Hak

‘Lèt op met die vrouw, ze ziet er misschien wel wa simpel aut, mè ze is nie hak!’ (Let op met die vrouw, ze ziet er misschien wel wat simpel uit, maar ze is niet dom!)

‘Hak’ kan verscheidene betekenissen hebben in (o.m.) het Peerder dialect. Het kan de eerste persoon enkelvoud ‘ik hak’ zijn van het werkwoord “hakken” (kappen). Het kan ook een zelfstandig naamwoord zijn, een ‘hak’, een (tuin)gereedschap om de grond mee los te kappen, te ‘hakken’. Het is geen ‘scho.ffel’ (schoffel) waarmee je onkruid kan wieden door net onder de grond de wortel van het onkruid door te steken en waarmee je de (tuin)aarde ook los kunt maken. Een ‘scho.ffel’ duw je voor je uit! Met een ‘hak’ maak je de aarde los door het maanvormige stuk metaal (aan een steel bevestigd) in de grond te slaan (te hakken) en dan naar je toe te trekken. In het AN zegt men ook wel “houweel” en “(land)hak”, al betekent bij ons “houweel” iets anders, nl. een ‘pik’ of ‘piek’, een boogvormig (zwaar) metalen werktuig aan een (kortere en dikkere) steel om de grond met zware slagen los te kappen. Aan de ene kant van de metalen boog heb je een puntig uiteinde, aan de andere kant een plat uiteinde.

Een ‘hak’ kan ook het achterste deel van je schoeisel zijn, het deel onder de hiel … die zelf overigens soms ook ‘hak’ genoemd wordt in ons dialect. Je hebt schoenen met ‘hoeëg hakke’ (hoge hakken) en je hebt er met ‘platte hakke’ en de kenners zullen nog wel meer soorten ‘hakke’ kunnen opnoemen. ‘As ge ‘oeër hakke inne gro.nd zèt’ (als je je hakken in het zand zet), dan stel je je op als een geduchte stegenstander, letterlijk en figuurlijk. Denk hierbij even aan het volksvermaak of de volkssport “touwtrekken” waarbij je je ‘hakken inne gro.nd’ zet en je zelf naar achter leunt zodat je meer gewicht (lees: kracht) kunt uitoefenen bij het trekken en zodat je tegenstander(s) je ook niet zo snel naar voren kunnen trekken.

In de voorbeeldzin hierboven gaat het over iemand die ‘nie hak’ is in de betekenis van “niet dom”. Hoe komt men daarbij? Het gereedschap ‘hak’ wordt snel bot omdat je er voortdurend mee in de grond kapt en hakt. Je hoort in het dialect wel eens zeggen ‘zoe bot as ‘n hak’ waarmee men aangeeft dat iets erg “bot, onscherp, stomp” is. Het woord ‘bot’ kennen we ook als “onbeleefd, onvriendelijk, lomp, plomp” en ook als” dom” zoals in ‘botterik’ (lomperik, stommerik, met het achtervoegsel /-erik/ gevormd). In de zin ‘ze is nie hak’ heeft ‘hak’ eigenlijk de betekenis van “niet bot, niet onscherp, niet lomp en niet plomp” en als we dat positief formuleren dan komen we uit bij: “ze is scherp, spits, slim, intelligent!”

Ooit meen ik ook gehoord te hebben dat iemand ‘nie hakketuf’ was … met dezelfde betekenis als ‘nie hak …’ of heb ik mij dat verbeeld. Als jij het kent, laat het ons dan zeker weten!

Meer ‘hak’:

https://nl.wikipedia.org/wiki/Hak
https://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/hak
https://www.woorden.org/spreekwoord.php?woord=de+hakken+in+het+zand+zetten
https://etymologiebank.nl/trefwoord/bot5

Eerste publicatie in Blikveld nr. 46 van 18 november 2022.

Louis Dingenen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *