‘Hèè verzèdde van den hielen daag giene poeët … en as ich moes stofzuige waas ‘r nog te lèè om z’n pieët op te hèffe!’ (Hij verzette op een hele dag geen voet … en als ik moest stofzuigen was hij nog te lui om zijn voeten op te heffen!)
In (o.m.) het Peerder dialect gebruiken we het woord ‘poeët’ als we het over een “voet”, “poot” of “hand” hebben. ‘Poeët’ staat eigenlijk voor “poot”, maar afhankelijk van de bedoeling van de spreker kan het ook “voet” betekenen, zoals in de voorbeeldzin hierboven. Omdat de spreker niet bepaald blij was met de houding van de persoon in kwestie, sprak hij niet over ‘voet’ en ‘viet’ (meervoud), maar over ‘poeët’(enkelvoud) en ‘pieët’ (meervoud) om de voet(en) van de betrokkene aan te duiden.
Met ‘poeët’ kan je ook een “wortel” bedoelen, niet de wortel van een boom, maar de groente! De uitspraak is iets korter dan die van het dialectwoord voor poot en het meervoud is ‘poeëte’ zoals in ‘poeëte petazie’ (wortelpuree of wortelstamppot).
In ons dialect maken we gebruik van stoot- en sleeptoon om het onderscheid tussen enkelvoud en meervoud van sommige woorden aan te geven. Eigenlijk is het een verschil in toonhoogte, maar we noemen het stoot- en sleeptoon …
Een mooi voorbeeld daarvan vinden we bij ‘pieët’ (poten), het meervoud van ‘poeët’ (poot). Een buitenstaander hoort het verschil niet tussen ‘piet’ (zoals de voornaam van de vroegere tv-kok Huysentruyt) en ‘pieët’ (poten), maar in onze regio horen wij duidelijk dat ‘piet’ korter wordt uitgesproken en ‘pieët’ langer gerekt wordt. Dat kan leuke en/of vervelende situaties opleveren: ‘Haat oer pieët bij o.ch’ (hou je poten (handen) thuis), zei een Perenaar vroeger eens tegen een medeburger die in het gezelschap was van een Brabantse student. De brave man uit de Pajottenstreek schrok omdat hij meende gehoord en verstaan te hebben: “Hou je piet bij je!” waarbij “piet” naar het mannelijk geslachtsdeel verwijst. Echt gebeurd en we lachen er nog altijd mee wanneer we elkaar ontmoeten en nog hoort hij het verschil niet.
Helemaal tureluurs werd hij toen we hem het onderscheid wilden duidelijk maken tussen ‘e pieteke’ (kort uitgesproken, een vogeltje) en ‘e pieëteke’ (langer uitgesproken, een pootje, een voetje, een handje) … en hij zag ze helemaal vliegen toen we hem uitlegden hoe wij (naar) een vogeltje roepen: ‘Pieët, piet, piet, piet … !’ De eerste ‘pieët’ wordt in dit geval ook langer aangehouden, heeft ook helemaal niet de betekenis van “poten”, maar bootst gewoon het geluid van … een vogel na.
Om gek van te worden, dat is duidelijk … en een dialectspreker is zich daar niet altijd van bewust. Oh ja, ‘fikken’ is nog een Peerder synoniem van “handen”, zo meldde onlangs een trouwe lezer!
Meer ‘poeët en pieët’:
https://nl.wikipedia.org/wiki/Stoottoon_en_sleeptoon https://www.dialectloket.be/beeld/filmpjes/limburgs/ (heel boeiend!)
Eerste publicatie in Blikveld nr. 42 van 21 oktober 2022.
Louis Dingenen