‘Zoe’ne wèèrse mins, ge ko.nt er nie mee kalle en ge krijgt toch noeëts gelijk!’ (Zo’n koppig mens, je kan er niet mee praten en je krijgt toch nooit gelijk!)
Als je in het Peerder dialect iemand als ‘wèèrs’ of ‘dwèèrs’ betitelt, dan vind je hem “koppig, eigenwijs en tegendraads” en zie je hem als een ‘wèèrserik’, ‘wèèrskop’ of ‘dwèèrserik’, een ‘wringer’, een “koppigaard, een dwarskop of dwarsligger”. Het kan zijn dat hij alleen op dat ogenblik ‘wèèrs’ of ‘dwèèrs’ is of doet, maar het is ook mogelijk dat hij dikwijls of (bijna) altijd ‘(d)wèèrs’ is of doet. Hij is meestal knorrig en gaat dan … ‘tege ’t regeer in’ (tegen de regel/afspraak in), waarbij ‘het regeer’ staat voor wat “normaal” is of “de regel, de gewoonte, het gewone, het beleid, het gangbare, het gevraagde …”
In het AN verschillen “dwars” en “wars” duidelijk van betekenis, maar in ons dialect is dat onderscheid niet zo duidelijk. Dwars betekent bij Van Dale in eerste instantie “in een richting loodrecht op een andere” en daarnaast ook “onhandelbaar, weerbarstig” terwijl wars “afkerig van” betekent. In de zin ‘Ich wil nie wèèrs doen, mè ich lig altijd dwèèrs in m’n bed’, gebruik je eerst de figuurlijke betekenis van dwars (wèèrs) en daarna de letterlijke betekenis (dwèèrs) om te zeggen dat je “niet tegendraads wil doen, maar dat je altijd (niet in de lengte maar) in de breedte van je bed ligt”, dus dwars of haaks op de normale ligwijze. Je kan ook zeggen dat je ‘in ’t wèèrs’ ligt. Zo zie je dat wij de dialectvorm ‘wèèrs’ (van wars) gebruiken om de figuurlijke betekenis van ‘dwèèrs’ (dwars) weer te geven. Meer nog, wij gebruiken ‘wèèrs’ ook om de letterlijke betekenis van ‘dwèèrs’ aan te geven, zoals in ‘de heur van euze pa konde bekan nie schoeën snije, want die is altijd zoe wèèrs’ (de haren van mijn vader kun je bijna niet mooi knippen, want die zijn altijd zo weerbarstig). Bij mijn weten gebruiken we ‘wèèrs’ niet voor “afkerig van”, maar misschien heeft de lezer daar wél weet van … laat het ons dan ook weten, ok?
Als je ‘wèèrs’ bent, lig je dus (figuurlijk) dwars en ben je een “dwarsligger”. Je hoeft dan nooit zonder werk te zitten, want bij de spoorwegen hebben ze altijd (weliswaar letterlijke) dwarsliggers nodig om de treinrails op hun plaats te houden! Iemand die erg ‘wèèrs’ is, noemen we in Peer ook ‘ene wèèrse bo.k’, zoals een (geite)bok kan bokken, en in het Maaslands spreken ze dan van ‘zoe wèèrs as ‘ne reek’ (zo koppig als een … riek). Kennen wij dat ook?
‘As ge oeër goesting nie krijgt, moede nie stentig zijn, he … jo.nk!’ (Als je je zin niet krijgt, moet je niet koppig zijn, he … kind!) ‘Stentig’ is een synoniem van ‘wèèrs’ en de combinatie ‘stentigen ezel’ kennen wij om aan te duiden dat iemand dubbelop koppig is, zoals een steenezel, waarmee je aangeeft dat de ander niet alleen koppig is, maar ook dom! Waar ‘stentig’ precies vandaan komt, is niet duidelijk, maar het zou kunnen dat het woord “weerstaan / weerstand” erin doorschemert. En hoe harder je aan een ezel trekt, hoe harder hij de andere kant op, wil … niet? En dan hebben we het nog niet over hoe een paard kan ‘ezelen’ als het ‘de ko.nt tegen de krib’ gooit, maar dat is weer een ander verhaal! Oh ja, je mag die ezel en dat paard ook figuurlijk nemen … en dan komen we weer bij onze eerste voorbeeldzin aan … met ‘dèè wèèrse mins’!
Nog ‘wèèrs en stentig’:
https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/dwars
https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/wars
https://nl.wikipedia.org/wiki/Dwarsligger_(spoor)
Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 40 van 1 oktober 2021.
Louis Dingenen