de kerk, en de koster, of iemand anders die kon lezen, bracht daar dan de “inlichtingen” van de week. Je vindt de term “roepsteen” vandaag nog terug in namen van parochiehuizen, gemeenschapshuizen etc. Later kwamen de “belleman” en nog andere omroepers om informatie naar de bevolking te brengen … maar dat is iets voor een ander stukje.
Nog meer ‘afroepen’?
Er staat bijzonder interessante info in de onderstaande links … maar het is mogelijk dat je er niet binnen geraakt!!
http://onstrees.bplaced.net/stamboom/note.php?nid=n85&ged=leyssen#:~:text=de%20roep%20Een%20voorgenomen%20huwelijk,mogelijk%20huwelijksbeletsel%20kenbaar%20te%20maken
http://www.stanny-van-grasdorff.be/webdesign/voorbeeld%20huwelijksakte.html
https://historischekringcadierenkeer.nl/publicaties/keerder-kroniek/historie/52-publicaties-keerder-kroniek/historie-links/193-gebruiken-rond-verkering-en-trouwen.html
https://www.lecavzw.be/node/590
Eerste publicatie in Blikveld nr.40 van 6 oktober 2023.
Louis Dingenen