‘M’ne nonk vroeg of ich ooch een siek moes hemme … Jè jeu … mè ich moch ze nie aanpakke van eus ma!’ (Mijn oom vroeg of ik ook een tabakspruim moest hebben … Ja zeker … maar ik mocht ze niet aannemen van mijn moeder!)
‘Siek’ is (o.m.) Peerder dialect voor “tabakspruim” of “pruimtabak”, maar dat kennen wij bijna niet meer! Hoewel … met de opkomst van “snus” heeft het ‘praume’ toch weer enige aandacht gekregen heeft. Het werkwoord is ‘praume’ of ‘sieke’, (pruimen) en het betekent naast “pruimtabak kauwen” ook “hard werken”.
De term ‘siek’ komt van het Provençaals Franse woord ‘chique’ (stuk). Wie ‘siekt’ kauwt (pruimt) op grofgesneden tabak die speciaal daarvoor geselecteerd wordt en met of zonder sausje in potjes nog verkocht wordt. In oudere films zie je wel eens hoe iemand zo’n (tabaks)pruim achter zijn lip of wang wegsteekt, begint te kauwen en geregeld het bruin-zwarte speeksel op de grond ‘auttift’, uitspuwt of -spuugt. Wie vroeger binnenshuis ‘siekte’ deponeerde zijn speeksel in een “kwispedoor”, een bakje met of zonder zaagmeel, dat speciaal voor de ‘siekers’ gemaakt was. De echte ‘siekers’ konden met ingehouden kracht en kunde hun speeksel in een sierlijke boog in de kwispedoor mikken … soms tussen de bruin-zwarte tanden door, voor zover ze nog aanwezig waren in de mond van de ‘sieker’!
Als de ‘sieker’ even niet ‘siekte’, dan bleef de ‘siek’ in de mond geparkeerd zitten en de bruin-zwarte ‘zieëver’ (speeksel, kwijl) vond dan soms zijn weg via de mondhoeken van de ‘sieker’ naar buiten… een heerlijk zicht ! Als de ‘siek’ op was of niet meer smaakte, dan werd die met duim en wijsvinger uit de mond geplukt en weggeworpen … of mooi in een doosje opgeborgen … om weg te werpen … of te hergebruiken!
Duur was zo’n ‘siek’ niet, vandaar kwam de uitdrukking (zelfs) ‘gieën siek (tebak) wèèrd zijn’ om aan te geven dat iets of iemand helemaal niets waard is of dat men zelf totaal niet in conditie is. Je kan het werkwoord ‘sieke’ overigens ook figuurlijk gebruiken om aan te geven dat je hard gezwoegd hebt, dat je hard hebt moeten (door)bijten : ‘Ich hem nogal moete sieke!’
Naar analogie met het pruimen van tabak begon men bij ons na WO II volop te ‘sjieke’ of te ‘zjieme’ met kauwgom, een product dat via de Amerikaanse soldaten bij ons zijn ingang gevonden had. ‘Sjieke’ zeggen vele Vlamingen, maar ‘zjieme’ is meer van bij ons dan ‘sjieke’ en het is heel waarschijnlijk een vervorming van het Engelse woord “chewing gum” (zeg: tsjoewing). Tussen ’60 en ’80 kreeg men bij elke Esso-tankbeurt een geel doosje met enkele kauwgomtabletten van het merk “Chiclets” cadeau … vandaar later ook de term ‘sjieklette’ voor kauwgom! Achteloos en “milieubewusteloos” als we waren, ‘tifte’ we die ‘zjiem’ vroeger ook gewoon op de grond uit, zelfs op straat, met als gevolg dat je bv. in een winkelstraat talloze plekken en vlekken zag als herinnering aan ons ‘siek- en sjiekgedrag’ en dat ’s avonds die herinneringen ook soms onder je schoenen kleefden! Helemaal niet ‘chic, (spreek uit /sjiek/) in de betekenis van “chic, mooi, goed gedaan …”
Tot slot: je kan ook een ‘siek’ aan je ‘kinnebak’ hebben hangen en dat is dan (hopelijk) geen kauwgom, maar een “geitensikje”, een baardje op de kin. Het kan natuurlijk ook een ‘s(j)iek’ zijn die in je baard is blijven hangen en dan heb je een “geitens(j)iekje” … mèèèè toch!
Meer ‘sieken’:
https://nl.wikipedia.org/wiki/Pruimtabak
https://etymologiebank.ivdnt.org/trefwoord/sjiek
https://taalverhalen.be/minionderzoekje/kauwen-en-sjieken-op-tuttefrut
https://www.gezondheid.be/index.cfm?fuseaction=art&art_id=33982&utm_source=gezondheid&utm_medium=email&utm_campaign=newsletter&utm_content=email_nieuwsbrief_NB20220422&par=110787&utm_term=linkje
Eerste publicatie in Blikveld nr. 35 van 2 september 2022.
Louis Dingenen