‘Dèè jo.ng boe gèè zoeveel bij zijt, boe is dèè opgetrokke, widde gèè dè?’ (Die jongen bij wie jij zoveel bent, waar is die grootgebracht, weet jij dat?)
“Optrekken” kan veel betekenen in het AN en sommige betekenissen komen ook in het dialect voor. Anderzijds komen niet alle betekenissen uit het (o.m.) Peerder dialect in het AN voor. ‘Optrèkke’ uit de voorbeeldzin kennen we wel (nog) in ons dialect, maar niet meer in het AN in de hier gebruikte betekenis van “grootbrengen, (doen) opgroeien, opvoeden”. In een zin als ‘Boe is dèè opgetrokke?’ zit een negatieve bijbetekenis, zeker als je het uitspreekt met de klemtoon op ‘dèè’, niet? Het aspect “opvoeding” wordt dan in vraag gesteld!
Je kan ‘jing optrèkke’ (kinderen grootbrengen), maar je kan ook dieren ‘optrèkke’ … al zal het aspect “opvoeden” er dan misschien niet op dezelfde manier onder verstaan worden. ‘Optrèkke’ is van Duitse herkomst: “erziehen” (spreekt uit /ertzieën/) betekent “optrekken, opvoeden, en “ziehen” betekent “trekken”.
Nog een betekenis van “optrekken” die het AN niet kent, vinden we in de land- en tuinbouw: ‘Ge moet dèè gro.nd achter ’t haus n’s wa optrèkke, want dèè is veel te hel gewore!’ (Je moet de grond achter het huis eens wat losmaken, want hij is te hard geworden!) ‘Optrèkke’ betekent hier “losmaken, luchtig maken, verluchten” en dat kan gebeuren met werktuigen zoals een ‘eeg’ (eg), een ‘ekspater’ (cultivator of woel-eg) of een diepwoeler met een of meer lange, zware ijzeren tanden waarmee je de bovenlaag diep kan breken of omwoelen.
Wanneer iemand gestorven is, kun je o.m. in het Peerder ook zeggen dat hij ‘opgetrokke’ is, al is het gebruik van het werkwoord in deze context erg beperkt omdat het meestal blijkt te gaan om sterven ten gevolge van een ziekte of iets dergelijks.
De hieronder volgen nog enkele betekenissen van “optrekken” die we zowel in het AN als in ons dialect kennen, een opsomming met een beperkt aantal voorbeelden. We kennen ‘optrèkke’ in de brede betekenis van omhoogtrekken: ‘’nen iemer optrèkke aut de pit (een emmer optrekken uit de waterput), zijn ‘scheurs/schaaërs optrèkke’ (er zich niets van aantrekken), ‘oeër naas veer iets optrèkke’ (iets te min vinden), de mist ‘dèè optrèkt’, een ‘groeët gebauw dè deu opgetrokke wèèrd’ (gebouwd wordt), de klok ‘optrèkke’ (de gewichten van een staande klok omhoogtrekken), ‘z’ne pree optrèkke’ (zijn loon krijgen), versnellen of accelereren zoals in ‘amai, dèèn o.to trok deu nogal op … z’n baaën fiepde! (amai, die auto trok nogal op … zijn banden gierden), een stoet die optrekt, soms gewoon ‘trèkt’ (= start, optrekt), ‘deu hèèt ‘r zich wel echt aan opgetrokke’ (daar heeft hij zich wel erg aan geïnspireerd), ‘ge trèkt te veel op met dèè kèrel’ (je bent te veel bij die kerel), een ‘medicament inne spèèt optrèkken’ (medicijn in een spuit optrekken) … en kennen wij ook de uitdrukking ‘z’ne pis/kak optrèkken’? Of is het ‘‘z’ne pis/kak intrèkken’ wanneer we bedoelen dat iemand terugkrabbelt?
Meer ‘optrèkke’:
https://www.tractors-and-machinery.nl/lijst/1/18/Diepwoeler; https://www.woorden.org/spreekwoord.php?woord=optrekke;
Groot Woordenboek van het dialect van Meeuwen, Jean Bosmans, 2019, Heemkring De Reengenoten Meeuwen-Gruitrode
Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 9 van 1 maart 2024.
Louis Dingenen