‘As ge eever dees striep koomt, dan krijgde strieëp, ich zegge ‘d o.ch!’ (Als je over deze streep komt, dan krijg je slaag, ik zeg het je!)
In het Peerder dialect gebruiken we de stoot- en sleeptoon om een betekenisonderscheid te maken tussen woorden. Dat is precies wat gebeurt in de woorden ‘striep’ (streep) en ‘strieëp’ (slaag), waarbij in het tweede woord de /ie/ langer uitgesproken wordt en dat wordt hier aangegeven met de /ë/. ‘Striep’ in de betekenis van “streep” wordt sowieso al iets langer uitgesproken dan de /ie/ in bv. “ziek” omdat je een klinker voor een /r/ altijd rekt, maar de /ie/ in ‘strieëp’ is nog langer.
Je kan een ‘striep’ trekken op de grond en het meervoud is ‘striepe’ met een relatief korte /ie/. Je kan iets ‘doorstriepe’ en dan is het doorgestreept. Het verkleinwoord is ‘striepke’, zoals in een ‘striepke gro.nd’ waarmee (meestal) een langwerpig stukje grond bedoeld wordt.
Het werkwoord ‘strieëpen’ betekent iets helemaal anders, nl. “villen, ontdoen van de huid”. Het is geen mooi beeld, maar je kan een dier ‘strieëpe’ en dan heb je de huid van het lichaam verwijderd en kan je die (laten) looien. ‘Strieëpe’ kan ook “stropen” betekenen, het verboden jagen door bv. met strikken of stroppen illegaal dieren te vangen. Je kan ook nog je mouwen ‘opstrieëpe’ (opstropen) als je bv. wil gaan werken!
Als je ‘strieëp’ krijgt van iemand, dan ben je niet goed af, want dan krijg je een serieus pak rammel en niet gewoon ‘slèèg’ of slaag/slagen! ‘Strieëp’ doet meer pijn dan ‘slèèg’, zo heb ik van heel wat dialectsprekers gehoord. Je kan ‘mots, patat, troef of smeer’ krijgen, je kan ‘klop krijgen, tok, toek, toebak of kletse’ … niets voelt taalkundig zo pijnlijk aan als ‘strieëp’, zo blijkt. Als je ze ‘gemète krijgt’ of als je ‘aafgesmeerd’ of ‘aafgerost’ wordt, als je op of over je ‘zwaars krijgt’ of ‘pregel krijgt’ … niets is zo erg als ‘strieëp’ krijgen of … als je ‘aafgestrieëpt’ wordt!
Maar wat is die ‘strieëp’ dan precies? Je vindt er geen informatie over, niet in de dialectliteratuur, niet bij lijfstraffen, niet bij martelingen, niet bij vechten, niet bij (be)straffen … kortom, het wordt weer een beetje creatief taalgiswerk … akkoord? Daar gaan we …
Zou het kunnen dat ‘strieëp’ op de een of andere manier verwijst naar of verwant is met “striemen”? Je weet wel, de striemen die je oploopt als je gestraft wordt met een striemend marteltuig zoals een zweep (‘een zwieëp). Je zou kunnen argumenteren dat die “striemen” ook ‘striepe’ (strepen) zijn, “lijnen en groeven” van de inslag van de roede. Een bundel soepele takken of forse twijgen werd in de oudheid effectief als tuchtroede gebruikt en op het Britse eiland Man waren lichamelijke tuchtstraffen met stokslagen nog tot 1970 in gebruik. Vandaag bestaan lijfstraffen met o.m. meervoudige gesels nog in een aantal landen waar de Sharia van toepassing is … Een poging tot verklaring, dus … voor wat het waard is … en als jij een andere verklaring hebt voor ons dialectwoord ‘strieëp’, laat het ons dan zeker weten.
Nog ‘strieëp’:
https://www.mijnwoordenboek.nl/dialect-vertaler.php?woord=pak+slaag
http://www.vlaamswoordenboek.be/definities/toon/3165;
https://nl.wikipedia.org/wiki/Tuchtroede
https://nl.wikipedia.org/wiki/Lijfstraf
Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 23 van 4 juni 2021.
Louis Dingenen