‘Eindelijk haa ich ‘m te strikke … en ich hem ‘m vies tisse gad, dèè lieleke vaulerik … met z’n vies menieëre!’ (Eindelijk had ik hem te pakken en ik had hem goed onder handen genomen, die lelijke viespeuk … met zijn vieze manieren!)
‘Vies’ is in het Peerder dialect inhoudelijk familie van ‘lielek’ (lelijk) dat in Blikveld 51 van 2022 behandeld is. Dikwijls kunnen beide woorden en begrippen zelfs voor elkaar gebruikt worden en soms betekenen ze helemaal iets anders. ‘Vies’ heeft als basisbetekenissen in het Peerder o.m. “niet mooi, niet lekker, lelijk, smerig, vuil, slecht …”, net zoals in het AN en het heeft meestal een negatieve bijbetekenis: ‘vies volk, ene vieze mins met vies menieëre, kiekt dè vies kieken es vies kieke …’ (zonderling volk, een weerzinwekkend mens met onzedige manieren, kijk dat lelijke kuiken eens boos kijken …)
‘Hèè is lielek gevalle mette vielo’ (zwaar gevallen met de fiest) lazen we in het stukje over ‘lielek’ en je kan ook ‘vies valle met oeëre vielo’, met dezelfde betekenis van “erg, zwaar, hard” vallen. Anderzijds … ‘as ge vies gevalle zijt’ kan dat niet alleen letterlijk geïnterpreteerd worden, maar ook figuurlijk. Het betekent dan dat je bv. weinig dingen lust, dat je veel en snel opmerkingen maakt over ‘vanalles en nog wa’, kortom, dat je erg, ja zelfs overdreven “kieskeurig” bent. Het tegenovergestelde bestaat ook: ‘iemet dèè nie vies gevallen is’, die kijkt niet zo nauw en is niet kieskeurig.
Als je in het Peerder ‘vies zijt van iets’ dan heb je het absoluut ‘nie gèèr’(niet graag). Als je daarentegen ‘nie vies zijt van iets’, dan ‘hadde ‘t wel hieël gèèr’ (heb je het wel heel graag), wat het ook mag zijn en soms zijn dat zelfs louche zaakjes ‘boe ‘r nie vies van is’ (waarvoor hij niet terugdeinst). Anderzijds … als je iets heel graag lust, maar ‘ge èt er o.ch vies in’ dan eet je er zo veel van, dat je er een afkeer van krijgt en dat je het ook in de toekomst niet meer wil eten.
Iemand die in ‘vies pepieëre zit’ heeft echt wel zware problemen en iemand die er ‘vies aan tau is’ heeft veel kans dat hij het er letterlijk niet meer levend vanaf brengt of dat zijn bedrijf bv. failliet gaat. Ook in deze betekenissen zijn ‘vies’ en ‘lielek’ uitwisselbaar. En wat te denken van ‘een vies lo.cht’? Denk je dan eerder aan een betrokken, donkere hemel of denk je eerder aan een ‘viezen o.jem’, een slechte adem of misschien aan de geur van de riolering, ‘pitgeer’ (putgeur) in ’t Peerder? Zou het kunnen dat we in Peer eerder spreken over ‘do.nker lo.cht’ en ‘ne vaulen o.jem’? En welke van deze varianten verkies je in het Peerder: ‘Een vies wo.n die er lielek autziet’ of ‘Een lieleke wo.n die er vies autziet’ (een zware wonde die er gruwelijk uitziet)?
Tot slot nog een uitstapje naar het Antwerps dialect. Als een Antwerpenaar zegt dat hij ‘vies eet’, dan bedoelt hij niet dat hij “lelijk of vies eet”, maar dat hij “vis eet”. En als hij het heeft over ‘vieze vies’, dan is dat waarschijnlijk “vis die niet (meer) deugt”. Wist je overigens dat het Antwerps de taal was die in het paradijs door Adam en Eva gesproken werd? Dat beweerde althans Becanus, een humanist en arts uit de 16de eeuw. Ze zeggen dat hij ‘er vies langs zaat’ … dat hij het helemaal verkeerd had.
Meer ‘vies’?https://etymologiebank.nl/trefwoord/vieshttps://www.vlaamswoordenboek.be/definities/term/vies
https://nl.wikipedia.org/wiki/Johannes_Goropius_Becanus
https://www.heemkundigekringhilvarenbeek.nl/over/ioannes-goropius-becanus/
Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 12 van 22 maart 2024.
Louis Dingenen