‘Stèkt die doeës mèr o.nnere lits van oeëre vielo, aners valde meschien!’ (Steek die doos maar onder de snelbinder van je fiets, anders val je misschien!)
Een ‘lits’ kan (o.m.) in het Peerder dialect verscheidene betekenissen hebben. Letterlijk kan een ‘lits’ een “snelbinder” zijn, een elastieken band (of meer banden) om iets bv. op het zitje van een fiets vast te maken. Meestal heeft zo’n ‘lits’ aan de uiteinden een metalen oog of haak waarmee je die’ lits’ ter hoogte van de achterste wielas kan vastmaken. Zo’n ‘lits’ noemen we in het dialect ook wel een ‘rèkker’ omdat je de elastieken band kan uitrekken om zo het vastgemaakte item goed tegen het fietszitje aan te drukken.
Een ‘lits’ kan ook een lus of lusje zijn dat zich aan de binnenkant van bv. een jas bevindt, ter hoogte van de kraag, en waarmee je je jas aan een kapstok kan ophangen. Meestal gebruiken we dan ‘litske’ in ons dialect: ‘Hangt oeëre jas es tegoei op … dè litske zit deu nie veer nèks in, hè!’ (Hang je jas eens goed op … dat lusje zit daar niet zomaar in, hè!) In het AN noemen we zo’n ‘litske’ een “(ophang)lusje”.
Een ‘litske’ kan ook gebruikt worden als synoniem van een “elastsiekje”, dat handige rubberen ringetje dat wij in het dialect ook kennen als ‘elastiekske’, ‘lestiekse’ of ‘rèkkerke’. Er zijn allerlei soorten ‘litskes’ en ook in alle kleuren en maten. Recent zijn de elastieken “weerstandsbanden” in het fitnessgebeuren erg in trek geraakt … gigantische ‘litskes’ of ‘lestiekskes’ om bv. rond de bovenbenen te sluiten.
Een ‘lits’ kan in het Peerder dialect ook een ‘flits’ zijn, een “katapult”. Zo’n katapult of ‘flits’ heeft een Y-vormige houdgreep, de gaffel of vork, en daaraan zijn twee elastieken banden verbonden, twee ‘litsen’, in het midden met een (meestal) lederen lapje verbonden om de weg te schieten voorwerpen in vast te houden bij het opspannen van de ‘(f)lits’. Een synoniem in ons dialect is ‘katteprul’ of ‘kattepril’!
Een nylon kous kan in het dialect ook een ‘lits’ of ‘rits’ hebben, een “ladder” die tot stand komt wanneer de kous achter een (al dan niet scherp) voorwerp blijft hangen en uit vorm geraakt.
‘As ge nau nie stopt, scho.p ich o.ch o.nner oeër lits, mènneke!’ In deze dreigende zin wordt met ‘lits’ zeker niet verwezen nar een snelbinder, maar wel naar een ‘rèkker’, maar dan in een heel andere betekenis dan hierboven. ‘Lits’ en ‘rèkker’ zijn dialectische verwijzingen naar het mannelijke geslachtsdeel, maar zeker niet algemeen verspreid en gekend. ‘Stop met dèèn ho.nd te pleuge, sevves hèèt er o.ch met oeër lits!’ (Stop met die hond te plagen, dadelijk heeft hij je te pakken!)
‘Lits’ kan in het Peerder ook een scheldwoord zijn om iemand aan te duiden. Het is niet altijd duidelijk hoe je zo’n ‘lits’ dan omschrijft, maar kenmerken zijn zeker dat zo’n ‘lits’ volgens de spreker nogal onnozel, flauw, onbeduidend is en er eigenlijk ook maar slap en slungelachtig uitziet. Misschien is er wel een verband met de ‘lits’ van de vorige alinea, wie weet.
Meer ‘lits’?
https://etymologiebank.nl/trefwoord/lus
https://nl.wikipedia.org/wiki/Snelbinder_(fiets)
https://nl.wikipedia.org/wiki/Elastiekje
Eerste publicatie in Blikveld nr. 25 van 23 juni 2023.
Louis Dingenen