‘Hèè poek ‘ne klippel en hauwde oppe deer. Dè moek zoe e lewèèt dat de geboeëre kwame kieke!’ (Hij nam een stok en sloeg op de deur. Dat maakte zoveel lawaai dat de buren kwamen kijken!)
‘Echt gebeerd!’ (Echt gebeurd!) Op een verjaardagsfeest van een buurman maakten we kennis met de gasten naast ons aan tafel. “En ja, wij wonen ook in Peer!” zei ik. “Aha,” zei de man van het koppel, “dan zijn jullie ook van ‘moek en poek’! … Eh? Wat?
Het duurde even voor de spreekwoordelijke frank viel … “En hoe weet jij dat?” vroeg ik. “Mijn vrouw is ook van Peer,” was het antwoord … Aha … En ineens word je je bewust van een rare kronkel in je dialect waar je zelf natuurlijk niet meteen bij stilstaat.
De onvoltooid verleden tijd (ovt) van de werkwoorden “pakken” en “maken” is in het Peerder dialect ‘poek(en)’ en ‘moek(en)’ zoals in: ‘Ich poek m’ne vielo en ve moeken een toerke!’ (Ik nam/pakte mijn fiets en wij maakten een ritje!) We zetten de vormen even op een rijtje: ‘ich poek, gèè poekt, hèè poek, vèè poeke, gèè poekt, zij poeke’ …
Echt iets voor de wat oudere Perenaren, niet? De jongere Peerder generatie zal waarschijnlijk ‘pakde(n)’ of ‘pakte(n)’ en ‘maakde(n)’ of ‘maakte(n)’ gebruiken. In de tegenwoordige tijd (ott) vervoegen wij “pakken” en “maken” “normaal” … wat dat “normaal” ook mag betekenen, natuurlijk: ‘ich pak, gèè pakt, hèè pikt, vèè pakke, gèè pakt, zij pakke …’
De ervaren lezer heeft waarschijnlijk nog een betekenis van ‘poek’ in het achterhoofd, maar dan met de iets langere /oe/, nl. in het woord ‘poeëk’, een scheldwoord zoals in ‘o.ch, deu moede nie op lètte, op die, dè’s ’n echte poeëk!’ (Let maar niet op die, die doet altijd dwars!)
Een ‘poeëk’ of ‘poeëkijzer’ kennen wij ook, om de kachel op te ‘poeëke’, synoniem van ‘stoofijzer’, in het AN een “rakel” om het vuur in de ‘stoof op te ‘poeëke’, op te rakelen, niet? Niet iedereen blijkt ‘poeëk’ in de vorige en deze betekenis (nog) te kennen … of is het gebruik ervan erg beperkt (geweest).
Ken je nog werkwoorden zoals ‘poek’ en ‘moek’ in het Peerder dialect? Laat maar komen …
Nog ‘poek en moek’: https://etymologiebank.nl/trefwoord/pook1
Eerste publicatie in “Blikveld” nr. 2 van 12 januari 2024.
Louis Dingenen